Totaal aantal pageviews

vrijdag 19 december 2014

van koud naar heet

Twee totaal verschillende muzikale ervaringen deze week. In de St. Laurenskerk presenteerde de Doelen het Silbersee ensemble met een theatrale opvoering van het stuk "zwavelstokmeisje passie"( Match Girl Passion", gecomponeerd door David Lang). Het betreft het beroemde sprookje van Hans Christian Andersen over het meisje dat, al zwavelstokjes afstekend, op Oudejaarsavond met een glimlach op het gelaat sterft als zij bij het afsteken van het laatste zwalvelstokje in verwarde toestand haar grootmoeder ziet. Het waarom van een theatrale opvoering ontging mij volledig. Van zangers kan niet vragen ook nog eens danser of acteur te zijn. Dat was goed merkbaar, houterig brachten de vier zangers volkomen overbodige figuren rondom het meisje in beeld. Het meisje zelf zingt in het verhaal niet eens en had dus net zo goed imaginair kunnen blijven. De volgens de inleider wereldberoemde compositie van David Lang kon me ook niet boeien; langdradige gezongen minimal musicfragmenten zonder enige spanningsboog. De hele sessie was voor een mij een 'much ado about nothing' maar kreeg in de Volskrant twee dagen later evenzogoed 4 sterren! Wat mij betreft golden die wel de twee pianostukken aan het slot, eveneens van David Lang, "Memory Pieces" en het inleidende 'catchy' stuk van Anthony Fiumara "In paradise" dat bij deze gelegenheid wél gezongen werd door het meisje en ondersteund werd door een modern electronisch muziekfragment met een dynamische ritme eronder..Volgende keer gewoon weer in de concertzaal en dan concertant.

Vanavond naar het concert met gitarist Reinier Baas die te gast was bij het Rotterdam Jazz Orchestra. Reinier Baas vult een leemte in het Hollandse jazzgitaarfirmament. Naast Jesse van Ruller en Anton Goudsmit is er nu eindelijk weer een gitarist met persoonlijkheid, die niet alleen soleert maar ook composities voor zijn rekening neemt. En vanavond dus ook nog eens alle arrangementen voor de acht blazers en ritmesectie. Geen geringe klus, erkent de op dit punt nog 'beginneling, Reinier in een interview op de site van Jazz International. Die arrangementen klonken af en toe vet gaaf. We hebben er dus een veelzijdige gitarist bij van wie we nog heel veel gaan horen. Kon ik me bij de zwavelstokjes nauwelijks warmen, bij het koper en hout met de snaren van Baas was het lekker dampend heet.

vrijdag 21 november 2014

bultenaren in haute couture

Sjarel Ex is een liefhebber van het mengen van disciplines zegt hij deze week (21 november) in de Volkskrant. Hij demonstreert dat door zijn museum wijd open te gooien voor een discipline die je niet onmiddellijk verwacht in een museum voor beeldende kunst: mode.De expositie: "The future of fashion is now" is een manier om mode als een vorm van beeldende kunst te zien met het lichaam als expositieplek. Dat lichaam hoeft daarbij niet de ideale vorm te hebben die paspoppen doorgaans bezitten; er is een speciale afdeling gewijd aan de (her)definiëring van de menselijke figuur; bultenaren in haute couture zogezegd. Soms is het beeld van de creatie extreem geschikt voor een museum, zoals de trui met de langste armen ter wereld; wat aanvankelijk een spel van scherende lijnen lijkt blijken bij nader inzien de mouwen die ontspringen aan het truitje in het midden van de voorstelling. Naar een film die handelt over 'de kleren van de keizer' blijf ik maar niet te lang staan kijken, bang als is ik ben aangezien te worden voor een man die alleen maar blijft kijken omdat er louter blote vrouwen op de catwalk voorbij komen (is natuurlijk wel zo). Dan maar weer neuzen in mijn meeneemboekje vol ondoorgrondelijke teksten. Bij de laserjurk treft een laserstraal mijn oog zodanig dat ik minutenlang met een vlek voor mijn ogen voortstrompel. Het leven van een museumbezoeker is niet makkelijk!
Ondanks alle vindingrijkheid, kleding gewoven uit wcpapier of ANWB landkaarten, in water oplossende kleding, sculpturen van oude, ongewassen kleding enz. enz. raak ik niet echt geïnteresseerd. De expositie blijft nergens haken. Sneller dan ik doorgaans doe, loop ik langs alle uitgestalde stukken. Ook een expositie met filmbeelden die een kunstenares 25 jaar lang schoot in enkele gebieden in Zuid Amerika, omringd door allerlei flauwekul in vitrinekasten kan me niet boeien. Nee, dit is niet echt mijn museumdag vandaag. Wel leuk dat ik ergens mijn opvolgster-bewoner van mijn voormalige pand in Middelburg zo maar tegen het lijf loop. Die Welt ist klein.

donderdag 20 november 2014

kuisheidsgordels met softe porno in goud

Een of andere verzamelaar (de naam wordt niet bekend gemaakt) heeft de gouden versiersels van Javaanse konings en prinsenparen bijeengebracht. Die staan nu uitgestald op een zeer bescheiden maar smaakvolle tentoonstelling in het zwaar bekritiseerde Wereldmuseum in Rotterdam. Die kritiek komt er op neer dat de directeur, Stanley Bremer, allerlei snode plannen heeft om een deel van de collectie te ontzamelen (verpatsen) teneinde daarmee de bedrijfsvoering beter op orde te brengen. Volgens mij valt het allemaal nogal mee. Het is inderdaad waar dat hij bepaalde onderdelen uit de collectie wil afstoten (het liefst naar andere musea) en met de opbrengst iets goeds wil doen. Maar een feit blijft dat het Wereldmuseum telkens prachtige tentoonstellingen maakt en een zeer fraai vaste collectie heeft. Op gezette tijden ga ik er eens langs en zie dat ook in de vaste opstelling regelmatig veranderingen worden aangebracht. Die vaste collectie is prachtig en moet gehandhaafd worden. Dat gebeurt ook want Bremer wil zich specialiseren op de gebieden waarvan hij al veel in huis heeft: spititualiteit uit Azië en Oceanië. Er lijkt mij niks op tegen als een museumdirecteur niet van alles binnen haalt of behoudt maar duidelijk grenzen aangeeft. Daarbinnen probeert hij de beste te zijn, daarbuiten doet hij verder geen moeite. Zeker nu de westerse wereld alweer decennia in ban is van oosterse mystiek en filosofie is het goed dat er in Nederland een museum is dat daarin probeert de beste te zijn. Naar eigen zeggen behoort het museum met haar Boeddhaverzameling tot de wereldtop.
Een van de resultaten van dat voornemen is dus nu de tentoonstelling met het goud  van de Javanen: Goud der Goden, met als hoogtepunt - althans wat mij betreft - de kuisheidsgordels van zuiver goud met daarop wulpse voorstellingen. Als dat geen tantaluskwelling geweest is: je pik of venusheuvel achter slot en grendel met een gouden plaat met soft porno erop! Veel meer dan die gouden sieraden is er eigenlijk niet te zien. Maar het geheel is met beelden die ontleend lijken aan de Borobudur (en tegenwoordig in elk willekeurig tuincentrum te koop zijn) aangekleed. Nu eens een tentoonstelling die in een uurtje te doen is, waardoor je ruim tijd over hebt om een deel van die inderdaad schitterende vaste collectie te zien. Helemaal niet verkeerd.

woensdag 5 november 2014

pretentieuze dwingelandij moet mij overtuigen van de grootsheid van de schepping

De kunstenaar Herman de Vries, die op dit moment (die van 20 september 2014 tot 18 januari 2015) in het mooie Stedelijk Museum Schiedam staat, roept bij mij zeer tegenstijdige gevoelens op. Zijn sjamaanachtige uiterlijk maakt in ieder geval nieuwsgierig. Door de verlaten winkelstraten van het doodse Schiedam (zelden zo'n verlopen, vol leegstaande panden ontsierd winkelcentrum gezien) ga ik naar het mooie gebouw van het Schiedamse 'Stedelijk'. De eerste kennismaking met het werk van de van oorsprong plantenkundige De Vries is hoopvol. Hij legt het zelf uit op een tv schermpje , Hij doet indrukken op in een bos op de Hoge Veluwe, waar aan de zuidwestkant door de permanente wind uit die hoek de boomstructuur veel lager en opener is dan elders. Daardoor geïnspireerd maakt hij een enorm gestyleerd vlak met daarop op elkaar geplaatste balkjes, Een helemaal in wit uitgevoerde 3d impressie van een bos met de daarin gevallen en op elkaar gestapelde boomstammen. Ook werk met rechte lijnen, waarop stippen die qua grootte zijn gebaseerd op toeval, geven een bijzonder beeld. Mijn interesse blijft gevangen bij een vlak waarop blokjes, ook weer toeval bepaald, in de lengte of de breedte zijn geplaatst. Al dit vroege, geheel witte werk van hem uit de jaren '60,  doet sterk denken aan Jan Schoonhoven. Daarna neemt De Vries afscheid van zijn gestyleerde witte werk en gaat hij datgene dat hij in de natuur aantreft steeds meer als vertrekpunt voor zijn werk nemen. Het zijn 'objects trouvées', gevonden voorwerpen, die, ingelijst en ingekaderd, tot kunst worden. heel extreem is dat met een door hem uitgegraven plag 'onkruid' van 50 bij 50 cm. die door hem helemaal ontleed wordt. Alle zich op die plag bevindende plantjes worden in een plastic hoesje gestoken en op een wand geplakt. Dan krijg je dus dit:
Op de voorgrond ligt een collage van willekeurige stenen die gevonden zijn op een stukje weg. Hier dooft mijn interesse. Dit vind ik te makkelijk worden. In een volgende ruimte liggen op een oppervlakte van 10 bij 5 meter allemaal rozenknoppen. Tegen een wand gespijkerde stammetjes van een rozenstruik. Elders ingelijste planten. De vellen met uitgestreken aarde uit allerlei windstreken die een bont palet aan aardkleuren opleveren vind ik dan wel weer aardig, maar de oeverloosheid van dit werk staat me tegen. Die uitgestreken grondkleurige vlakken en vlakjes tref ik overal op de expositie aan.
Onvermijdelijk krijg je een wand vol met lijstjes met allerlei gevonden zaken, vliegjes, slakkenhuisjes, zaadjes, pluisjes, blaadjes, blaadjes en nog eens blaadjes. Grote ramen, nog grotere ramen met plantjes, planten en hele grote planten. Met blaadjes, zoals ze op een gegeven moment van een boom vielen en ook nog een vloer vol sikkels, de instrumenten die nodig waren om al die gevonden planten en plantjes bij elkaar te krijgen. Er zijn volgens mij minder ingewikkelde manieren te vinden om de grootsheid van de schepping te duiden of te ervaren; een mooie wandeling in een herfstig park met het zonlicht door de bladeren attendeert mij minder cerebraal maar daardoor des te indringender van de grootsheid van de schepping. Dus zonder die gewilde boeddhisische transcedente saus er overheen die De Vries ertoe heeft aangezet om een paar duizend maal het woord ALL op een enorm vel papier te schrijven (of was het nou andersom en kreeg hij de geest door duizend maal ALL op te schrijven, ik denk het laatste).
Nee, geef mij dan toch dit maar dit: (eigen werk!, twee dagen eerder op zondagmiddag in het Park in Rotterdam); zonder museummuren er omheen, zonder suppoosten, zonder begeleidende boekwerken, zonder hocus pocus taal op de wand en zonder lijstje er om heen.

