Totaal aantal pageviews

zaterdag 18 april 2015

Stappen in Rabat: slappe hap

Onder een stralende hemel over een nogal drukke weg naar Rabat, de hoofdstad van het koninkrijk Marokko. Volgens mijn Rough Guide is Rabat vergeleken met Casablanca een nogal provinciaals aandoende plaats, waar ’s avonds na tien uur niks meer open is. We komen het niet te weten want rond een uur of 9 komen we al uitgeblust van het slenteren door de stad terug in het hotel. Dat hotel lijkt zo weggelopen uit een verhaal van Duizend en Een Nacht. Veel tierlantijnen, tapijten op de vloer en aan de wand. In de gang donkeren lambrizering en met koper beslagen deuren
Een vriendelijke parkeerwachter maak ik onmiddellijk tot mijn grote vriend door hem 20 dirham (2 euro) fooi te geven voor het sjouwen met de koffers. Hij brengt ons naar het dakterras waar we een fraai uitzicht hebben op de medina van Rabat, het hotel ligt precies binnen de muren van de binnenstad. De zee blijkt vlakbij en ligt achter de fraaie gebouwen van het voormalige Franse legioen, nu in beslag genomen door de Marokkanen, want hun vlag wappert er fier. We duiken de medina in waar de eethuisjes zich aaneenrijgen, allemaal eender, schots en scheef staande tuinstoelen onder vervuilde afdakjes. In het tentje waar we neerstrijken hebben ze van het uithangbord vrijwel niets. Alleen een broodje gehakt. Dan maar een colaatje erbij.’ Hebben we ook niet’, wordt door de jongelui vanachter de bar triomfantelijk gezegd, dan maar een jus d’orange. ‘Hebben we ook niet’. We houden het dan maar de op de broodjes die vervolgens verdomd goed smaken. Buiten de poort komen ineens in een laan die een geheel andere sfeer uitstraalt, nu staan er rijen zware palmen en aan weerszijden regeringsgebouwen. De avenue eindigt bij de grote moskee van Rabat waar we als niet moslim niet in mogen. En dan zien we aan de overkant een fraai gebouw met zowaar iets dat lijkt op moderne kunst. We staan voor het MMVI, het Museum Mohammed VI. Er is een aardige tentoonstelling over de verovering door de Almohadische koningen van grote delen van Marokko en Andalusië aan de overkant met als belangrijkste steden, Fez, Rabat én Sevilla. Pas tegen het eind van de 14.e eeuw worden ze Spanje weer uitgeknikkerd door de christenmilities van de Spaanse koning en hebben ze overal hun sporen nagelaten. Zo blijkt de grote toren van de kathedraal van Sevilla een copie van de vierkante minaretten die we overal hier zien. Plots blijkt het bijna sluitingstijd en worden we door een ongeduldige suppoost in 5 minuten door de bovenverdieping moderne kunst gejaagd. Onze eerste indruk is dat we niet zoveel missen als we er zo snel doorheen moeten. Buiten lopen we dezelfde weg terug, maar dan geheel in stijl langs de grote muur die daar door de Almohiden ergens in de 12e eeuw is neergezet, zeker een kilometer of 3 lang.
We eindigen onze wandeling aan zee, die hier met donderend geraas op de kunst van zwart vulkanisch gesteente uiteenspat. Door de erosie bestaan de rotsen uit talloze putten met scherpe randen, bepaald geen pretje om verover heen te lopen. Geen wonder dat deze hoek van Rabat maar dan ook geen enkele uitstraling heeft. Aan de ene kant  torent een kerkhof tegen de helling naar he stadscentrum op. Als ik daar een foto van maak begint er onmmiddellijk iemand met geschreeuw en armgebaren duidelijk te maken dat zoiets beslist niet de bedoeling is. Aan de andere kant ligt tussen de sombere huizen een ijzerberg met een schutting ervoor. De zee lijkt hier een plek waar je vooral met je rug naar toe moet gaan staan. En toch wemelt het op de zwarte vlakte van deknuffelende paartjes. In het enige restaurant dat open is zitten alleen maar mannen naar een voetbalwedstrijd te kijken (hetzelfde tafereel is overal elke avond opnieuw te zien) en de pizza’s zijn zouteloos en lauw. Een merkwaardige opvatting over gastvrijheid hebben de Marokkanen soms toch.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten