Totaal aantal pageviews

vrijdag 22 maart 2013

Met Wilfried naar New York in een vloek en een zucht

Vol verwachting toog ik donderdagavond 21 maart naar de avond met Wilfried de Jong en zijn begeleidingsband Ocobar over New York in het Oude Luxor. De zaal was zeer goed gevuld, de verwachtingen hoog gespannen; stevige Rotterdamse lol naar aanleiding van belevenissen in een écht grote stad. Wilfried is immers een begenadigd interviewer, schrijver en sportkenner. En muzikant bovendien. Wat teleurstellend dan om deze avond mee te maken; heel makkelijk gedrapeerd rondom drie verhalen die in New York spelen: zijn eerste ervaring als pakjesbesteller en een bezoek aan 42nd street met zijn peepshows en een fietstocht waarin hij een eend aanrijdt die als Peking Eend bij de chinees eindigt. Er was jazzmuziek beloofd maar Orinoco bracht alleen de bekende show- en popmuziek, al dan niet begeleid op bas door Wilfried. Waar bleef zijn klassieke bas? Af en toe  een onduidelijk foto op een ouderwetse lichtbak met naar aanleiding daarvan nog wat zouteloze anekdotes.  Na een dik uur zat het er al op. Veel nieuwe indrukken over New York had ik niet opgedaan. Laat Wilfried maar blijven interviewen en sportprogramma's presenteren. Maar niet proberen een avondvullende theatershow te brengen, dat zit er echt niet in.


woensdag 20 maart 2013

Karton en plakband winnen het wat mij betreft bij de Volkskrant Beeldende Kunstprijs

Wat een afwisselende exposities in het Stedelijk Museum Schiedam! Allereerst natuurlijk de nominaties voor de beeldende kunstprijs van de Volkskrant (zie: http://www.volkskrant.nl/vk/nl/5566/Volkskrant-Beeldende-Kunst-Prijs/index.dhtml). Stuk voor stuk alle vijf sterke kandidaten. Ik vond het moeilijk kiezen. De minutieuze, fraai gestyleerde vrouwenbeelden Femmy Otten trokken de aandacht, evenals natuurlijk de krakende en piepende bewegingskunst van Zoro Feigl; ik vond die laatste iets te weinig verrassend om wat mij betreft te winnen, al bleef ik maar kijken naar de manier waarop dat loslopende machientje dat groene lint op at en weer achter zich weg kronkelde. De winnaar wat mij betreft was toch Esther de Graaf die met de meest eenvoudige materialen (reepjes karton en plakband) de aanzet tot een eindeloos universum liet zien; want eenmaal op dat pad ingeslagen is the sky the limit. Ook haar kwetsbare ijzerdraadconstructies met daaraan grote platen zilverpapier vond ik fascinerend. Zo fragiel, zo niets bijna, en toch zo aanwezig.

De grote expositie met tekeningen van Aji V.N. vond ik zeer fraai. Hoe hij de essentie van een om slaande golven met tegenwind weet weer te geven vond ik weergaloos,evenals zijn beelden van naakt lopende aanhangers van een een of andere Indiase godsdienst. Boomstructuren, bloemen, anemonen, alles wordt onder zijn hand drie-dimensionaal. Een geheel nieuwe benadering van het idee van trompe-l'oeil.

Het Stedelijk in Schiedam heeft een grote collectie van de CoBrA beweging. Die wordt weer eens in volle glorie getoond. Appel, Corneille, Lucebert, Anton Rooskens, Theo Wolvecamp, ze hangen er allemaal. Onlangs is aan Schiedam het drie dimensionale werk "Moeder en Kind" van Karel Appel geschonken, een mooie aanleiding  om alles weer van stal te halen.

donderdag 14 maart 2013

Oedipus, twee stukken op een avond: Dchar en Wouterse redden het

Toneelschrijver Oscar van Woensel heeft voor deze versie van Sophokles' Oedipus twee toneelstukken aan elkaar geplakt. Hoewel, aaneengesmeed? Het eerste stuk speelt voor de pauze met Nasrdin Dchar in de hoofdrol, na de pauze volgt het tweede stuk met Jack Wouterse als de inmiddels oud en door eigen hand blind geworden Oedipus. Het enorme fysieke en psychologische verschil tussen de persoonlijkheden van Dchar en Wouterse wordt heel slim opgelost door in het tweede deel Dchar voortdurend vlak achter de gestalte van Wouterse schuil te laten gaan als een soort "tweede ik" van de hoofdpersoon.  Het  tweede bedrijf heeft een veel filosofischer inslag  dan het eerste: Oedipus denkt na over het leven en komt tot allerlei bevindingen die voor de hedendaagse mens onverminderd actueel zijn. Wie ben ik eigenlijk. Wat heeft een mens aan 60.000 gedachten per dag? Wat heeft een individu voor invloed op een wereld waarin de dingen nu eenmaal gaan zoals ze gaan, etc.
Al dat denkwerk krijgen we dus vooral in het tweede deel voorgeschoteld en doet na het uitbundige eerste deel, nogal een beroep op de concentratie van de toeschouwer. Wat niet helpt is dat de toeschouwer vanaf de bühne wordt uitgenodigd om me te doen aan een experiment: "sluit je ogen en bekijk je binnenste". ik doe mijn ogen pas weer open als het stuk al lang weer verder is.
Maar alle gekheid op een stokje; Liza van Zandwijk en haar ploeg zet een knappe versie van het bekende stuk neer. Nasrin Dchar speelt met overtuiging een aanvankelijk zelfingenomen, maar later steeds wanhopiger wordende Oedipus, als hij de vreselijke waarheid gewaar wordt; het orakel van Delphi had gelijk: hij heeft én zijn vader vermoord én is met zijn moeder getrouwd en heeft daar kinderen bij verwekt. Vooral de door Van  Zandwijk geïntroduceerde randfiguren maken het eerste deel licht, soms komisch, soms lekker vunzig (de paringsscene van de geheel naakte ouders van Oedipus speelt zich af achter een zedig omhoog gehouden oude regenjas door een van de bijspelers). Jack Wouterse brengt inhet tweede deel de diepe filosofieën van Sophokles als alledaagse, herkenbare beslommeringen en houdt de zaak daarmee toegankelijk en verteerbaar. Een aanrader.