maandag 3 november 2014

Mystiek op de maandagavond

Terwijl Willem Alex en Maxi terug kwamen uit Seoul ben ik er naar toe gegaan, althans muzikaal gezien dan met mijn ogen dicht op de vierde rij van de grote zaal van de Doelen. Daar voltrok zich voor een redelijk gevulde zaal een merkwaardig mysterieus, mystiek spektakel. De Slagwerkgroep Den Haag bracht een compositie van de Koreaanse Seung-Ah Oh. Wat moet je bij zo'n avondvullende (dik anderhalf uur) durende 'show' voorstellen: allereerst wat gepluk en geratel op het Koreaanse instrument, de Komungo; een soort liggend snaarinstrument waaraan alleen a tonaal getokkel kan worden ontlokt. Daaromheen de leden van de Slagwerkgroep met veel gongen, cymbalen, xylofoons en marimba's en ja zelfs een accordeon. Aan de klankinstrumenten worden alleen noten ontlokt, waarbij de toonhoogte er niet of nauwelijks toe doet. Op de accordeon werd vaak toonloos geritseld op het toestenbord op gedempt geslagen op de trekzak; de accordeon als slaginstrument. En dan is er een zangeres, begeleid door twee dansers, gestoken in klassieke kimono, die meestal woordeloos hoge klanken voortbrengt, die aan het eind toch woorden vormen: veel vallen lotussen en twinkelend maanlicht in de vrieskou. Dat alles ontlokt, blijkens de beschrijving, aan een Koreaanse courtisane die al spoedig sterft en als geest weerkeert. Aan het eind vindt de geest woorden en krijgt aldus een nieuwe identiteit. Op de maandagavond alles bij elkaar geen makkelijke kost. Ben je bereid je over te geven, dan geraak je langzamerhand in een transcedent, meditatief gemoed. Aan het eind rammelen de leden van de slagwerkgroep er nog even zeer stevig ritmisch op los en kunnen we, opgeschoond en geestelijk gereinigd, weer huiswaarts, de natte Rotterdamse nacht in.

woensdag 29 oktober 2014

Ben ik nu vereeuwigd of niet?

Een heel bijzonder moment als je je eerste boek krijgt overhandigd. Je eeuwigheidswaarde lijkt ineens toegenomen. Een boek heeft immers het eeuwige leven! Althans in die gedachte wentel ik mij een paar dagen. Wat een onzin eigenlijk. Iedereen die een selfie maakt en die toegevoegd ziet aan dropbox weet dan vanaf dat moment of hij of zij eeuwig op het net zal voortbestaan. Niet voor niets is 'vereeuwigen' een ander woord voor fotograferen. Althans tot de server van dropbox het een keer begeeft. Hetzelfde geldt voor iemand die een berichtje achterlaat op facebook of twitter. Eeuwig aanwezig in cyberspace. Ooit zullen we met heimwee terugdenken aan de tijd dat je je kon beperken tot bibliotheken en archieven. Daarin zat ons hele verleden. Wie ook nog eens te rade moet op het net staat voor een onbegonnen klus. Google verzamelt echt niet alle tweets en facebookpagina’s.Hoewel, hoewel: een tweetje van de directeur van het Stadsarchief Rotterdam waarin ze melding maakt van het feit dat ze het eerste exemplaar van mijn boek: "Hannema's universum" in ontvangst zou nemen, bleef dagenlang bovenaan staan als ik de zoekopdracht: "Hannema's universum" intikte. Als dat echt zo is, dan is de stortvloed aan informatie die ons sinds pakweg 1990 dagelijks in toenemende mate overvalt, keurig gerubriceerd terug te vinden. Maar dat betekent dan ook dat vanaf nu vrijwel iedereen eeuwigheidswaarde heeft. Over honderd jaar zoeken onze achter- kleinkinderen met de dan beschikbare zoekmachines, hoe hun voorvaders en - moeders keuvelden, ratelden, kletsten op alle media. Wie neemt dan nog de moeite om in bibliotheken en archieven op zoek te gaan naar de ware feiten en meningen?

Hierbij wat impressies van de feestelijke gebeurtenis rond de uitreiking van het eerste exemplaar aan Jantje Steenhuis, directeur van het Stadsarchief Rotterdam.

Hierbij wat impressies van de feestelijke uitreiking van de uitreiking van het eerste exemplaar aan Jantje Steenhuis, directeur van het Stadsarchief Rotterdam.
 Willem Donker, de uitgever aan het woord
 zoon Jurriaan (derde van links op de voorste rij) luistert aandachtig naar zijn vader
 Hugo vraagt mij de hemd van het lijf en blijkt ook zonder het boek gezien te hebben van het onderwerp al alles te weten.
 Mijn goede vriend Ruud de Blij, mijn steun en toeverlaat tijdens het schrijven
 bla, bla, bla
 Jantje Steenhuis, directeur Stadsarchief Rotterdam, met het enige eerste exemplaar
 De schrijver schrijft
 De enige echte eindredacteur, Hanneke
Zelfs Bram Peper kwam langs.


donderdag 23 oktober 2014

Voor mij geen 3d gewoven dekbed

Zelden zo moe geweest als na 4 uur sjokken over de uitgestrekte gebieden van DDW (Dutch Design Week) in Eindhoven. Het is duidelijk niet mijn ding, al die verschillende vondsten, uitvindinkjes, hebbedingetjes, geintjes, ontwerpjes. Ik hoef geen lamp die aan en uit gaat als je er naar zwaait (of voortdurend van kleur verandert), rugzakken met een Volvo achterlicht, krukjes in de vorm van een zadel, a-symmetisch servies, wandelstokken die niet omvallen als je ze tegen een tafel zet, telefoontoestellen die je zelf in elkaar kunt knutselen, legostenen waarmee je je eigen buro, stoel, kast en bed kunt bouwen, plantjes die in gesloten flessen groeien, van kleur verschietende kleren of lekker slapen onder je eigen handgeweven 3d dekbed. Ik word eigenlijk alleen maar bevestigd in mijn idee dat de mensch nooit uitgeconsumeerd raakt. En toch weet deze uitstalkast van onbegrensde nieuwe ideeën die ongetwijfeld gebaseerd zijn op de filosofie dat de wereld er alleen maar beter van wordt telkens weer drommen mensen aan te trekken. Voor de expositie in de Witte Dame stond een rij die kon wedijveren met die van het op gezichtsafstand gelegen PSV stadion. Ik kon niet de moed opbrengen daarvoor een uur in de rij te gaan staan.
Wat me wel opviel is dat de wegbewijzering rommelig was. Net zoals de entourage rond de expositieruimten op de Strijp. Ik dacht eerder in een vrolijk Occupy-tentenkamp  terecht te zijn gekomen dan op een tentoonstelling over geavanceerd ontwerpen. Op zich geen onprettige sfeer, maar op geen enkele manier getuigend van nieuwe opvattingen over hoe bezoekers moeten worden opgevangen of bezig gehouden. De in grote getale aanwezige eettentjes vielen vooral op door de hoge prijzen. Iemand reikte me zuchtend een broodje zalm aan. 'Ik ben potverdomme patissier en ze vragen alleen maar om broodjes met beleg!'. Ik kon het ook niet helpen. Ik bestelde ter genoegdoening daarom ook nog maar een chocolate cookie en kreeg daarom op 7 euro 25 cent korting. Top toch? De aan en af rijdende Volvo's waren dan weer wel hip (hoewel zeer milieuvervuilend uiteraard), maar er waren er in verhouding tot de drommen wachtenden toch weer zo weinig dat ik gewoon maar gebruik maakte van het aloude stadsvervoer. En dat het Philipsstadion, dat bekend staat om zijn geavanceerd gebruik van beeld en geluid, op geen enkele manier meedoet, is een misser. Ook Philips zelf had maar een klein standje met medische apparatuur. Hadden die nou ook niet wat imponerender kunnen uitpakken? Dan deed sponsor Volvo het toch beter.

woensdag 15 oktober 2014

Rothko als de nieuwe religie

Boekenkasten zijn volgeschreven over Mark Rothko. Zijn (bijna)monochrome doeken roepen óf blinde woede op (net zoals het werk van Barnett Newman, in wiens "Who's afraid of red, yellow and blue" royaal het stanleymes ging) of even blinde aanbidding. In het Gemeentemuseum Den Haag zag ik een vrouw minutenlang devoot staren naar een enorm geheel zwart doek. Uit verwondering (niet bewondering) liep ik enkele keren rond ditzelfde doek heen en weer en bespeurde dat bij nadere beschouwing er een eveneens zwart geschilderde rand rond het doek viel te ontwaren. Maar verder was het zwart en nog eens zwart wat de toon zette. Ik werd er niet somber of vrolijk van. Het doek was net zo zwart als dat andere zwarte doek van Malevich. Elke kunstenaar heeft recht op zijn zwarte doek. Ze zijn in beide gevallen te beschouwen als de afronding van een bepaalde periode waarin de kunstenaar zich bevond. Malevich meende dat het einde van de kunst bereikt was. Rothko zweerde zijn felle kleuren af en ging somberen, een helrood doek leek een breuk met het verleden maar was, aldus ingewijden, een voorbode van de zelfmoord die kort daarna pleegde.
Mooi vond ik zijn eigen commentaar bij de bruine doeken die hij schilderde voor een sjiek restaurant in het Seagrambuilding in New York. "Ik hoop dat deze strontkleur ze de eetlust zal ontnemen", aldus lachebekje Rothko, die deze schilderingen uiteindelijk niet verkocht maar voor zichzelf hield. Hoe mooi sombere doeken toch kunnen zijn bleek uit de film die getoond werd van het strakke interieur van de voor hem door enkele filantropen gebouwde Rothko's Chapel in Houston, Texas, met zijn enorme antracietkleurige en paarse doeken. Eronder de prachtige muziek van Morton Feldman (ga naar Rothko's Chapel Feldman op Youtube)

Aan het iconische karakter van Rothko valt natuurlijk niet te tornen, net zo min als er getornd kan worden aan het werk van met hem vergelijkbare Amerikanen als Willem de Kooning en Jackson Pollock. Werk dat gemaakt  lijkt voor enorme 'white cubes'. Gewijde kunst. Kunst voor kerken. Gelet op de stilte en de eerbied die de vele bezoekers aannamen lijken musea zich te hebben ontwikkeld tot de nieuwe kerken van het zogenaamde geseculariseerde westen. Van de Heilige Geest begrepen we niks, maar we zonken in gebed neder. Datzelfde geldt voor de werken van Rothko.

