Totaal aantal pageviews

dinsdag 24 december 2013

De schijn van moderne techniek tast De Klaploper niet aan

En alweer zaten we in de Wegwijzer, dat alleraardigste kleine theatertje, aan het eind van een dorpsweggetje weggestopt in Nieuw en Sint Joosland. Als je het niet weet te vinden kom je er van zijn leven niet langs. En toch is het er bijna altijd vol. Ook nu weer met de laatste voorstelling van theaterproductiebedrijf Zeelandia met de monoloog "De Uitvreter" van Nescio in de regie van Lidwien Roothaan. De monoloog van Han Kerckhoffs dwingt alleen al vanwege de lengte alle respect af. Maar zijn dictie, zijn rust, zijn geweldig. Anderhalf uur duurt de voorstelling, maar de centrale figuur Japie "zijn achternaam ben ik eigenlijk nooit te weten gekomen", een klaploper bij uitstek, blijft een raadsel. De prachtige regels van Nescio zijn onaangetast gebleven, dat doet recht aan zijn kwaliteit. Maar toch vraag ik me af of die twee= en driegesprekken niet beter door afzonderlijke acteurs gedaan hadden kunnen worden. Nu moest de broodnodige afwisseling komen van de Rotterdame multi=instrumentalist Keimpe de Jong. Altijd weer een genoegen om die man bezig te zien en te horen, nu met een geluidsband zichzelf regelmatig op weer andere instrumenten begeleidend. Op geraffineerde wijze denk je aanvankelijk met een moderne overdubtechniek te maken te hebben, maar gelet op de vele akkoordenwisselingen is het toch een geluidsband. Leuk hoe je ook de   tchnische snufjes kunt suggereren zonder ze daadwerkelijk toe te passen. Nee, dit was echt ambachtelijk theater van de betere soort, de zoveelste voltreffer van Zeelandia.

Dordrechts Museum heeft een mooie tentoonstelling maar houdt het veel te clean

De Volkskrant stelt in zijn kerstbijlage vast dat een van de topic trends van het afgelopen jaar de opkomst  van de musea in de provincie is. Terecht, zoals ik afgelopen week weer kon vaststellen, nu in Dordrecht, daaar waar ik eerder die conclusie ook al trok in het Noord Brabants Museum in Den Bosch en het Museum voor Moderne Kunst Arnhem. Allemaal springlevende musea met prachtige tentoonstellingen die niet onderdoen voor wat de grote broers te berde brengen. Kijk nu eens naar het Dordrechts Museum met een leuke expositie over de kunst in de jaren tachtig. Bekende namen duiken op: Rob Birza, Peter Klashorst, Rob Scholte, René Daniels en een ontluikende Marlène Dumas. Niet dat ik van al dat werk onder de indruk ben. Van het fletse schilderwerk van René Daniels heb ik nooit wat begrepen, ik beschouw hem maar als een "artist's artist" want kunstenaars en bobo's zijn er altijd zeer van onder de indruk. Peter Klashorst ken ik eigenlijk meer van de schandalen die hij met zij vrije levenswandel in en buiten Afrika veroorzaakte, zijn werk vind ik nonchalant en zeer gedateerd. Birza en Scholte echter, om van Dumas maar te zwijgen komen nog steeds even krachtig over als ze toen zullen hebben gedaan. Ik zeg "zullen hebben", want met kunst hield ik me in die jaren helemaal niet bezig. Ik was bezig de samenleving te verbeteren in de vakbond; weer een hele andere manier van verbouwing dan die de krakers nastreefden. Soms wordt ik een beetje moe van al die krakers-aandacht op dit soort nostalgische exposities; alsof er in dit tijd geen andere vormen van protest waren; maar akkoord ze waren beeldbepalend in die dagen,en daardoor makkelijker te reproduceren, dat wel.
Een gemist kans toch weer is de onbedwingbare behoefte van ook de kleinere musea om zich als "white cube" te presenteren. Juist een tentoonstelling die zo uitvoerig refereert aan kraak- en punkbeweging zou het hebben gesierd die in geluid en entourage meer te tonen. Alleen de laatste zaal, met wanden die voorzien zijn van in die tijd veel gebruikt graffity sjablonen en bijbehorende documentaire (alleen te beluisteren op koptelefoon) komen in de richting. Het had uitbundiger gekund. Maar blijkbaar moet een museum toch een eerbiedwaardige plek blijven; niet raar dat je jongeren er nauwelijks ziet (behalve als ze er klassikaal doorheen worden gejaagd).

donderdag 19 december 2013

Is een wolk niet toevallig een rotsblok?

In het Museum Bozart in Brussel geweest. ‘Bozart’, een mooie oplossing in de eeuwigdurende taalstrijd, de Franse naam mag, maar dan wel fonetisch geschreven. OK, dus in het Bozart geweest. Ik wilde eigenlijk naar het nieuwe museum Fin de siècle (dat dan weer wel in het Frans, maar Fin de siècle is een internationale soortnaam geworden dus dan mag het weer) maar mijn lief wilde naar het René Magritte museum, en daar was ik ook nog nooit geweest, dus hebben we dat gedaan.
René Magritte, “ceci n’est pas un pipe”, Belgischer kan niet. België is niet alleen hét land van de surrealistische schilders, het ís ook surrealistisch. Dat merkten we de avond ervoor toen we dachten een pittoreske avondwandeling te kunnen maken over de met leuke kerstlichtjes versierde Groote Markt. Mis. Men had het nodig gevonden in deze donkere dagen een “stemmig” klank- en lichtspel op te voeren. Wat je  kreeg was een donderend spektakel van de meest afschuwelijke computermuziek met aan en uit flitsende lichten in alle kleuren van de regenboog op de eeuwenoude gevels. En dat op een markt die zo vol stond dat er niemand mee bij kon. Gevolg: volkomen vast zittende zijstraten. We hebben er een uur over gedaan om van de ene naar de andere kant te komen en hebben dus de hele wanvertoning moeten ondergaan.
Magritte dus. Een tentoonstelling die om mysterieuze redenen geheel in het duister is opgezet. Ik begrijp dat daglicht zich moeilijk verdraagt met de kleurige affiches en tekeningen maar waarom dat nu ook de zaal met het schilderwerk van Magritte in dit duistere licht is gehuld ontgaat me. De Nachtwacht hoef je toch ook niet bij een peertje van 25 watt te aanschouwen?
Het leuke van de tentoonstelling is dat niet alles precies in chronologische volgorde is neergezet en opgehangen. Pas na een  tijdje ga je de constanten in het werk van Magritte zien: de bolhoed, de kattenbelletjes, de uitgehakte deuren, de met doeken bedekte gezichten, de uit de grond groeiende vogels enz. Ook zie je telkens weer dezelfde namen van kunstenaars opduiken met wie hij samenwerkte. Magritte was een echte coöperatief werkende bedenker van gekke invallen. En toch ook weer een heel burgerlijk levende man  tesamen met zijn  Georgette. Een  man van merkwaardige tegenstellingen dus. Beginnend als kunstenaar die alle zekerheden ter discussie stelde: “is een wolk wel een wolk en toevallig geen rotsblok?” en later alsmaar dezelfde prachtige nachtgezichten onder een heldere zomerhemel schilderde omdat die zo goed verkochten.

In een schitterende documentaire aan het eind vallen alle puzzelstukjes op hun plek. Je hebt bij het naar buitengaan het idee dat je Magritte begrepen hebt. Ook al is dat misschien niet echt zo, de illusie alleen al geeft een goed gevoel.