woensdag 13 maart 2013

Tent plaatst de maatschappij wel erg centraal; Witte de With doet dat subtieler

Als er nog onduidelijkheid mocht bestaan over de dominante stroming in de hedendaagse beeldende kunst, dan is die twijfel na een bezoek aan de overzichtstentoonstelling "Asymmetrie" van het kunstenaarsduo Libia Castro en Olafur Olafsson definitief weg. Die kunst is maatschappelijk betrokken, sterker nog, die kunst kiest zeer nadrukkelijk partij en draagt daarbij concrete voorstellen aan. Maar of dat laatste hetgeen is waarop de wereld zit te wachten mag worden betwijfeld. Het duo draagt een voorstel voor een nieuwe grondwet van IJsland aan. Nu is daar momenteel heel wat discussie over de manier waarop burgers rechtstreekser invloed kunnen uitoefenen in het parlement anders dan via politieke partijen, dus helemaal ongepast is deze bijdrage in dat lanA niet. De partiële declaratie over de onrechten van de mensen (als tegenhanger van de universele verklaring van de rechten van de mens) is eerder te beschouwen  als een cynisch voorbeeld van maatschappelijke a-symmetrie. We kunnen wel net doen of we met zijn allen streven naar gelijkheid (=symmetrie) maar de werkelijkheid van alledag is anders. Daar worden dan vervolgens, meestal op film, allerlei voorbeelden van getoond (armoede in een stad in Italië, de bijdrage van Oekraïense vrouwen aan de maatschappelijke zorg in Italië, het lot van ontheemden, de lobbycircuits in Brussel). Het is allemaal erg voor de hand liggend en brengt mij niet op nieuwe ideeën of opvattingen.
Het gegoochel met de ondertitel van deze tentoonstelling: "The right to right", als groot neonplastiek opgehangen op allerlei plaatsen in de wereld en dus ook in deze zaal, vind ik wat ongelukkig. Natuurlijk gaat het over het recht op recht; maar een wat slordige lezer kan er ook een pleidooi voor een rechtse politiek in zien; en dat is toch wel het laatste wat Castro en Olafsson willen.
Al met al vind ik dat in deze tentoonstelling de politieke boodschap de kunstzinnige aanpak is gaan overheersen; ook al wordt de nieuwe grondwet van IJsland regel voor regel door een oratoriumkoor gezongen; wat ook al gebeurt bij het verhaal van de Oekraïense vrouwen. En het betoog over de lobbyisten wordt opgedreund op een reggae ritme.
Op de verdiepingen daarboven presenteert Witte de With de fotoverzameling van de Italiaanse kunstenaar Paoli Pivi met honderden afbeeldingen van door geboorte bepaalde heilige Tibetaanse mannen, de Tulkus. Er zijn er momenteel meer dan 2000, zo wordt medegedeeld. Daaronder treft men meerdere afbeeldingen van de 13e en 14e  dalai lama en van vele, vele andere gereïncarneerde heilige mannen. Naast de mogelijkheid van plotseling opkomende spiritualiteit te midden van zo veel heilige blikken die allemaal op de toeschouwer gericht zijn, kan deze presentatie ook uitgelegd worden als een manifestatie van de vitaliteit van het boedhisme en de Tibetaanse maatschappij, hoezeer China ook probeert die te doven. Dát is een politieke stellingname die ik indirecter, maar daarom ook indringender vind.