maandag 6 oktober 2014

Déze Markthal zal het marktprincipe niet overleven


Het afgelopen weekend kon je in de Markthal over de hoofden lopen. De oververtegenwoordigde eettentjes konden het niet aangesleept krijgen. Het is een hooibrand, vrees ik. Als het nieuwtje er af is zullen juist al die vreetschuurtjes het heel moeilijk krijgen. Over een paar weken zullen de eersten gaan sluiten. En de kruidenman en visboer hadden zelfs op dit eerste drukke weekend al niks te doen. Wie gaat er nou met een meurende vis in zijn tas urenlang door zo’n markthal zwerven? Terwijl bovendien diezelfde vis buiten veel goedkoper te krijgen is. Een overdekte markthal met hoge vierkante meterprijzen naast een goedkope markt buiten kan niet. De markthal zal door het marktprincipe snel de das om gedaan worden. De vierkante meterprijs blijft onveranderd hoog door dat de appartementen niet verkocht worden. Conclusie: over een jaar is de exploitatiemaatschappij van de Markthal failliet, worden de resterende woningen verhuurd en is de Markthal leeg en verlaten. Wellicht komt dan iemand op het idee om de hal tegen concurrerende tarieven open te stellen voor de marktkooplieden buiten. Het zal met die gewone marktkramen minder luxueus ogen dan nu met al die opgepimpte beursstalletjes, maar wel realistischer, Rotterdamser en echter. Kortom een jaartje of twee wachten, en de Markthal wordt een echte, gewone markthal.

vrijdag 3 oktober 2014

In Zwolle trilt een jujube boven een prachtig museum

Het getuigt toch van lef, hoe de ondanks zijn Scandinavisch klinkende naam toch Nederlandse architect Gunnar Daan, het klassieke gebouw van De Fundatie heeft omgebouwd tot een modern museum.
De eerste ingeving op bouwtekeningen moet menigeen toch de gedachte hebben gegeven: dit kan helemaal niet! Maar dat ook Zwolse gemeentebestuurders door hem overtuigd zijn mag op zich al een kunstwerk genoemd worden. Ik aanschouw het reuze-ei op het dak, of is het een oogbol die geloken de stad in loenst?, met verbazing en verwondering. Na een eerste schok kan het eigenlijk best wel, nee eerder nog, het is gewoon geweldig. Het ei (of de oogbol, of de jujube enz. enz.) bestaat uit tegeltjes van diverse grootte die als kruimeltjes het ronde oppervlak bedekken. Een vlak beeld aan de onderkant verkruimelt in een grillig patroon aan de bovenkant. Als het al een oogbol is, dan toch een oogbol van een kameleon, met duizenden vlakjes. Alleen al als kijkervaring is de ingreep van Gunnar Daan top! Als je binnen bent valt de merkwaardige transformatie die het gebouw heeft ondergaan niet eens op. Als vanzelfsprekend boort het glazen lifthuis zich in de oogbol. Bovenin zijn er twee ovalen ruimtes bijgekomen die zich uitstekend lenen voor de presentatie van losstaande kunstwerken, beelden of installaties. Schilderijen aan de muur zullen er minder tot hun recht komen.
De beelden die er nu staan, van Lotta Blokker, vind ik te gladjes, te levensecht. Ik schaam me bijna voor het feit dat ik langer dan enkele seconden sta te loeren naar een naakte vrouw op de vloer. Te echt, te dichtbij. Al is het geërodeerde oppervlak van het brons waarin het beeld is gegoten wel weer fascinerend. De bustes van naamloze hoofden naast elkaar zijn mooi, meer vanwege het verschil in oppervlak van het brons dan vanwege de gedetailleerdheid, gewoon met een gipsdoek afgenomen en vervolgens in brons gegoten denk ik dan. Denk ik er te makkelijk over?
De tentoonstelling: Van Van Gogh tot Cremer over Nederlandse kunstenaars die domicilie kozen in Parijs, bijna een eeuw dé place to be, voordat New York het stokje in de jaren zestig overnam, is prachtig maar biedt behalve die plaats van samenkomst weinig houvast; de hele kunstwereld toog naar Parijs, dus komt in een nutshell de hele moderne kunstgeschiedenis voorbij. Wel prachtige werken, stuk voor stuk. Hoogtepunt vond ik de tentoonstelling met de door Rob Scholte aangelegde verzameling van politieke prenten van Jan Sluijters voor "De Nieuwe Amsterdammer" over de eerste wereldoorlog.

kunstenaars met moed en kunstenaars met een onderwerp omdat het moet

Het wordt een traditie dat Tent in de Witte de Withstraat een aantal Rotterdammerse kunstenaars presenteert die maatschappelijke ontwikkelingen en stellingname daarin nadrukkelijk in hun kunst verwerken.  In de tentoonstelling "The value of nothing" wordt deze keer gevraagd: hoe denkt de kunstenaar over de verschuivingen in het denken over de waarde en economie: my god, alleen al over zo'n zin moet ik al een kwartier nadenken om te snappen wat er staat. Maar goed, de kunstenaars die getoond worden hebben allemaal iets met de manier waarop de economie ons leven beïnvloedt. De onvermijdelijke Jonas Staal laat de invloed zien van opeenvolgende crises op de hoogte van gebouwen: hoe groter de hoogconjunctuur (en de daarop volgende onvermijdelijke val) hoe hoger de gebouwen. "Dus moeten we nu beginnen gebouwen omlaag te gaan bouwen". Een prikkelende gedachte maar op geen enkele manier nader uitgewerkt. Jeanne van Heeswijk, altijd begaan met de manier waarop de economie zich in achterstandswijken manifesteert, presenteert een gigantisch mobiel dat het fragiele evenwicht tussen verschillende economische krachten symboliseert. Mwwwah. Het kunstenaarsduo Gil & Moti onderzoekt hoe mensen samenleven en gaan vanuit die invalshoek meedoen met een schoonmaakster. Op de manier waarop een van de twee op een video met een pleeborstel de bril van een wc schoonmaakt wordt me meteen duidelijk dat Gil (of Moti) dat thuis nog nooit gedaan heeft. Melig is het project van het zaalvoetbalveld waarbij uit het publiek teams worden samengesteld op basis van irrelevante kenmerken zoals: bezitters van huisdieren tegen niet-bezitters van huisdieren. Dat deze indeling geen enkele voorspellende waarde heeft omtrent de uitslag moge duidelijk zijn en wordt aan de hand van al gespeelde wedstrijden inderdaad aangetoond. Terwijl ik er was voelde geen der aanwezigen zich geroepen een potje te voetballen; het lege voetbaldveld was misschien meer veelzeggend dan het beoogde project.

De tentoonstelling van Witte de With in hetzelfde gebouw, maar dan enkele verdiepingen hoger, over de Nederlandse kunstenaar Hans van Dijk, die met een modern soort zendingsdrang al vanaf de jaren 80 de Chinese kunstwereld mee heeft helpen versterken, is wel bijzonder. De Volkskrant gaf deze expositie van deze in Nederland volkomen onbekende kunstenaar 5 sterren!  Maar dat dit geen aanleiding vormt om met drommen tegelijk te komen kijken was ook duidelijk, gedurende een uur was ik de enige bezoeker, aan het eind verschenen vlak voor sluitingstijd toch nog twee heren. Je krijgt een overzicht van allerlei Chinese kunstenaars die zowel in de benauwde jaren voor en na het 'Tienanminplein' kunst beoefenden, al dan niet met de bedoeling de machthebbers voor het hoofd te stoten. De meeste indruk maakt op mij een over een wel tien meter opgestelde videoinstallatie waarin een sjiek burgerlijk interieur grondig wordt vernield, inclusief een gigantische aquarium. Als dit de gestage sloop van het regime verbeeldt kan het een gewaagd kunstwerk genoemd worden. Een kunstenaar die grote abstracte werken maakt in schrille kleuren lijkt juist weer heel veel afstand genomen te hebben van het gewoel om hem heen. Het beeld van kunstenaar die zichzelf hyperrealistisch  afbeeldt naast een huilende Hitler die amechtig het werk van Ghandi omklemt kan ook weer als een nogal openlijke manier van maatschappijkritiek gezien worden. In ieder geval hadden deze door Hans van Dijk ( "Dai Hanzhi") geholpen en voor het eerst in China in een digitale database geregistreerde kunstenaars heel wat meer moed nodig om tot maatschappelijke statements te komen dan de getoonde Rotterdamse kunstenaars in Tent.

woensdag 24 september 2014

Een koepeltentje in de jaren zestig als heel klein smetje

De film "Dorsvloer vol confetti" werd in mijn lijfblad de Volkskrant met maar 3 sterren beloond. Naast het feit dat de personen, volgens het boek woonachtig in Meliskerke op Walcheren, ABN spraken 'gebeurde er eigenlijk bijna niets'.
Dat ABN merk je na enkele minuten al niet meer en is functioneel omdat men de film ook buiten Zeeland moet kunnen verstaan.
Maar vooral het feit dat er eigenlijk niks gebeurt is nou juist het sterke van de film.  De zon komt op en gaat onder en daartussen speelt het leven zich volgens voorspelbare patronen af. Het leven in een gezin 'van het kerkje' blijkt weinig inspirerend maar is nou ook weer niet echt verschrikkelijk. Terwijl in de meeste films personages en omstandigheden extra vet worden aangezet om de identificatie met de held of het slachtoffer te bevorderen wordt in deze film deze wetmatigheid heerlijk met voeten getreden. Maar juist daardoor is het lot van moeder de vrouw, die van haar man 'beter doperwten kan poten dan bloemperken onderhouden' extra schrijnend. In een prachtige eindscene rijdt het jonge meisje eindelijk in de bus naar de middelbare school in Goes haar vrijheid en tegemoet en valt spontaan de confetti naar beneden, zo ook buiten de bus, over het Zeeuwse landschap, de schapen, de dijken. Beter had de bevrijding uit de beklemmende sfeer niet verbeeld kunnen worden. Een ongewoon sterke Nederlandse film met werkelijk een glansrol voor de jonge Hendrikje Niewerf. Een jonge speelster kan alleen maar zo goed acteren als er een goede regisseur achter zit. Alle hulde aan Tallulah Schwab die de Nederlanse film hiermee weer een trapje hoger heeft getild.
De film kent enkel slordigheidjes. Tijdens deze op zich prachtige scene kijkt het gezelschap naar een aantal toeristen die naast de boerderij zijn neergestreken met ........ een koepeltentje ( in de jaren zestig???)

De kwadratuur van de cirkel bestaat echt!

'Het Nieuwe Instituut', de ietwat gewilde naam waaronder het voormalige Architectuurinstituut NAi samen met de Premselastichting voor design en e-culture zijn samengegaan, begint langzamerhand nu toch echt de weg naar het publiek terug te vinden. Na enkele warrige en onduidelijke tentoonstellingen staat er nu een prachtige expositie over het Structuralisme, de naam die gehecht is aan de architectuurstroming die het na-oorlogse aanzien van Nederland voor een belangrijk deel bepaald heeft. Het grootste deel van de expositie is helemaal gewijd aan Herman Herzberger, een van de leidende figuren van het Structuralisme. Zijn opvatting dat de binnenkant van een gebouw belangrijker is dan de buitenkant en dat de overgang tussen een gebouw en zijn omgeving vloeiend moet zijn, heeft geleid tot lelijke, rommelige gebouwen zoals bijvoorbeeld het muziekcentrum Vredenburg in Utrecht of het mierennestachtige ministerie van Sociale Zaken in Den Haag, dan wel het massale Chassé-theater in Breda, terwijl ook de bloemkoolwijken waarmee vrijwel alle gemeentes in Nederland zitten opgezadeld rechtstreeks uit het deze opvattingen voortkomen. Tegelijkertijd valt niet te ontkennen dat die bloemkoolwijken de eerste wijken waren waar kinderen zonder gevaar op straat konden spelen, terwijl de gebouwen van Herzberger van binnen zo goed functioneren dat ze, met handhaving van de binnenkant, opnieuw gebouwd worden (denk wederom aan Vredenburg in Utrecht) of alleen al vanwege de binnenkant toch veelgeprezen zijn (Chassé-theater).
Wat in de expositie helder wordt is dat Herzberger, maar bijvoorbeeld ook de grondlegger van de stroming, Aldo van Eyck en de spektakelarchitect Piet Blom (o.a. bekend van de blokwoningen in Rotterdam) zich baseren op het principe dat in elke cultuur oude vormen telkens terugkeren.  Bij Herzberger vertaalt zich dat in het ineenvlechten van de meest basale vormen als de cirkel en het vierkant in repeterende grondpatronen. Je zou bijna zeggen dat Herzberger aantoont dat de kwadratuur van de cirkel inderdaad bestaat!
De opzet van de tentoonstelling is merkwaardigerwijs een beetje on Herzbergeriaans : in parallel lopende straten worden in langwerpige stellingen achtereenvolgens de ontwerpen, de werktekeningen, de inspiratiebronnen en de toepassingsmogelijkheden voor leken gedemonstreerd. In tegenstelling tot de bloemkoolwijken of de gebouwen  van Herzberger is de opzet van de tentoonstelling daarmee glashelder. Ik vind het daarmee een extreem publieksvriendelijke tentoonstelling. Zowel de vakman als de leek vindt er alles zeer overzichtelijk gerangschikt en toegelicht. Al zou ik de volgorde van de straten anders hebben gedaan. Het lijkt voor de hand liggend om te beginnen met de uit alle tijden en culturen afkomstige inspiratiebronnen. Die staan echter pas in de derde straat! Om de tentoonstelling heen wordt aandacht besteed aan de grondlegger van de stroming, Aldo van Eyck, en aan Piet Blom, waardoor Herzberger niet als een solitair optredende architect maar een duidelijke exponent van een stroming wordt neergezet. Als het de bedoeling was om te demonstreren dat een opzet contrair aan Herzberger's ideeën tot een heldere expositie leidt is dat wel een erg sarcastisch commentaar op de getoonde stroming. Hoe dan ook, de expositie maakt de beweegredenen en de resultaten van het Structuralisme als een toonaangevende stroming in de Nederlandse architectuur helder, en maakt daarom een gang naar Het Nieuwe Instituut de moeite waard.

donderdag 18 september 2014

Hoe een man met de rug naar het publiek iconisch werd

Een tochtje naar BredaPhoto bood tevens de gelegenheid om het nieuwe station van Koen van Velsen te bekijken. Het is nog niet helemaal af, maar het front wel. Ik sta versteld van het enorme bouwvolume al je er voor staat. Het hele complex beslaat zeker een meter of 400! Aan de oostkant is er meteen maar een wooncomplex tegenaan gegooid en elders is er veel kantoorruimte. Een prachtige oplossing voor het fietskroos dat elk station ontsiert is de aankomst op min1 waardoor de fietsen aan het zicht onttrokken zijn. Bovendien kunnen de fietsers zo meteen naar de trein in plaats van de omweg die ze bijvoorbeeld in Rotterdam moeten maken. Fietsers  zijn hier terecht gepromoveerd tot de meest vooraanstaande groep gebruikers van het openbaar vervoer. Maar ook de buspassagiers komen op gelijk nivo onmiddellijk naast de treinen aan, ook nog niet eerder zo gezien. Onder de grond is het een wirwar van gangen en wegen waarvan de logica mij nog ontgaat; het overdadig gebruik van marmer(of een steensoort die daar veel op lijkt) vind ik een beetje overdadig voor een station. maar het mooiste is natuurlijk het metselwerk, het hele gebouw is opgetrokken uit baksteen met allerlei kubistische patronen; werkelijk prachtig. De raampartijen voegen zich daar naadloos in. Echt een geslaagd station al vraag ik me af hoe de Bredenaars die natuurlijk gewoon te voet vanuit het centrum blijven komen aankijken tegen een complex waarbij ze altijd via de kont van het station naar binnen moeten.
BredaPhoto is alleen al vanwege de situering op het prachtige Chassé terrein een plezier om rond te lopen. Breda was garnizoenstad en de leegkomende kazernes boden een prachtige gelegenheid om de die enorme terreinen opnieuw in te vullen. Een geslaagder voorbeeld dan het Chasséterrein is nauwelijks denkbaar. Door reeds bestaande boompartijen te sparen is met gedurfde blokkenarchitectuur een invulling ontstaan die aan de stad ontzettende veel openbare ruimte van de hoogste kwaliteit heeft toegevoegd. BredaPhoto maakt daar elk jaar op een heel goed doordachte wijze gebruik van. Je loopt uren buiten door een prachtige wijk en kunt alles op je gemak gratis en voor niks bekijken. Dat is nog eens kunst naar het volk brengen!   De kwaliteit is sterk wisselend. het feit dat foto's spectaculair groot op gespannen doeken worden geprojecteerd wil nog niet zeggen dat die foto's zelf geslaagd zijn. De serie's met circusartiesten en dieren vond ik weinig zeggend. De serie geschoten op het vliegveld van Zaventem zelfs cliché en al honderden malen eerder vertoond. Maar daar stonden schitterende andere series tegenover over bijvoorbeeld de lege staten in Midden Amerika; van berijders van oude bakken in de States, geschoten vanaf een camera op de bijrijdersstoel van de fotograaf.
Zeer geslaagd vond ik de serie foto's die gemaakt waren op het exacte geografische midden van alle Europese landen. Er is niets wat die centra met elkaar verbindt, kortom een heerlijk excuus voor een alle kanten uitwaaierende serie. De serie met Engelse pieren mocht er ook zijn, al was alleen maar vanwege haar sterk registrerende karakter, precies de manier waarop ik vakantiekiekjes maak. Maar het mooiste zat aan het eind van mijn bezoek, de foto's van Japanse uitgaanstypetjes, die allemaal weggelopen lijken uit een Mangastrip. Zo scherp, zo kleurrijk, zo prachtig geschoten (in Lokaal 01). Tot de slot de serie met afbeeldingen die allemaal afgeleid zijn van het iconische schilderij van Caspar David Friedrich. De man die met zijn rug naar de toeschouwer, leunend op een been, naar een wijds panorama voor hem kijkt en daarmee helemaal aansluit bij het romantische "Songs form the heart" thema van de tentoonstelling.

Dat beeld van Friedrich zit in ons collectieve geheugen en vrijwel wekelijks worden we, zonder dat we het bewust zijn, met een daarop geïnspireerde afbeelding geconfronteerd; met name de filmindustrie maakt er, zo laat de expositie in het Museum of The Image (MOTI, het voormalige De Beyerd) ons treffend zien, er heel vaak gebruik van, net zoals de gamingindustrie.

dinsdag 16 september 2014

Dumas raakt met enkele streken en vlekken telkens de kern

De tentoonstelling van Marlene Dumas in het Stedelijk heeft de afgelopen week in de Volkskrant de pennen losgemaakt. Zelden zijn er zo veel voors en tegens omtrent een expositie beeldende kunst ten beste gegeven. Onder aanvoering van correspondent Sander van Walsum betrokken vooral tegenstanders van 'onbegrijpelijke' en 'slecht uitgevoerde kunst' ten strijde. Een reden te meer om zelf te gaan kijken. Achteraf ben ik over de kritiek van alle kanten zeer verbaasd. Want het vakmanschap druipt van de geëxposeerde doeken af, vind ik. Waar Sander van Walsum beweert dat Dumas eigenlijk niet eens kan tekenen zie ik een kunstenaar aan het werk die met enkele vegen en ogenschijnlijk plompverloren aangebrachte waterige inktvlekken heel treffende portretten en beelden neer zet. Vergelijkbaar met hoe Picasso in zijn tekeningen met enkele lijnen figuren en karakters feilloos wist neer  te zetten. Uit de ogenschijnlijke nonchalance duikt een enorm vermogen op om de toeschouwer te boeien. Zelden heb ik meegemaakt dat beelden uit een tentoonstelling ver na het bezoek in mijn geest bleven rondspoken. Spoken is het juiste woord hier, want Dumas is geen lachebekje. Haar beelden zijn, zoals een metgezel tijdens het bezoek het verwoordde: "onrustbarend". Vaak denk je naar een gelaat van een overledene te kijken, zelden zijn portretten bleker getekend dan door Dumas. De reeks portretten die Jezus verbeelden tonen verwrongen, pijnlijk vertrokken, geschrokken en uitdrukkingsloze gelaten. Jezus is in zijn korte leven veel leed berokkend, dat zie je er aan af. Een van de weinige afbeeldingen met kleur betreft een wulpse hurkende vrouw in tegen een oranje rode gloed op de achtergrond; het blijkt een beeld dat Dumas n.a.v. de Wallen heeft gemaakt. Dumas kan dus wel kleuren zien en gebruiken maar laat dat vrijwel altijd na. En als er een kleur opdruikt ben je gewaarschuwd: rood = bloed. Nee, vrolijk kom je niet uit deze tentoonstelling, ook de vele pornografische beelden leiden niet tot een optimistisch mensbeeld; of het zouden de verleidelijk bukkende vrouwen moeten zijn, opgebouwd uit niet meer dan een fletse vlek en enkele scherp, maar wel zeer treffend getrokken lijnen. Maar onmiddellijk daarnaast hangt het gezicht van Marylin Monroe, na haar zelfmoord, ontdaan van al haar verleidelijkheid.
Dumas vertoont in haar werk misschien weinig ontwikkeling door de jaren heen, maar is telkens wel zeer gevarieerd in techniek en nuance. Ik vond het zeer de moeite waard, al werd ik er niet vrolijk van. Maar wie zegt dat dát de bedoeling van beeldende kunst zou moeten zijn?

vrijdag 5 september 2014

We komen met hetzelfde gewicht terug (of meer!)

Dag 18: Braga – Guimaraes – Aeroport Porto
Vandaag meldt zich toch weer de zon, zodat we ook deze vakantie weer afsluiten zonder één druppel regen op de tent. Dat was al zo in Canada en Nieuw Zeeland, in Schotland had ik één nachtje regen (en een met opkomend tij!), dus op droge vakanties hebben wij zo’n beetje patent om de een of andere reden.
Guimaraes heet de bakermat van het koningshuis van Portugal te zijn. In een onherbergzame burcht, die nu nog steeds aan de rand van de stad op de zogenaamde ‘heilige heuvel’ staat hadden Phillip van Bourgondie en zijn gemalin Theresa hun liefdesnestje waaruit Alphonso I uit voortkwam. Dat was de eerste koning van Portugal. Van het kasteel is nu alleen nog maar een ruïne over, dus dat liefdesnestje moet je er zelf bij bedenken. Daarnaast staat een robuust,vierkant fort zonder ook maar enige franje, dat het Paleis van de Hertogen blijkt te zijn, het eerste echte paleis in Portugal. Heel raar zijn de hele hoge schoorstenen, die overal rondom de binnenplaats staan; het geeft het paleis een ronduit industrieel uiterlijk. Binnen volgestouwd met prachtige meubels, maar alles blijkt rond 1940 te zijn gerestaureerd en de meubels komen van elders. Dus het is eigenlijk allemaal wel nep,al is het dan wel mooie nep, al die op ware grootte nagemaakte wandtapijten van Vlaamse meesters en prachtige Ming vazen enz. enz. Dat het middenplein is ontruimd voor een discoavond van een congres van jongeren doet een beetje aan als ontheiliging, maar dat is de mening van een ouwe zak, zullen die jongeren denken.
Guimaraes zelf is anders dan alle voorgaande steden. Bijgaand een impressie van de azuleja gevels die je overal aantreft met fraaie balkons.