vrijdag 8 maart 2013

Een moment van intens geluk, alles klopt hier


Die zin, hier in de kop van deze laatste aflevering van onze Nieuw Zeelandreis, werd uitgesproken door H. na afloop van ons bezoek aan de Auckland Art Gallery. Verschillende malen heb ik gezegd dat het soms lijkt of sommige moderne ontwikkelingen aan de Kiwi’s voorbij zijn gegaan. Bijvoorbeeld op het gebied van architectuur en vormgeving. Je ziet bijna overal woningen die er in de jaren vijftig en zestig zijn neergezet en waar sindsdien niets meer aan veranderd is. Een uitbouw, een aanpassing of een moderne woning, je ziet het weinig.
Maar dan vandaag! De nieuwbouw van de Auckland Art Gallery is net een jaar oud. Op een prachtige manier heeft een architectencollectief uit Auckland het oorspronkelijke gebouw dat dateert uit de beginjaren van de vorige eeuw opgenomen in een modernisering zonder weerga. Heel elegant is, daarbij gebruik makend van de materialen en vormentaal van de Maori’s. De nieuwbouw bestaat uit een dak van houten panelen, dat steunt op houten pilareb met daarin het van de Maori’s bekende houtsnijwerk. Deze nieuwbouw vormt met veel glas en staal met het oude gebouw een heel mooi geheel. Bijgaand wat impressies. We zijn verrukt over zoveel schoonheid, zoals we dat bijvoorbeeld ook waren van het Museo de Cataluna in Madrid en het de dependance van het Centre Pompidou in Metz.
In het gebouw wordt een overzicht getoond van de hedendaagse kunst in Nieuw Zeeland vanaf de eerste wereldoorlog.  Die blijkt er dus wel degelijk geweest. Het land bestond niet alleen uit noeste werkers tenzij je kunstenaars ook ziet als noest werkers. Daarnaast is er een grote collectie Victoriaans schilderwerk uit de 19e eeuw, hyperrrealistisch beeldwerk dat vaak teruggrijpt op de mythologie en stukken van Shakespeare; waarbij nadrukkelijk wordt gewezen op het werk van de oorsprong Nederlandse kunstenaar “Sir”Laurens Alma Tadema.
Na twee en een half uur zijn we helemaal verzadigd van kunst (het klinkt allemaal een beetje opgeklopt, maar het is echt zo; H. en ik kunnen van zo’n museumbezoek in zo’n prachtig gebouw helemaal vervuld raken) en we gaan nog een uurtje van de warme zon genieten in het daarachter gelegen park.
We slenteren nog wat door de stad maar we weten dat het erop zit. Om half vier halen we onze rugzakken op en kunnen we meteen mee met de bus naar het vliegveld. Het zit er nu echt op. Helaas. We kunnen beginnen aan de lange, lange vliegtocht terug naar huis.

woensdag 6 maart 2013

We hadden het kampeerdersgeluk aan onze kont hangen

Als we vanmorgen vertrekken uit Queenstown is het bewolkt en als we in het vliegtuig zitten zien we regendruppels op de ruit. Net op tijd weg uit Q. We hebben nl. de hele vakantie geen enkele druppel regen op onze tent gehad. Dat heeft maar een haar gescheeld dus. De twee dagen dát het regende (Auckland en Dunedin) zaten we in een stenen huis; resp. backpackershotel in Auckland en motel in Dunedin. We hebben het kampeerdersgeluk aan onze kont hangen zogezegd.
Aan de vlucht van anderhalf uur van Queenstown naar Auckland is niet  veel aan omdat het overal bewolkt is. Alleen net niet boven het Abel Tasmanpark waar we gewandeld en gekayakt hebben. En verdomd, vanuit de lucht zien we duidelijk het eiland Adele en Fishermanseiland (nog geen 500 meter lang) waar we omheen gekayakt hebben. Hoe is het mogelijk; heel Nieuw Zeeland (lengte 2500 kilometer) ligt onder een wolkendeken en precies op dat ene plekje met vrij zicht weten we meteen waar het is.
In Auckland is het warmer dan waar we vandaan kwamen, ongeveer 25 graden. Aan de enorme palmen die fraaie houten villa's in de buitenwijken omzomen zien we dat Auckland toch echt een subtropisch klimaat heeft. Alleen dat typische grootsteedse centrum geeft het een meer een westers karakter. In de stad is zojuist een groot cultuurfestival van drie weken begonnen. Op het centrale plein vindt de openingshandeling plaats. Onder een enorme kunstwerk van duizenden vlagjes strijken we neer in de daar klaar staande strandstoelen en luisteren, een beetje tipsie van de namiddagborrel, naar een fraaie jazzzangeres. H. heeft het in haar stoel helemaal naar haar zin. Zie maar.

Dan gaan we eten in een tent met een concept zoals we dat nog nooit gezien hebben. Op een enorme, sfeervolle binnenplaats zitten veel mensen aan tafeltjes. Rondom zijn er talloze kleine restaurantjes. Voor elke gerecht kun je kiezen van welk restaurant je iets wil hebben. Wij eten "smokey chicken" van een Cajun restaurant, een crêpje met suiker en cocos van een Frans restaurant en een capuccino van een Italiaans restaurant. Je betaalt van te voren en daarna komen obers je eten brengen. In ons geval dus van drie verschillende restaurants. Maar we hadden ook Latijns Amerikaans, Japans, Spaans of Indiaas kunnen eten. Het is er allemaal.

En dan is de fut er uit. Het is nog maar negen uur, we lopen naar even naar een gigantisch bioscoop maar daar draait geen film die ons boeit. We gaan terug naar ons backpackershotel om de hoek en ik tik  dit verhaal. Morgen gaan we naar de Art Gallery, eindelijk nog wat aan moderne kunst doen. Daarna zit het er op.