Je ziet die elders ook, maar nergens zo mooi als hier. Ongetwijfeld speelt daarin mee dat G. enkele jaren geleden Europese Culturele Hoofdstad was, dus alles zal een beurt hebben gekregen. H. bezoekt een tentoonstelling van textiele kunst uit Japan en is daar helemaal verrukt van. Ik doe de zoveelste kathedraal en vind er deze keer niks aan, ik begin het verzadigingspunt op het gebied van religieuze bouwkunst te bereiken of ben er wellicht al overheen.
De avond brengen we, heel slim, door in een onpersoonlijk hotel pal tegenover de luchthaven. Dat bespaart ons een hoop gestress morgenochtend, als we al tegen achten moeten inchecken. Bovendien kunnen we zo ook de huurauto zo makkelijk kwijt, die we, op een verdronken electronische sleutelbos na, ongeschonden inleveren. En bovendien is het ook weer eens heerlijk om na 2,5 week op de harde vloer weer eens in een zacht bed te liggen met een prima fles wijn er naast.

We kijken andermaal op een heerlijke vakantie terug in een sympathiek land. De wegen waar perfect maar leeg, de wegbewijzering was behelpen. De campings waren vaak wat spartaans, die in Marinho do Porto was beneden alle peil. Tomar heeft echt onze harten gestolen, een onbekende plaats zo maar in in het midden van Portugal had een heel prettige sfeer. Porto is sfeervoller dan Lissabon, al vonden we de avondwandeling in Lissabon mét een fantastisch optreden van een lokale band helemaal top. Portugal is katholiek, daarover bestaat geen enkele twijfel, al zijn de kerken er tijdens een mis net zo leeg als hier. Maar wat hebben we een brandende kaarsen, knielende mensen, jong en oud, voor een tsunami aan mariabeelden gezien; sommigen verplaatsten zich kruipend of liggend, zichzelf voorttrekkend op de ellebogen. De bakkeljauw was lekker, maar Nederlandse kabeljauw vind ik toch een slagje lekkerder. Dat wij in de Nederlandse schappen nooit Portugese wijn aantreffen is merkwaardig, die is net zo lekker als die uit alle andere landen. Maar absoluut kampioen zijn de Portugezen in het maken van kleine taartjes en alle soorten gebakjes, we hebben er tientallen van verslonden en ze waren allemaal even vers, knapperig en lekker. We komen dus weer met hetzelfde als toen we vertrokken terug!

Jezus aan het kruis: een dagje uit voor het hele gezin

Dag 17: Braga
Braga is een erg katholieke stad! Deze mededeling van de Nederlandse reisleider die we gisteravond tegen kwamen klonk als een waarschuwing. En hij had gelijk. Braga oogt als een klein Vaticaan, nergens ter wereld staan op enkele vierkante kilometers zo veel grote katholieke kerken bij elkaar. Om elke straathoek duikt weer een kloeke barokke toren met klokken erin op. De stijl is altijd barok, alleen de kathedraal stamt uit de 12e eeuw. Van binnen oogt deze kerk verrassend kaal, als de gigantisch barokke orgelpartij, bestaande uit niet één maar twee enorme pijpenverzamelingen met talloze gouden tierlantijnen er omheen, niet wordt meegerekend. Dictator Salazar had niet zoveel met dat barokke verleden en beval dat, op het orgel en enkele altaren in de zijnissen na, alles van de barokke overdaad gestript zou worden. Aldus geschiedde, over blijft een lege, wat tijdloze kerk met alleen aan de uiteinden die overdaad.
Als we buitenkomen begint het klokkenspel op een oorverdovende manier kenbaar te maken dat de kerk dan wel gestript mag zijn maar de klepels het nog heel goed doen. My god, wat een herrie. Zelfs het snerpende geluid van een anerexoïde vioolspeelster op een nabij gelegen pleintje wordt er volledig door overstemt. En toch weet Braga al snel onze harten te veroveren, al was het maar vanwege de bibliotheek alwaar we even gaan internetten om onze terugvlucht af te handelen. We komen terecht in een leeszaaltje dat zo weggewandeld lijkt uit de 18e eeuw. Alleen de elektrieke leeslampjes stammen ergens uit de jaren vijftig. Een tearoom bij een centraal plein lijkt zo uit de jaren dertig te zijn geplukt en de panden langs de centrale winkelstraat zijn prachtige voorbeelden van art deco.
En ach, onder al die kerken zijn er best een aantal die het aanzien meer dan waard ziin, van buiten dan, want behalve de reeds genoemde kathedraal zijn alle kerken op slot.
’s Middags na een verkwikkend middagdutje (ons eerste deze vakantie!) gaan we naar nog een katholiek fenomeen, de Bom Jesus Igreria, de Goede Jezus kerk, die volgens goed Portugees gebruik alleen benaderd kan worden als men een traptree of 500 wenst te nemen. Krakkemikkige H. neemt het liftje voor de bejaarden, ik struin weer met de benenwagen naar de tempel. De weg naar omhoog is prachtig, brede trappen leiden naar telkens een kapel  waar alle denkbare martelingen waaraan heiligen werden onderworpen treffend worden uitgebeeld, radbraken, roosteren boven zacht brandend vuur, geseling, optakelen aan het kruis. Als de puffende katholiek mocht denken dat hij het zwaar had wordt hij van die misvatting gauw afgeholpen bij elke 100 treden. Ook de humor wordt niet uit het oog verloren. De bovenste trappen leiden langs fonteintjes, waar water vloeit uit alle menselijke lichaamsopeningen, behalve die waaruit normaal gesproken water komt, dus wel uit ogen, oren, neus en mond, maar een manneke pis ontbreekt. Wel weer een kruisbeeld waar water komt uit de uiteinden van het kruis. Eenmaal boven is er een renaissance kerk met een enorm fel realistisch drie dimensionale opstelling van de calvarieberg, waarbij Jezus aan het kruis flink bloedt  en de twee andere gehangenen met duidelijk zichtbaar gebroken armen hun ellendige lot ondergaan. De katholieke kerk zou zichzelf niet zijn als ze de gelovigen daarna niet zou onthalen op een genoeglijke middag voor het gehele gezin met eetgelegenheden,  terrassen, tuinen, kunstig nepdruipsteengrotten, een roeivijver, een draaimolen en enkele hunnebedden. Het geheel oogt eigenlijk als een Efteling uit de jaren 20 waar je, afgezien van enkele gruwelijke feiten, voor het plezier met hele gezin naar toe ging.


woensdag 3 september 2014

picnikken midden op de autoweg zou hebben gekund

Dag 16: Sao Martinho do Porto - Braga

In de morgen lopen we vanuit de zandbak waarin onze tent staat zo de zee aan de overkant achter een smal rijtje duinen in. Dat dan weer wel op deze flutcamping waar we de nacht in gingen met een flauwe rioollucht in de neus. Dat kon er daar ook nog wel bij. Maar de zee is heerlijk, zachtjes laat ik me wiegen in de golven die tamelijk rustig naar het mooie strand komen rollen door de opening die de baai van de oceaan afsluit. Voor het eerst deze vakantie is de lucht helemaal grijs en zal dat verder de hele dag blijven. Niet eens zo vervelend, na al dat gebrand van de afgelopen dagen.
We rijden over de zesbaans tolwegen, waar werkelijk niemand op rijdt. Ik kan makkelijk een paar minuten op de binnenste baan, een paar minuten op de middelste en een paar minuten op de buitenste baan rijden zonder een wagen te passeren of gepasseerd te worden.
Later op de dag kom ik een Nederlander tegen die in Portugal wandelreizen organiseert en het land goed kent. Hij zegt dat de Portugezen het vertikken om de hoge tol te betalen die de regering heeft ingevoerd, daartoe gedwongen door Brussel die vindt dat er allerlei maatregelen genomen moet worden om het begrotingstekort terug te dringen. Zo kan Brussel wel van alles afdwingen, de Portugezen laten op deze manier duidelijk merken dat ze dit niet pikken. De wegen liggen er nu volkomen verlaten bij, wel fijn voor zo'n huurautobezitter die het rijden op tolwegen met een vignet van 20 euro voor de hele periode heeft kunnen afkopen. De Nederlander rekent uit dat een ritje met een middenklasser van Porto naar Lissabon 60 euro kost. Dat is te vergelijken met Middelburg - Amsterdam. Logisch dat dat systeem niet werkt! Eerder averechts, want het personeel van de benzinepompen en de wegrestaurants kan binnenkort ook de ww in.
Onderweg proberen we een door een vriendin van een zus van H. aangeprezen vissershaven van Mira te vinden vanwege de schilderachtige visvangst aldaar. Maar Mira ligt 20 km landinwaarts en het daarbij gelegen badplaatsje kent alleen maar stranden. Schilderachtige taferelen, ho maar dus. Ik heb van al dat zoeken zo;n zin in een geroosterd stel sardientjes gekregen dat we het eerste het beste eethuisje in Praia de Mira aandoen. Hartstikke goedkoop en misschien wel de lekkerste maaltijd van de hele vakantie!
We knallen weer door over nog steeds lege wegen die pas rond Porto ineens druk worden, daar geldt het tolsysteem niet. We trekken door naar Braga, een stad die men volgens de gidsen niet mag missen. Het centrum bewaren we voor morgen. Laat in de middag komen we op een mooie camping, dicht tegen het centrum aan.
We kopen brood, kaas en wijn en brengen voor het eerst de avond geheel voor de tent door. Aldaar ontmoeten we de Nederlanders die alles over de tax in Portugal weet. Hij blijkt organisator van wandelvakanties in Portugal te zijn. Ik neem zijn kaartje mee. Wellicht voor een volgende reis deze kant uit.

dinsdag 2 september 2014

"Wie wil pieken moet ook door dalen" (citaat socioloog K. de Nijs)

Dag 15: Cascais – Sao Martinho de Porto
Op ons gemakje vertrokken. We gaan langs de kust omhoog naar Ericeira; een leuk badplaatsje met hoge kliffen en enkele in baaien gelegen stranden, waar we wat langs slenteren. Op de kliffen spatten de golven spectaculair uiteen. Sommige rotspartijen lijken gisteren afgebroken maar liggen er waarschijnlijk al eeuwen. Op de een of andere manier drukt de hitte vandaag zwaarder dan alle vorige dagen; het is in de zon bijna niet uit te houden. Maar misschien ligt dat ook wel aan onze overgevoeligheid als gevolg van het veel te lang verblijf op het strand gisteren waardoor ik er onder mijn bloesje uitzie als een kreeft na een kookbeurt. We zijn blij met een terrasje op het dorpsplein onder de platanen. We vervolgen onze weg langs de kust met links en rechts naast oude dorpjes veel nieuwe villa’s op de hoge rotskusten met zicht op zee.
Onze volgende bestemming is Peniche, een schiereilandje wederom hoog op de rotsen gebouwd. De camping aldaar oogt zo kaal en ongezellig dat we snel besluiten door te rijden naar Obidos; het in alle reisgidsen aangeprezen witte dorp. Dat van al die gidsen leidt tot een zeer toeristische bezienswaardigheid, enkele parallel lopende ‘schattige’ straatjes met ‘vrolijke’ winkeltjes omgeven door dikke muren met uitkijktorens. Niet helemaal duidelijk wordt waarom dat al in de 12e eeuw besloten werd dit onaanzienlijk dorp van dergelijke verdedigingswerken te voorzien; een belangrijke plaats lijkt het toch niet te zijn geweest, geen kastelen, geen grote huizen, geen specifieke economische functies, geen strategische ligging. Ik heb wel zin om naar het gemeentelijk museum te gaan om dat eens uit te zoeken, maar H. niet, dus doen we het niet, volgzaam als ik soms ben. Na een uurtje slenteren hebben we het ook in Obidos wel gezien. Met een weer veel kuren vertonend GPS apparaat vinden we uiteindelijk toch een, wederom kale, camping, nu in de baai van Sao Martinho de Porto, die veel weg heeft van een vluchtelingenkamp in het midden oosten, alwaar ik in het rulle zand mijn Fiat Punta volkomen klem rij. Met behulp van een aantal vluchtelingen en wat merkwaardig ruikend koppelingsplaten krijg ik mijn Punto weer uit de zandbak.

De wandeling in de late avonduurtjes langs de fraaie boulevard van het dorpje maakt weer veel goed, maar echt geslaagd konden we deze dag toch niet noemen (understatement).

maandag 1 september 2014

touwtjes tussen de billen zo ver het oog reikt

dag 14: Cascais

Nu eens een dag met niks: om een uur of twaalf afgezakt naar het strand van Cascais, dat verder weg ligt dan we dachten. De camping grenst dan wel aan een duinenrand, die blijkt echter een kilometer breed. Na de duinen gaan we door een rotsachtig plateau begroeid met de meest verschillende vetplantjes en andere soorten groen en geel. Dan weer een duinrand en dan staan we aan de rand van een rots met aan beide zijden een enorm strand waar de golven met ontzagwekkende hoogte op af rollen. Op het strand louter mooie 'dudes' met surfplanken en meisjes in de meest (of moet ik hier zeggen; minst) miniscule bikini's. Dat de Brazilianen niet alleen de taal en het Jezusbeeld van de Portugezen, maar ook de touwtjes tussen de billen hebben overgenomen wordt deze oude man hier duidelijk. Tussen al dat schone jonge volk zijn wij een beetje heel erg oud. We laten er ons niet door mismoedigen en brengen de hele dag in de tropische zon en golven door. Aan het eind van de dag voelen onze lijven een beetje aangebrand aan. Goedgemutst trekken we het oude stadje van Cascais in dat ontzettend veel leuke restaurantjes blijkt te herbergen. Op een ervan zitten we heerlijk te wijnen en te deinen in de lauwe nacht. Wat een land!

Puddingbroodjes eten met zijn honderden

Dag 13: Lissabon II
Weer op dezelfde manier naar Lissabon. Andermaal een stralende dag, de 13e in successie. Houdt het dan nooit op. Opvallend is dat alle gazons knalgroen zijn, alle struiken en bomen staan in bloei of zijn groen; niets van aanhoudende droogte te merken. Alsof het hier om de twee dagen hard regent. Blijkbaar houdt de grond hier het vocht lang vast. Aan de andere kant horen we van verschillende kanten dat het voorjaar nat was, dus dat zal de verklaring zijn.
Met een omweg gaan we op ons doel af, het Jeronimosklooster in Bethlehem ( op zijn Portugees: Belem) in het westelijk deel van Lissabon. Die omweg is de op de hoogste verdieping van het pal daarnaast opgetrokken museum voor hedendaagse kunst. Aldaar treffen we een ultramoderne bar met een prachtig uitzicht op de Taag en het wereldberoemde monument gewijd aan alle beroemde Portugezen, gezellig bij elkaar op de boeg van een schip dat de Taag wil opvaren; voorop natuurlijk de Vader des Vaderlands: Hendrik de Zeevaarder, we beginnen hem te herkennen. Dit pompeuze, ultrarealistische monument dateert uit de tijd van dictator Salazar, die alle Portugezen wilde doordesemen met de nationale identiteit. Daar waar wij in Nederland pas een paar jaar nadenken over onze canon hamerde Salazar er die bij de Portugezen al  vijftig jaar geleden stevig in.
Dan naar een van de gebouwen die absoluut tot die Portugese Canon behoort, de met pepergeld betaalde, in Manuelstijl opgetrokken kerk en Jeronimusklooster. Er kan geen misverstand over bestaan als je binnen rondloopt, het geld klotste in de 16e eeuw tegen de Portugese klippen op. Niet voor niets is in de kerk een praalgraf opgetrokken voor Vasco Da Gama die de weg naar India ontdekte en daarmee de weg opende voor de Portugezen  en, even later de Nederlanders om al dan niet eendrachtig alle rijkdommen uit Azië naar West Europa te sluizen. Kunstenaars uit de toenmalige hele wereld (dus West Europa) trokken op naar deze plek om hun kunsten te vertonen, beeldhouwers, schilders, schrijnwerkers. Dat alles is samengebald in deze daarom toch wel prachtige omgeving. Temidden van die al die luister ontmoeten we een Australische vrouw die mij vraagt haar even te filmen terwijl ze nonchalant onze kant oploopt. Dat moet 4 keer over, omdat ik het ‘aan’ knopje van haar fototoestel niet kan vinden. Resultaat is een gezellige kout die een halve middag duurt. Over werkelijk alle onderwerpen worden meningen uitgedeeld: de recent bekend geworden vrouwenhandel van Isis in naam van de Islam, de slavenhandel van Portugezen én Middelburgers in naam van het Christendom, de Anjerrevolutie in Portugal, het verschil en de overeenkomst tussen Australië en Nieuw Zeeland en… aan het eind laat ze ons haar prachtige aquarellen zien die ze overal maakt van de plekken waar ze is geweesst. Ze blijkt half Europa al te hebben aangedaan, inclusief Amsterdam, en overal kleine tekeningetjes van te hebben gemaakt.
Daarna gaan we het verplichte nummer doen: Pasteitjes van Belem eten. In een ongelooflijk grote patisserie met wel 10 zalen zitten honderden mensen stug puddingbroodjes met harde, knapperige bodem, te eten. Wij dus ook. Afgezien van die knapperige bodem vind ik het gewoon een bescheiden versie van de veel grotere Nederlandse puddingbroodjes. Die eet ik al jaren niet meer, dus ik voel me hier enigszins belachelijk. Maar och, ze zijn best lekker.
Ons tweede, geplande bezoek aan een museum voor hedendaagse kunst gaat niet door omdat H. vandaag genoeg heeft van kunst en cultuur. Geen museumbezoek derhalve maar andermaal een rit met de hop on hop off. Die pakt onverwacht leuk uit nu we helemaal naar het oostelijke deel van Lissabon gaan alwaar we terecht komen op het Expoterrein uit 1998 met onverwacht veel mooie architectuur met als hoogtepunt een station met palmachtige, glazen overkapping van Calatrava. Spectaculair. Opvallend is dat al die gebouwen van inmiddels 16 jaar geleden er nog steeds heel eigentijds uit zien. Een Nederlandse stad( laten we zeggen Rotterdam) zou er wat voor over hebben dergelijke gebouwen in huis te hebben.
Aan het eind van de middag lopen we over een van de grote boulevards beneden naar de Taag terug en lopen daar op tegen een op straat spelende band die werkelijk prachtige blues en rock staat te spelen. We maken het hele concert mee en spraken na afloop met de nog maar 19 jarige gitarist die ik uitvoerig complimenteer met zijn kennis van de hele hard rock geschiedenis, Alvin Lee, Frank Zappa, Fleetwood Mac, James Brown, je kunt het zo gek niet bedenken of hij speelde het, en hoe!

Leuk om te merken dat de jongen er zelfs een beetje verlegen van werd.  A new guitar prince is born, he-s from Lisboa! 

zaterdag 30 augustus 2014

Who the hell is Calouste Gulbenkian?

Dag 12: Lissabon
Reizen is ook: op de meest efficiënte wijze gebruik maken van diverse vervoersmogelijkheden. Vanochtend reden we in onze huurauto vanaf de camping naar het station van Cascais. Vandaar met de boemel naar het centraal station van Lissabon en vandaar met de hop on hop off bus door de stad. Zo kun je, zonder bijna één stap te verzetten, alles te zien krijgen. Maar na een half uurtje hop ‘onnen’ kreeg ik toch de kriebel en kreeg ik H. zo ver te ‘offen’ en op zoek te gaan naar het museum voor hedendaagse kunst. Dat zat zodanig verstopt dat we een half uur rond een gigantisch verkeersknooppunt (absoluut het lelijkste knooppunt van Lissabon!) moesten zoeken voordat we het vonden. Maar toen kregen we ook een mooi museum te zien met installaties van kustenaars uit de gehele EG en veel werk uit de collectie van Calouste Gulbenkian, een van oorsprong Armeniër, die mede oprichter was van de Shell en een enorm fortuin vergaarde. Daaruit werden een aantal musea opgericht om zijn enorme kunstverzameling te herbergen; een aantal van zijn 20ste eeuwse kunstwerken van Portugezen die vooral Picasso, Brancusi, Miro, Dali en Bracques niet onverdienstelijk nadeden, hebben we in zijn museum zien hangen.
Daarna ‘onden’ we weer een bus en reden in het mooie strijklicht van de late middagzon heen en weer langs het mooiste deel van Lissabon dat langs de Taag is gelegen. Definitief afgestapt op het mooie centrale plein om daarna aan de wijn en tappas te gaan op een van de vele terrassen die in de centrale straten van Lissabon zijn opgesteld. We troffen een perfect Nederlandse sprekende Portugese ober; een lot dat hij deelt met veel landgenoten, de economische omstandigheden zijn nog steeds zo dat veel Portugezen hun heil in Noord Europa zoeken. En toch maakt Portugal op mij een uitstekende indruk. Alles staat er goed onderhouden bij, de wegen zijn perfect, de mensen wijken in kleding niet af van ons in noord Europa, de winkels liggen net zo vol met mooie spullen als bij ons. Alleen, dat zei ik gisteren al, op de prachtige wegen zie je niemand rijden. De binnenstad van Lissabon zit echter net zo verstopt als elke andere willekeurige Europese hoofdstad.

Daarna zijn we op tijd weer met de trein naar Cascais teruggegaan. Het tripje is ons zo goed bevallen dat we het morgen nog eens doen. De hop on hop off kaart geeft recht op twee ritten. Als rechtgeaarde Nederlanders laten we die tweede rit ons niet door de neus boren. Bovendien zag ik vanaf de bus in Belem een tweede, zo op het eerste gezicht nog veel mooier museum voor moderne kunst. H. en ik houden er allebei evenveel van om daar doorheen te gaan dus dat gaan we morgen dan ook doen.

We zijn verdorie terecht gekomen in het Valkenburg van Portugal!