En tot slot nog deze foto van H., gewoon omdat ze er zo mooi op staat. Dat kan natuurlijk alleen een rasfotograaf zo! (gister geschoten, juist na onze aankomst in opnieuw Queenstown)

dinsdag 5 maart 2013

Nu weten we zeker waar "Nieuw Zeeland" vandaan komt

De regen van gisteren is weer verdwenen, al heeft het vannacht nog goed huisgehouden zie ik aan de natte auto voor de deur van ons motel. Precies op het juiste moment hebben we dus het goede besluit genomen de tent te verruilen voor een motelkamer. Maar na anderhalve dag Dunedin gaan we weer op pad, nu via Palmerston en Alexander terug naar Queenstown. Niet nadat we eerst een bezoek hebben gebracht aan het Otego Museum, onderdeel van de universiteit van Dunedin. Omdat het museum op de meest centrale plek van het uitgebreide universiteitscomplex ligt krijgen we een goed beeld van de drukte op het terrein, naarmate het middaguur nadert zien we steeds meer studenten het grote park voor het Museum kruisen.
Het Museum zelf is een echt volkenkundig museum en geeft een goed beeld van de cultuur van de Maori's en dat van de culturen rond Nieuw Zeeland. We hebben het dan over de vele eilandjes die de Pacific rijk is, die op hun beurt weer worden samengebracht in de gebieden Melanesië en Micronesië, grofweg de eilanden in het zuidwesten en het noordoosten van de Pacific. Als hij nog geleefd had zou Boudewijn Büch redelijk reddeloos zijn geworden bij de wetenschap dat de Pacific bij elkaar 25.000 eilanden en eilandjes telt. Het museum doet me sterk denken aan het Wereldmuseum in Rotterdam, dat ook een uitgebreide collectie uit Oceanië heeft. Eigenlijk lijken alle antropologische musea op elkaar: peniskokerverzamelingen (al heb ik die nu juist gemist hier, overigens ook in Rotterdam heb ik ze niet gezien)
Helemaal aan het eind van het bezoek van een uur of twee kom ik iets tegen dat me eindelijk uit de vraag helpt die me al de hele reis bezig houdt: hoe komt Nieuw Zeeland toch aan haar naam. Abel Tasman sprak van "Staatenland", wie bedacht dan Nieuw Zeeland; toch niet Captain Cook, die zou altijd een Engelse naam bedacht hebben. Het antwoord vind ik op deze kaart in het museum die naar aanleiding van Abel's reis door hemzelf is gemaakt. Wie op de kaart hiernaast inzoemt ziet dat Tasman spreekt van "Staatenland OF Nieuw Zeeland". Het is dus wel degelijk Tasman zelf geweest die de naam bedacht heeft en daarbij dacht aan "ons" Zeeland. Cook heeft - om het een beetje Engelser te laten lijken van Zeeland Zealand gemaakt. Sealand kon echt niet, want dat is bijna  hetzelfde als het Deense Sjealand en die verwarring moest worden voorkomen. Stel je voor dat de Noormannen alsnog richting Nieuw Sealand koers hadden gezet!

We gaan op weg terug naar Queenstown maar nemen ter hoogte van Palmerston nog even uitgebreid afscheid van de Pacific. Die zien we, althans op dit deel van de wereld waarschijnlijk nooit meer terug.
De tocht door het midden van het Zuider Eiland doet me sterk denken aan mijn eerdere reis met Jur door de VS langs de route 66. Vooral het gedeelte na Texas in Utah en Nevada. Net zo weids, net zo kaal, al groeit hier overal nog wel een grassoort. We draaien "I wish you were here" van Pink Floyd; heel goed passend bij de uitgestrektheid en verlatenheid van het gebied.

Plotseling slaat de wilde paniek  toe als H. vraagt hoe het met de benzine zit. Helemaal niet aan gedacht, het wijzertje zit in het rode gedeelte!! Schietgebedjes biddend halen we nog net een stadje waar zo waar een tankstation is.Pfff. Langs deze weg, waar één auto per kwartier langs komt moet je niet met een lege tank komen te staan.

Terug in Queenstown vinden we in de late avondzon weer eens een prachtig gelegen camping, tegen de "Remarkabels"aan; zie maar.

We nemen nog even een duik en komen later die avond een echtpaar uit Australië tegen dat werkelijk overal heeft gewoond en gereisd. Moeiteloos somt de 70-jarige ex stadsplanner alle namen van steden in Nederland op die hij ooit bezocht heeft waaronder ook Middelburg en Veere. Hij woonde in Hongkong, op Cyprus en in Sydney en heeft net zo'n voorkeur voor cijfers en statistieken als ik. We kletsen honderduit.

maandag 4 maart 2013

De albatrossen laten ons barsten


Meteen even een fout van gisteren rechtzetten. Het station van Dunedin is inderdaad een schitterend gebouw maar volgens mij niet in Victoriaanse stijl zoals de reisgidsen zeggen maar in de “Beefeater” Tudorstijl. Oordeel zelf. De Lonely Planet spreekt overigens weer van Edwardian style. Wie spreekt hierover het ware woord?