Dag 11: Tomar – Cascais
Laat in de ochtend verlaten we de camping in Tomar waaraan we ons hart hebben verpand. H. staat wel een half uur afscheid te nemen van Esther en Remy. Om een uur of 12 gaat het dan toch richting Lissabon over prachtig aangelegde snelwegen die miljoen hebben gekost en waar bijna geen enkele Portugees op rijdt; het is er op deze vrijdag stiller dan bij ons op zondagnacht. Totaal geen vrachtverkeer en slechts af en toe een personenwagen. De Europese Gemeenschap kan in een economie geld pompen wat het wil, als de bevolking weigert de tolheffing te betalen of daar niet toe in staat is (lijkt me sterk, wij betalen voor een maandabonnement 18 eurootjes) is alles voor niets geweest!
We treffen een mooie camping onder pijnbomen in Cascais, dicht bij de meest westelijke punt van Portugal, Cabo di Roca. Het waait er stevig en wemelt er van de toeristen, net zoals wij. Dat wordt nog erger als we in Sintra aankomen, de plaats in het hoogland boven Lissabon waar de koningen zomerverblijven hadden. Sintra blijkt niets meer en minder dan het Valkenburg van Portugal. De smalle straatjes staan vol met winkeltjes en eettentjes en overal lopen vakantiegangers. Hier wil ik zo snel mogelijk weer weg. Gelukkig vinden we aan de rand een rustig café met enkele lokale hippies dat ons van dat Valkenburg-gevoel verlost. De chinees enkele straten verder is lang niet slecht, maar echt leuk gaan we het in Sintra toch niet vinden. De zich in Sintra bevindende kastelen laten we verder maar voor wat ze zijn.
De gps stuurt ons weer eens alle kanten op. We rijden heen en weer in het stikdonker langs de donkere zee, zonder onze camping te vinden. Ik moet toch eens een cursus coördinaten invoeren leren, want de in gidsen opgegeven coördinaten kloppen nooit met de plek waar we naar toe moeten. Bovendien blijft de gps de hebbelijkheid vertonen om elke plaats met een grote omweg te benaderen. Slechts als we de naam van camping invoeren (H. weet zich gelukkig de naam  “Quincho’ te herinneren), werkt het apparaat naar behoren.

Nee, dit was niet helemaal de meest geslaagde dag zullen we maar zeggen. Morgen naar Lissabon moet het beter kunnen. 

donderdag 28 augustus 2014

Manuel I levert een carnaval aan bouwstijlen

Dag 10: Tomar
Er zijn van die dagen dat alles op zijn plek valt. Dit is er zo een. We tutteren eindeloos op de sfeervolle camping, waarna we onder de stralende zon (altijd maar weer die blauwe lucht boven ons) een wandeling maken in de heerlijke schaduwen van de smalle straatjes van Tomar. Het café op het prachtige stadsplein voor het witte stadhuis schenkt de beste koffie in de wereld. Boven het stadhuis, omgeven door knalgroene pijnbomen, ligt het slot waar we vandaag naar toe gaan. Bovengekomen kopen we een zak overrijpe, zoete donkerpaarse en helgroene vijgen en van het sap druipende reuze-nectarinen. We betalen daar maar liefst 4(!) euro voor, maar de manier waarop de oude verkoopster ons flest (ze stopt gewoon van alles in een plastic zak zonder ons wat te vragen) is zo leuk dat we het prima vinden. In de schaduw genieten we van al het lekkers dat in Portugal aan de bomen groeit. En dan gaan we dus door de dikke muren van het Convent van Christus heen, we worden begroet met een zwarte stalen vlag bovenop een vierkante, roverstoren, tot zover weinig christelijks dus. Bij de entree blijkt dat gepensioneerden voor de helft van de prijs binnen mogen. H. liegt dus dit ik gepensioneerd ben maar het liegen gaat haar slecht af: ‘he’s seventy five, zegt ze tegen de man achter de kassa, die mij met de nodige argwaan gadeslaat, allicht ik oog als 35!
De strijd tegen de Moren (tegen de Islam dus) domineert de hele oude geschiedenis van Portugal. Rond het eind van de 15e eeuw loopt de grens van het door de christenen veroverde gebied ergens in het midden van Portugal; ter hoogte van Tomar. Daar bouwt de kleinzoon van de in Batalha opgebaard liggende João I, Manuel I, rondom een oude kerk een immens complex van 4 kloosters dat fungeert als uitvalsbasis van de orde van de Tempeliers, de om hun drankzucht zo bekend staande ridders die de eeuwen daarvoor de kruistochten organiseerden. Vanwege een teveel aan macht wordt de orde in de  14e eeuw overal verboden, behalve in Portugal. Als symbool van de Christuskerk in Jeruzalem bouwt Manuel I in Tomar een ronde kerk die op het gebied van pracht en praal alles zou moeten slaan. Het geld komt Portugal met bakken binnen, want Vasco di Gama is begonnen met het ontdekken en uitmelken van centraal Azië. Die pracht en praal is gelukt; de aanblik van de zeszuilige cirkel midden in de ronde kerk, waaromheen de beste schilders aan het werk werden gezet is overweldigend. Mede dankzij de Europese Gemeenschap staat 600 jaar later het geheel er nog even kleurrijk bij als toen.
Niet voor niets staat het complex op de Unesco werelderfgoedlijst. Van buiten denk je aanvankelijk met een vrij primitief middeleeuws ridderkasteel  van doen te hebben, maar als je eenmaal binnen bent val je van de ene verbazing in de andere. Allerlei bouwstijlen zijn hier tot één geheel samengebracht. Zo is er de kerk in de zogenaamde laat gothische, Manuelaanse stijl, met een wereldberoemd raam,


gekenmerkt door een lijst van in steen uitgevoerde geknoopte scheeptstouwen, bloemmotieven en nog heel veel meer; een stijl je gerust ‘kermisachtig’ kunt noemen. Pal naast die drukke bedoening bedacht een opvolger van Manuel een klooster in strakke renaissancestijl. Voeg daarbij de overal terugkomende azuleios met de van de Moren geleende geometrische vormen en je krijgt een ratjetoe aan stijlopvattingen boven op en tegen elkaar die je nergens anders aantreft. Mooi is wellicht anders, maar indrukwekkend is het wel.


Helemaal verzadigd brengen we nog wat uren door aan de rand van het zwembad op de camping totdat de vliegen ons daar weg jagen. Terug naar Tomar zoeken we de het volgens de campingeigenaren beste restaurant op. Maar dat blijkt in dit geval vooral de hoeveelheden te betreffen die wij krijgen voorgeschoteld. Van onze schotels gaat allebei de helft aan de daarop opgestapelde hoeveelheden kip en zwart varken retour.

Tussen dazen en hondendrollen

Dag 9: rondom het geometische centrum van Portugal
We bevinden ons op de camping nabij Tomar ( om precies te zijn in Oboboreiros) op enkele tientallen kilometers van het midden van Portugal. Dat willen ze hier graag weten en wordt met een kloeke vierkante toren nabij Vila Rei luister bij gezet. Onze tocht van vandaag beweegt zich daaromheen. De gps, die ons regelmatige goede diensten bewijst als we een camping of een eettentje zoeken, laat het vandaag volledig afweten. Hij houdt er regelmatige mee op, geeft tegenstrijdige aanwijzingen enzovoorts. Net een mens dus. Desondanks slagen we er in alles te vinden dat we van plan waren op deze bloedhete dag (de buitentemperatuurmeter van de auto geeft ergens 35 graden aan). Vlakbij Oboboreiros ligt een langgerekt stuwmeer met vele grillige armpjes. Overal bevinden zich strandjes. Aan een daarvan komen wij te liggen. Moddervette horzels, volgens H. “: Dazen” geheten, proberen zich aan ons te goed te doen. Een verblijf op de niet zo schone stranden, overal liggen hondendrollen (ik hoop tenminste dat het hondendrollen zijn) is daarmee niet zo aangenaam als we ons hadden voorgesteld. Gelukkig is er een grote vlonder die een eind het water in steekt; geen horzel waagt zich daar en drollen zijn er ook niet. Om het kwartier plonzen we in de plas en houden het zo draaglijk. Om ons heen zijn de oprijzende wanden langs het meer dicht groen met links en rechts een mooie roodbedakte villa. Na enkele uurtjes niksen langs de waterkant zetten we koers richting een ons door onze campingeigenaren aanbevolen hippierestaurant ergens in de bush. Het is niets te veel gezegd. Na anderhalf uur zoeken met onze gps komen we terecht op een van meest merkwaardige plekken waar we ooit geweest zijn, een restaurant met daaromheen de meest merkwaardige dieren opgetrokken uit bouwmaterialen, baggerbakjes, hoefijzers, melkblikken enz. enz.  Daartusssen door fel beschilderde bankjes, modepoppen, oude, fel beschilderde tramstellen en een jaren 50 zwembad inclusief glijbaan. Maar het mooiste moet dan nog komen: een, in een oude huis ondergebracht rariteitenmuseum met alle mogelijke instrumenten en attributen van b.v. een barbier(vroeger ook tandarts), een smid, een leerlooier, een landbouwer, veeboer, timmerman, een radioreparateur, een schrijver/journalist en schoolmeester. Als weer buiten zijn, staan we helemaal te duizelen van wat we allemaal gezien hebben.

Terug via talloze omwegen, de gps is nog steeds op hol, komen we terecht in Tomar alwaar we het plaatselijke piri piri kiprestaurant aan doen in een sfeervol straatje met terrasjes buiten. De kip is inderdaad best pittig maar toch uitstekend te pruimen. Rond een uur of tien in de nacht zoeken we de camping weer op. 

woensdag 27 augustus 2014

Hoeveel schoonheid kan een mens verdragen?

Dag 8: Coimbra – Tomar
Zowaar, een bewolkte dag; voor het eerst in onze Portugese trip oogt de hemel niet blauw maar grijs. Prima eigenlijk, we rijden over de golvende autoroute richting Lissabon naar Batalha. (heb ik al eens gezegd dat de Portugese wegen werkelijk in prima conditie  verkeren, misschien nog wel beter dan in het vaderland). Aldaar bevindt zich een bouwwerk dat elke beschrijving onmogelijk maakt. Het kost ons alleen al bijna een uur om rondom het gotische bouwwerk heen te lopen dat een aantal koningen in de periode tussen 1350 en 1450 ter ere van zichzelf hebben neergezet. Het betreft dan Koning João I en zijn nazaten, waaronder zijn zoon, Hendrik de Zeevaarder (die overigens op één tochtje naar Cadiz na nooit heeft gevaren!) en koning Duarte die het nodig vond zeven kapellen voor zichzelf neer te zetten en een jaar na voltooiing aan de pest overleed. Het mooie van deze gebouwen, die met bijna kantwerkachtige franje zijn versierd, is dat ze van binnen ontdaan zijn van alle religieuze attributen;  over blijft pure gotische bouwkunst. Hemelhoog reikt het gewelf boven de door João I opgetrokken hoge pilaren;
prachtig is de kapel waarin João innig met zijn vrouw ligt verstrengeld op hun gemeenschappelijke grafzerk, langs de rand de tombes van de vier zonen, waaronder die van Hendrik de Zeevaarder. Die ligt geheel alleen; óf geen vrouw óf niet belangrijk genoeg. Koning Duarte en zijn vrouw wilden dus een bouwwerk voor zichzelf en lieten een achtkantige bouwwerk tegen de andere kerken neerzetten; maar het geld voor een dak was op. Men heeft het daarna maar zo gelaten, zodat het echtpaar elke nacht onder de open hemel moet doorbrengen en dat nu al eeuwenlang. We lopen langs kloostergangen die in pracht niet te evenaren zijn, onbegrijpelijk hoe verfijnd de bouwheren en steenhouwers steen naar hun hand konden zetten; het lijkt of we door een in Brussels kant opgetrokken paleis rondlopen. Voeg daarbij de schitterende hedendaagse kunst die een kundige conservator in de gangen heeft laten neerzetten, hoeveel schoonheid kan een mens op een dag eigenlijk verdragen? En hoe heerlijk is het om te ervaren dat H. het net zo ervaart als ik. Het ene na het andere tafereel wordt door haar vastgelegd.