Dunedin is een merkwaardige en interessante stad. Gebouwd rondom de baai die Otago Harbour heet. Ik las in Keith Richard’s  autobiografie “Life” dat hij D. verreweg de saaiste stad ter wereld vond, maar dat is niet terecht. Het heeft de oudste universiteit van NZ en is Schotser dan Schotland. Ik dacht zelfs een man in een kilt te zien lopen. Er is een werkelijk prachtig museum “Toitu Otego” ofwel het Settlers Museum, net zoals het Te Papa museum in Wellington gratis! Iedereen moet kennis kunnen nemen van de struggle for life die de aartsvaders van dit gebied hebben doorgemaakt. Maar ook hier veel ruimte voor de Maori en – opvallend – een aantal stambomen van de eerste families waarin gemengde huwelijken voorkwamen. Wel altijd een blanke man met een Maori vrouw. Omgekeerd kwam blijkbaar (toen) niet voor of was toch onaanvaardbaar.  Een prachtig onderdeel vond ik de portrettenkamer waarin allerlei settlers zijn afgebeeld. Op grote digitale schermen kun je vervolgens aan de hand van elk portret wat te weten komen over zijn of haar levensgeschiedenis. De meesten kwamen rond 1840 met het schip de Philip Laing hier naar toe om in deze uithoek van de wereld, waarschijnlijk verteerd door heimwee naar de Schotse hooglanden, een nieuw Edinburgh te bouwen. De goldrush van na 1860 maakte D. zo welvarend dat het korte tijd de belangrijkste handelsstad van NZ werd. De vele voor die tijd imposante gebouwen die nu nog resten getuigen ervan.
Wat ons wel opvalt (overigens lang niet alleen hier, maar hier sterker) is dat de vormgeving en inrichting van winkels volstrekt is blijven steken in de jaren zestig. Hierbij een voorbeeld van een kledingzaak waar mijn moeder de breiwol haalde voor mijn eerste schooltrui (blauw met gele streep over de borst).

 Je krijgt hier inderdaad de indruk dat de Kiwi na hun forse bijdragen aan de twee grote wereldoorlogen het hele wereldgebeuren een beetje aan zich voorbij hebben laten gaan. Waar ze niet slechter van zijn geworden; ik had het eerder al over de ongelooflijke vriendelijkheid en voorkomendheid van iedereen (of begin ik inderdaad echt een ouwe lul te worden dat mij dit opvalt?)
We bezoeken twee neo-gotische kerken op een steenworp afstand van elkaar (er schijnen hier enkele twisten tussen de Presbyteriaanse en de Anglicaanse kerk te hebben gespeeld). De Presbyterianen zijn toen verkast naar wat toen een buitenwijk was. In de kerk in het centrum wordt op een hypermodern vormgegeven orgel net een concert  gegeven waarvan we net nog “Toccata from symphonie no. 5” van Charles-Marie Widor meekrijgen, aldus het programma. De dreunen waarmee dit stuk eindigt beschouw ik als de klinkende eindtonen van deze formidabele reis, ook al hebben we nog het een en ander te doen hier. Bijvoorbeeld een bezoek aan de chocoladefabriek van Cadbury, midden in de stad gelegen. Aan een herinrichting van stadscentra zijn ze in NZ nog nergens toe gekomen; waarom ook. Het is een prachtig bouwwerk waarin, zo lezen wij, inspraak van werknemers werd geregeld  in zogenaamde “meeting  committees”. Daarin overlegden werkers met de fabrieksleiding over verbeteringen in het productieproces. En dat in 1917, nog voor of misschien wel tijdens de Russische revolutie. Een bezoek kost echter 20 dollar per persoon. Dat vinden we nou toch weer een echte kapitalistenstreek en we laten de fabriek voor wat íe is, niet na enkele Cadbury repen te hebben gekocht, want de cacaolucht maar erg hongerig.
En dan moeten we nog naar het bouwwerk wat het Schotse karakter van deze stad helemaal bezegelt: Larnach Castle op het Otago Peninsula; het schiereiland dat vanuit D. de Pacific insteekt. Als we daarheen rijden is het weer inmiddels helemaal omgeslagen en krijgen we voor het eerst sinds die bewolkte dag in Auckland REGEN! De buitentemperatuur zakt volgens de thermometer in onze auto naar 9 graden; voor het eerst deze vakantie hebben we het steenkoud.

 Het kasteel is eigenlijk meer een groot uitgevallen landhuis dat minder Schots oogt dan ik had verwacht. Dat komt misschien ook door de weelderige tuinen die er rondom zijn aangelegd; een Schots kasteel moet op ruige, kale rotsen staan (denk ik, ik ben nooit in Schotland geweest).

 H. ontdekt de macro-knop op haar fototoestel en maakt onwaarschijnlijk mooie foto’s van allerlei planten en bloemen (helaas heb ik de software van haar kiekkast niet op mijn laptop en kan ik die kunstwerkjes hier niet tonen). Het wordt steeds miezeriger over de hoge rug van het penininsula met dramatische uitkijkjes over de schuimende Pacific. Op de radio hebben we een dramatische opera opstaan. Normaal zou die meteen af gaan maar bij dit schouwspel hoort die muziek. We zijn op weg naar de enige plek ter wereld waar albatrossen op het vaste land bivakkeren (kennis uit de reisgids, wij zijn geen albatroskenners). In de donker samenpakkende wolken en regenflarden ontwaren we de hoge heuvel aan het eind van de lange route over het peninsula waar de beesten met een spanwijdte van drie meter te zien zullen zijn met hun jongen. Het albatroscentrum is op dat tijdstip (7.00 pm) al gesloten. We kunnen in een stevige wind de tocht naar de krijtrots waar ze zitten wel wandelen, maar daar aangekomen blijken alle albatrossen besloten te hebben met dit winderige, regenachtige weer maar eens een stevige zeevlucht te gaan maken, er is geen albatros te zien. Meeuwen wel, maar die kennen we al van Zoutelande. We duiken weer  snel de veilige, warme auto in en rijden de tocht langs de rand van het schiereiland terug. H. krijgt het op haar foto-heupen en wil bij elk enigszins schilderachtig aandoend tafereel de auto uit. Zo gezegd, zo gedaan. Euforisch stort ze zich op een aantal vierkante visnetten met gekleurde boeien; van ouderdom uiteen vallend botenhuisjes en regenachtige vergezichten. Ik schiet er ook behoorlijk op los maar als we de foto’s met elkaar vergelijken zijn die van haar telkens kunstwerkjes en die van mij gewone vakantiekiekjes. Het kunstenaarschap verloochent zich niet. Ik draai alsmaar soepele bochten langs de Ontage Harbour. Mark Knopfler’s cd Privateering klinkt mooier dan ooit.

zondag 3 maart 2013

We geven ons over aan ecologisch zeer incorrect vermaak


Toen we boekten voor de boottocht in de Milford Sound konden we een dubbelboeking doen voor een jetboot. Dat leek H. wel een leuk idee, al had ze geen idee wat een jetboot eigenlijk was. Dat weten we nu. Een speedboot voor 20 personen die niet meer nodig heeft dan een waterdiepte van 5 centimeter en een snelheid kan maken (met een gierende motor) van 95 kilometer per uur. Met die boot worden regelmatig in gierende vaart bochten van 360 graden genomen waarbij het hele gezelschap een sluier water over zich krijgt, kortom, gelet op brandstofverbruik, herrie en gevaar voor mens en dier is dit volkomen onverantwoord. Maar het was “thrilling” , ongelooflijk. In razende vaart hebben we over de Wakarau rivier geraced met op de achtergrond de van de Lord of the Rings figurerende “Remarkables”; de bergrug die er uitziet als de rug van een draak. In die rivier liggen talloze zandbanken waar de boot doorheen en overheen racet alsof ze er niet liggen. Her en der wordt met een noodvaart langs scherpe rotsen gevaren, onder rijen over het water hangend bomen gedenderd, betonnen staanders van bruggen op een haar na gemist en wederom vele spinnings uitgevoerd. Alles werkte mee, de lucht was staalblauw met een wolkenpatroon van een wasbord. Alles schitterde en kleurde, rotsen waar vuurrood en knalgeel in de meest merkwaardig vormen; ergens kwamen we langs een rotspartij die nog het meest deed denken aan een Afrikaans zandkasteel. De natuur kent vele gedaanten. En daar door heen racete ons gezelschap, allen eender gekleed in lange zwarte capes en bloedrode reddingvesten. Allemaal heel erg fout maar ik had het voor geen goud willen missen! Bovendien hoort zo’n ervaring bij Queenstown waarbij iedereen of van een brug springt of uit een vliegtuig valt of steile wanden beklimt of in donderende watervallen raft of kayakt. Nu kunnen wij er ook van meespreken. Voeg daarbij dat we gisteravond tot in de late uurtjes hebben staan swingen op een fantastische band en vanmorgen wakker werden in een camping op de mooiste alpinewei die je je kunt voorstellen, en dan weten we dat Queenstown bij ons niet meer kapot kan. 

We vertellen dan maar even niet dat we vannacht op die leuke alpinewei  bijna lagen te bevriezen in onze voor deze hoogte toch echt te dunne slaapzakken. Gelukkig heeft H. voor ons beiden thermohemden aangeschaft, maar helaas alleen voor zichzelf een thermo-broek. Zelden ben ik zo dicht tegen haar aangekropen als vannacht. Tot zover de intieme details.
Reizen in een land waarvan je weet dat je het slechts eenmaal zult bezoeken maakt gulzig. Welke Nederlander bezoekt in een maand heel Frankrijk of heel Duitsland. Niemand toch. Maar als je keer in de VS of NZ bent probeer je zo veel mogelijk te zien. Dus besloten we ook nog de 250 kilometer naar Dunedin helemaal aan de andere kant van het Zuidereiland te aanvaarden (en dus dinsdag dezelfde kilometers terug naar Queenstown waar het vliegtuig op ons wacht). Ten eerste omdat dat volgens iedereen een heel bijzondere stad is (daarover morgen meer) maar op de tweede plaats omdat we eigenlijk van de Pacific kant van NZ maar heel weinig gezien hebben, eigenlijk alleen in het begin het schiereiland Coromandel voor de kust van Auckland. We hebben op het Zuider Eiland alleen maar aan de westkust gezeten.
Naar Dunedin rijden we door een landschap dat mij heel sterk aan Israel doet denken; meren tussen heel droge bergen waarop nog  geen struik groeit, het lijkt inderdaad alsof ik  vanaf een gebied ten zuiden van Betlehem weer de Negev woestijn in kijk.