Op eens worden we naar achteren gedirigeerd en klinkt het dreigende gestamp van laarzen in de kloostergangen, Portugese militairen nemen de wacht over bij het graf van de onbekende soldaat dan zich in één van de kloostergangen bevindt. Ik vind het nog indrukwekkend ook in deze illustere omgeving. Het is duidelijk dat dit monument voor de Portugese identiteit net zo veel betekent als, laten we zeggen, de Groote kerk in Delft voor de Hollandsche.

Groter met dit alles kant het contrast niet zijn in het nabij gelegen Fatima waar alle bizarre trekjes van het katholieke geloof bij elkaar komen. Een stoet met zichzelf op hun knieën  martelende gelovigen trekt op naar het heiligdom van de aan drie herderskinderen verschenen heilige maagd.

Na afloop van deze prestatie mogen ze handenvol kaarsen in de op kosten van het Vaticaan permanent brandend gehouden ovens werpen. Bewondering bij mij dwingt de oude vrouw af die het gehele parcours op de knieën aflegt met een huilende baby op de arm, af en toe het zweet afgebet door behulpzaam familielid. Dat enkele gelovigen hun martelgang met kussentjes onder de knieën aflegt maakt de gelovige dezes minder 'amused', hier wordt zonder meer ‘vals spel’ gespeeld. Ik reed destijds mijn tocht naar Santiago de Compostela toch ook niet op een elektrieke fiets? Kom nou toch!

We rusten uit en eten een ijsje in de schaduw van Hotel Allelujah om onze tocht te vervolgen naar Tomar. Aldaar heeft H. een volgens de ANWB als charmecamping betitelde camping gespot. En ik moet toegeven, de ANWB heeft goed werk geleverd; een mooiere, om niet te zeggen, gezelliger camping, zijn we tot nu toe niet tegengekomen. Overal staan prachtige cactussen en bloeien de geraniums als heuse struiken tegen de bomen op. Naast onze tent scharrelen kippen. Een haan is er vanwege de nachtrust niet  bij omdat rekening gehouden wordt met de nachtrust van de gasten. Het restaurant beneden aan de berg, dat ons door het Nederlandse campingechtpaar is aanbevolen, zet serveert ons voor 9 euro de man een maaltijd die alles wat ons tot op heden is voorgezet met straatlengten slaat. Hier blijven we zeker een dag extra hangen.


dinsdag 26 augustus 2014

Vleermuizenpoep als dank voor bewezen diensten

Dag 7: Coimbra
Ergens tussen 1400 en 1500 was Coimbra de hoofdstad van Portugal. Het paleis van koning Jao of Emanuel, daar wil ik nu even van af wezen, lag bovenop een rots aan de rivier de Dao (met of zonder ~, ook daar wil ik nu even van af wezen). Later nam de wetenschap het daar van de koning over nadat de hoofdstad was verplaatst naar Lisboa, en werd het paleis omgetoverd tot universiteit. Die ligt er tot de dag van vandaag; nog steeds bovenop die rots, omgeven door tal van huizen, kerken, pleinen, straatjes  en al dat andere dat een stad tot stad maakt.
H. klautert, ondanks haar nog maar net gerestaureerde knie dapper achter de hopman aan naar boven. We hebben gehoord van H’s zus dat de bibliotheek om 12.00 uur dicht gaat, dus het is aanpoten om op tijd boven te komen. Aldaar blijkt alle haast overbodig, de bieb is de hele dag te bezichtigen. Deze tempel van wijsheid is zonder weerga. Volgens de gids zou dit de mooiste bibliotheek ter wereld zijn. Het barokke bouwwerk met muren van 2,5 meter dik bewaart het hele jaar door hetzelfde klimaat waardoor de eeuwenoude boekwerken in prima conditie blijven.
Een kolonie vleermuizen eet eventueel schadelijke insecten onmiddellijk op een laat als dank voor de bewezen diensten elke avond een serie vleermuizenkeutels op de speciaal daarvoor neergelegde doeken op de ingelegde houten tafels neer. Je zult hier maar schoonmaker van dienst zijn en elke morgen weer die vleermuizenpoep moeten opruimen alvorens de toeristen op komen zetten! Hoe dan ook, de bieb tart elke beschrijving: eeuwenoude kennis staat onderwerpsgewijs gerangschikt in door een schilder in 40 maanden met engelengeduld met Chinese bloemmotieven beschilderde mosgroene boekenkasten, overwelfd door plafonds met prachtige schilderingen; niets is hier te min om luister bij te zetten aan de kennis. Al werden professoren die er al te kritische gedachten op na hielden opgesloten in gewelven onder de bibliotheek. Overdag mochten ze college geven, maar ’s avonds moesten ze terug de cel in. We bekijken de overweldigend kapel met een barok orgel dat net zoals in Lamego als een vleermuizennest tegen de wand geplakt zit. Daarna gaan we door naar de pronkzaal waar de opening van het academisch jaar plaats vindt; een zaal waarbij vooral de plafondschilderingen met vrouwen met zeer weelderige borsten de zinnen prikkelen. Hoe de eerstejaars hier hun aandacht bij lezing van de rector magnificus konden houden is mij een raadsel. We dalen vanaf dit hoogste punt de stad weer af en bezoeken de schitterende Santa Clara kerk uit de twaalfde eeuw met aangrenzend een kloostergang. H. raakt niet uit gefotografeerd met speciale belangstelling voor de in alle kleuren van de regenboog uitgeslagen kloostermuren.
Moe, maar tevreden over al dat moois rijden we terug naar de camping om enkele uren langs de rand van het zwembad te gaan liggen luieren. Dat niet alleen de kerken maar ook de vrouwen in Portugal barok van uiterlijk zijn kan ik aldaar op mijn gemak bestuderen.

Dan weer terug naar Coimbra. Op het terras van het wereldvermaarde Cafe Santa Cruz drinken we de lekkerste port die Portugal kent: Port van het merk Andresen. Onthou die naam.
Vlak bij dit Cafe ontdekken we een restaurantje alwaar ik me te goed doe aan gebakken varkenshuid (echt heel lekker al zou je dat niet zeggen) en H. aan spaghetti met heel veel knoflook. We overgieten het geheel met Portugese wijn waardoor we in opperbeste stemming nog een rondwandeling door het inmiddels donkere centrum maken. Wie die twee gierende gekken op een plein vol fonteinen tegen elkaar ziet zitten hikken zou zich in een film van Fellini wanen.

zondag 24 augustus 2014

De ezel en de steen.....

Dag 6: van Covilhã naar Coimbra
Opnieuw een dag langs en op de kammen van de Serra Estrela. Dat bergmassief is het zonder meer waard nog een dagje te doen, nu dwars door midden Portugal van oost naar west; niet zo spectaculair als gisteren, maar met Brian Ferry’s driedubbel CD hard op de speakers glijden we heerlijk door het bergmassief, langzamerhand dalend naar Coimbra. We zijn zo relaxed dat hoffotograaf H. vergeet om foto’s te maken. Geen plaatsjes dus vandaag. (ik heb geen fototoestel meer, die van mij heeft het in het Schotse water begeven). Dat ik iets naars heb met water blijkt op de grote camping in Coimbra met zwembad. In de warme namiddag besluiten we erin te plonzen en ja hoor, ik laat mijn autosleutel weer eens in mijn zwembroek zitten, dit maak ik nu al voor de tweede keer mee; eenieder heeft er via dit medium de vorige keer van mee kunnen genieten. In Frankrijk weigerde mijn telefoontje verder elke dienst, vandaag was mijn elektronische autosleutel hetzelfde lot beschoren. Dat machtige gevoel om vanaf een afstand je auto op slot of van slot te kunnen klikken ben ik dus na 5 dagen huren alweer kwijt. Gelukkig krijg ik hem op ouderwetse manier, gewoon met een sleutel, wel open en dicht. H. bezweert me deze dommigheid nu niet weer opnieuw aan de wereld mee te delen; hierbij heb ik dat dus toch weer gedaan. Hoe ver kan een mens zichzelf omlaag halen!
Later vijzel ik mijn imago weer een beetje op door diep in de avond vanaf een leuk restaurant moeiteloos in het donkere Coimbra de weg naar de camping terug te vinden. Chapeau Tjeukie!


De ode aan de fles bovenop de bergtop

Dag 5: Van Lamego naar Covilhã
Vandaag rijden we door een steeds bergachtiger landschap naar de wolstad Covilhã. Daarvoor moeten we hoogste berg van Portugal over, de Serra Estrela met het weerstation Torre als hoogste punt (1995 meter). Maar voordat het zo ver is proberen we eerst het oudste Cisterciënzer klooster van Portugal te bezoeken, al was het maar omdat de moeder van H. zo dweepte met de Cisterciënzers; een van de oudste kloosterorden in Europa die vooral landbouwtechnieken verspreidden. Zo zouden zij de wijncultuur naar  Portugal hebben gebracht; goed bezig dus, die Cisterciënsers. Maar hoe we ook zoeken in Tarouca en omgeving, waar het zich zou moeten bevinden, we vinden niks, geen aanduiding, geen klooster, niks, niks, niks. Dus dan maar richting Torre. We gaan door een steeds boomlozer landschap en kijken terug op het steeds verder onder ons wegzakkende landschap van noord Portugal. Hoe verder we komen, hoe kaler en rotsachtiger het landschap; bij elke haarpin lijkt een nieuwe, steeds grotere hunebed te zijn weggelegd. Vergeleken met deze berg is de Mont Ventoux een molshoopje! Enorme rotsblokken liggen op elkaar gestapeld alsof het keitjes zijn; eeuwenoude kunstwerken van moeder natuur zelve, daar neergeschoven door voorbijkomende gletsjers in de verschillende ijstijden.
We passeren enkele stuwmeren achter muren, die langs de weg oprijzen, alsof ter plekke de wereld is afgesloten.
Aan de andere kant van die muren ontdekken we de staalblauwe stille wateren, waarbij de muren en de daarop geplaatste doorlaatgebouwtjes heel futuristisch aandoen te midden van al die rotspartijen; een ruimtestation op een andere planeet (maar dan wel met water voor de deur).

We wandelen wat rond op de bergtop bij Torre, waarbij blijkt dat iedere bezoeker zijn eigen kunstwerkje heeft gemaakt, de bergtop lijkt bezaaid met stenen drollen. De mijne is toch weer net iets anders dan alle anderen, op mijn steenhoop prijkt een wat scheef staande fles, die ik ergens vind: mijn ode aan de Portugese wijnen.

Weer naar beneden roetsjend vinden we vlak bij Covilhã vrij gemakkelijk een camping met geen centimetertje schaduw en keiharde grond waar ik de haringen maar enkele centimeters in krijg. De camping is helemaal voor ons alleen, niet gezellig dus, maar wel met heel mooi sanitair. Gezeten aan een scheve picnictafel worden we snel dronken van de zojuist bezongen wijn in de ondergaande avondzon. Zelfs op deze godverlaten plek is het leven lang niet slecht.