 Maar eenmaal aan de oostkust gekomen verandert het landschap helemaal. De heuvels worden rond in plaats van grillig en zijn gezellig groen. Weer overal bomen, Kent bijna of misschien Schotland. Het zijn nl. Schotten geweest die Dunedin (afgeleid van Edinburgh) hebben gesticht, een van de oudste steden van NZ met in ieder geval de oudste universiteit en het grootste stationsgebouw, allebei in Victoriaanse schuimstaartstijl gebouwd. Omdat we geen camping kunnen vinden in het donker boeken we voor het eerst deze reis een motel. Een zacht bed, een tv en een eigen douche en gratis internet. Wat een luxe!

Queenstown valt honderd procent mee


Dit was zo’n dag waarop er urenlang over bijna lege wegen gereden wordt. Heerlijk, J.J. Cale of Gerry Rafferty in de cd schuif en dan maar meedraaien met de eindeloze bochten. Aan de horizon grillige bergpatronen en om de weg heen een sterk wisselend landschap. Dan weer oranje-gele velden zo ver het oog rijkt, dan weer steppe achtige heuvels met daarop als sproeten donkergroene bosjes. Soms weiden met merkwaardig veel koeien op een klein oppervlak, dan weer schapen in onwaarschijnlijk grote aantallen. Zo nu en dan een wei waarin herten staan, een Kiwi mag graag zo nu en dan een hertenbiefstuk op zijn bord aantreffen. Reizen, je krijgt er geen genoeg van, het is net als met bier drinken, na een paar glazen wil je er nog wel een paar; na elke rit wil je weer de volgende. Wat mij betreft gaan we zo nog heel lang door.
En dan zitten we op dit moment in Queenstown in een bar waar de band zo waar “After Midnight” inzet, een van onze tophits onderweg. Maar onze onbetwiste topper deze reis is de cd “Privateering” van Mark Knopfler. Wat zullen we die plaat thuis nog vaak draaien als op de laptop de honderden foto’s van deze vakantie voorbij schieten.
Maar kom op, we zijn nog lang niet moe en nog lang niet thuis. Vandaag dus de terugweg naar Queenstown. Alle reisgidsen spreken over een stad waar de “thrilling activities” centraal staan. Een stad voor jeugd die ’s avonds moet afreageren wat overdag aan adrenaline (ik spreek consequent altijd over aNdrenaline, H. corrigeert me onvermoeibaar) is opgedaan. We stellen ons er weinig bij voor en denken erover Q. snel weer achter ons te laten. Maar hoe anders pakt het uit. Q. ontpopt zich als een beregezellige, heel mooi gelegen stad aan het Lake Wakatipu. Langs de haven ligt een lint van leuke terrasjes, restaurants en cafés  waar wij ons uitstekend thuis voelen. Tegenover de stad ligt aan de andere kant van de baai een werkelijk schitterend park in “english style” aangelegd. Midden in het park enkele honderden jaren oude segovia’s; die moeten daar dus door de allereerste kolonisten, midden 19e eeuw, met vooruitziende blik zijn geplant. Daar moet je toch wel Engelsman voor zijn, om bij het stichten van een nederzetting in 1850 in een verder onontgonnen gebied als eerste te denken aan de aanleg van een tuin die er  in 2000 prachtig bij zal liggen. In het park liggen overal rotsblokken verspreid die bij nader onderzoek allemaal gewijd zijn aan een Engelsman of Kiwi die de afgelopen eeuw een grootste prestatie heeft geleverd en daarbij het leven heeft gelaten zoals Robin Scott die het leven liet op de Zuidpool en enkele bergbeklimmers. Aan de ingang het monument voor de vele Kiwi’s die het leven lieten helemaal aan de andere kant van de wereldbol in de twee wereldoorlogen. De trouw aan het Britse imperium vereiste zulks.
Heerlijk gegeten (daar hebben we het in dit verslag eigenlijk nooit over) bij een Thais restaurant. Bijna net zo goed als de onvergetelijke maaltijd in op die  warme dag in dat steakrestaurant in Rotorua een dag na de verjaardag van Hannelore.
Jasmijn heeft ons geattendeerd op een “hele mooi camping” vlak buiten Q. Nou, dat “vlak buiten” blijkt nog een half uur verder over een steile weg omhoog, overgaand in een gravelpad dat alsmaar omhoog leidt. Maar dan openbaart zich een prachtig alpine landschap met daarin een meer en een camping met plaats voor honderden tenten, maar wij zijn de enige, naast een enkele camper. Zo dicht bij de grote stad en toch zo ver weg in het weidse, oneindig schone Nieuw Zeelandse landschap. Het leven is groots en meeslepend hier.

zaterdag 2 maart 2013

Dat maken wij dan weer mee: droogte-record in het natste gebied ter wereld.


Gelukkig heeft Graham Lodge, het backpackershotel in Milford Sound alwaar we nog net een staanplaats voor ons tentje wisten te bemachtigen een geweldige kantine, zodat we ons ontbijt niet buiten hoeven te nuttigen. Dat zou met al die sandflies een ramp zijn geweest. Ze zijn hier werkelijk in enorme aantallen aanwezig. Hoewel we ons goed insmeren is het geen pretje die kleine beestjes (zie zien eruit als fruitvliegjes) voortdurend om je hoofd te zien zweven, in je haren en op je gezicht te voelen. Deet of welk ander insectenwerend middel helpt nauwelijks. Goofy werd door Walt Disney altijd getekend met een of twee vliegjes rond zijn hondenkop. Wij voelen dus ons een beetje Goofy, maar dat geldt hier voor iedereen, want iedereen die buiten loopt zie je zwaaiende bewegingen rond het hoofd maken.
We gaan de boot op; vanaf het moment dat we gaan varen en wind maken zijn de vliegjes weg. Prima. Niets kan ons nog weerhouden van de fraaie aanblik van de diepe zeetrog waar we in varen, de Milford Sound. 


De ontdekking van dit fjord wordt toegeschreven aan de almachtige captain Cook, maar hij voer met zijn Endeavour er aan voorbij omdat je vanaf zee, zoals we later deze ochtend zullen kunnen zien, dit fjord nauwelijks kunt waarnemen.  Steile granieten wanden die soms meer dan 200 meter hoog zijn maken van deze zeestraat die ergens niet breder is dan 500 meter een soort New York op het water. New York heeft zijn Wallstreet, maar deze straat heeft ook goud. We zien de gouddraden in het gesteente her en der duidelijk lopen. In het verleden zijn hier pogingen tot goldmining ondernomen, maar sinds deze zeearm werelderfgoed is geworden is dat verboden. Wij maken mee dat in het natste gebied ter wereld (er valt hier jaarlijks gemiddeld 7 meter regen) momenteel de droogste periode van de afgelopen 50 (!) jaar aan de gang is waardoor er bijna geen watervallen te zien zijn. Na een regenbui, zo leert de reisgids ons, hoor je overal het donderend geluid van omlaag plenzende watervallen. Nu zijn er op de hele route van een kilometer of 5 nog geen tien te bezichtigen. De grootste daarvan is echter nog steeds indrukwekkend , want voedt zich vooral met gletsjerwater.

 En sneeuw is er nog genoeg, zien we aan de besneeuwde toppen die soms boven de fjordwanden uitpriemen. Als genoegdoening voor het ontbreken van watervallen is moeder natuur bereid om ons enkele zeehonden en pinguïns in de aanbieding te doen. Zeker pinguïns blijken deze periode van het jaar hier “rare”. We moeten heel blij zijn, zo zegt de omroeper van dienst, dat we enkele pinguïns te zien krijgen. Waarna vijftig fotografen proberen één in het water rondspartelende pinguïn te fotograferen. “Rare wezens, mensen” moet deze pinguïn gedacht hebben.
We zijn het met Jasmijn, die dit het mooiste stukje Nieuw Zeeland noemde, eens. Dat is zo. Maar eigenlijk vonden we de weg ernaar toe nog mooier. Indrukwekkend al die bergen met besneeuwde toppen en dan die granieten muur waarin met mensenhand een minuscuul muizengaatje is geboord om er een autoweg doorheen te leiden.
We besluiten niet meteen terug te rijden naar Queenstown, maar halverwege af te slaan naar wat genoemd wordt het mooiste meer van NZ: het Lake Manapouri. We komen aan op de meest typische camping die we onderweg tot op heden zijn tegengekomen, helemaal volgebouwd met allemaal verschillende huisjes; de receptie ziet er uit als een Oostenrijkse bergwoning, inclusief begonia’s aan het houten balkon; verder is de camping bezaaid met oude morris mini-tjes

. De “gamehall” staat vol met ouwe trekkasten. Maar het leukst van alles is de stokoude beheerster die over elk onderwerp een uitgebreide mening heeft en ons trakteert op verhandelingen over de historie van de Kiwi’s, de duur van het koningschap van koningin Victoria, de abdicatie van de paus, het niet deugen van mannen omdat ze, als ze ermee getrouwd is allemaal voortijdig komen te overlijden, enz. enz. enz. Tot slot presenteert ze met trots haar zoon, die al die huisjes getimmerd heeft, inclusief het van uitbundig houtsnijwerk voorziene interieur van haar Oostenrijks stulpje. Er staat ook nog een door hem gebeeldhouwd Duitse Herder buiten, waaraan je kunt zien, zegt ze enigszins vilein, dat hij bepaald geen Michelangelo is. Ze doet hem tekort vinden wij.


We beklimmen nog een steile heuvel om de omgeving te bekijken en worden vanaf een afstand argwanend door een boer met een pick-up gadegeslagen, klaarblijkelijk omdat we over een van zijn hekken zijn geklommen om bij die heuvel te komen. 
En ik tik mijn verhaaltje, totdat ook deze dag er weer op zit. Voor het eerst pakt de bewolking in de verte zich donker samen. Zou het dan toch voor het eerst echt gaan regenen deze vakantie. Er moet heel  wat afgegoten worden om die 7 meter dit jaar nog te halen.