Totaal aantal pageviews

donderdag 30 april 2015

Prent van de dag 15

                                                   Peppi en Kokki na twee weken Marokko.

Wie zijn eigenlijk het ergst, de jongens in de souk of de autoverhuurbedrijven?

En potverdomme, op de aller, allerlaatste dag overkomt het mij, de hopman, de altijddewegweter, de grote roerganger het toch nog: ik raak met Pierre volkomen de weg kwijt in Marrakech. Een eenvoudige wandeling door de souk naar het centrale plein van Marrakech gaat me al slecht af, we doen er meer dan een half uur over om er te komen, op de terugweg lopen we helemaal vast in het oerwoud van steegjes en soukjes.
Maar voordat het zover is brengen we een allerlaatste bezoekje aan een bezienswaardigheid in Marrakech, die zeer de moeite waard blijkt, het Bahiapalace. Een relatief jonge paleis van de grootvizier van Marrakesh, dat vlak na de eeuwwisselling de plek werd waar de Fransen huisden tijdens de periode dat Marokko een Frans protectoraat  was. Nergens in Marokko zagen we zulke prachtig gedecoreerde plafonds. In twee kamers treffen we zelfs twee mooie open haarden, de enige die we in heel Marokko hebben gezien. De grootvizier was een koukleum blijkbaar.
Daarna moeten we snel terug om op tijd op het vliegveld te geraken. Haast is een slechte compagnon van hen die de weg moeten vinden. We worden steeds verder opgeslokt door de medina. Overal dringen zich hinderlijke types aan ons op. Ik hou ze bars van me af, maar elke keer als ik mijn gigantische plattegrond uitklap, dus elke 5 minuten, storten ze zich weer als hongerige wolven op hun prooi. Ik geef het op, vraag de weg en weer loopt een tros Marokkanen ons vooruit naar ons hotel. Aldaar ontspint zich weer hetzelfde tafereel. Ik ben nu slechts bereid om nog 50 dirham ( 5 euro) weg te geven. Als een van jongens het biljet uit mijn hand grist, roept hij gelijk om meer, Ik duw hem weg. Iemand langs de kant van de souk roept dat hij honderd dirham moet vragen. Hij roept dat zijn broertjes nog niks gehad hebben. Ik been er stevig van door, Pierre komt achter me aan. Op de een of andere manier laten ze Pierre oftewel de eerbiedwaardige Ali Baba, eigenlijk ook een beetje een grootvizier, met rust. Maar ik als beheerder van de beurs van de grootvizier krijg telkens de volle laag.. Ik heb het stadium bereikt waarin ik aan dat al dat gepluk en gezeur om geld, om méér geld wel te verstaan, een teringhekel heb gekregen. We gaan precies op tijd weg uit deze kokende ketel (het is vandaag weer een graad of 35). Bij de geparkeerde auto komt de maffiabaas die volgens mij deze hele hoek regeert nog even vragen of de man die bij de auto staat nog wat kan krijgen. ‘Betaal hem maar van datgene wat ik je enkele dagen heb gegeven’ roep ik hem na en rij weg.  
Dan met de auto naar het vliegveld, nergens staat dat aangegeven. Pierre weet niet hou hij een 'Airport' op zijn tom tom moet vinden, dus we proberen het maar zonder. Een grote uitvalsweg lijkt ons de juiste, een agent bevestigt dat we goed zitten. Maar even later wijzen twee jongens ons de tegenovergestelde richting. Nergens, maar dan ook nergens een bord. Bij een benzinepomp wijzen ze ons weer terug. Via een onbegrijpelijke binnenweg komen we terug in Marrakech toch eindelijk bij het vliegveld aan. Het parkeren en wegbrengen van de sleutels van de huurwagen gaat dan eigenlijk heel vlotjes, al blijkt onze groene kaart verdwenen. Ergens heel vaag in mijn achterhoofd  heeft de agent die ons een bekeuring gaf dat ding uit het hoesje gehaald en er blijkbaar niet meer ingestoken. Dat zal dus ook wel weer afgeboekt worden op het bedrag dat ik nog terug zou krijgen. Ook het afleveren van de auto op een andere plek dan bij vertrek komt ons op een extra fee van 90 euro te staan. Wie zijn nu eigenlijk het ergst, die arme jongens in de souk die ook een centje extra willen of die zogenaamde nette autoverhuurbedrijven?
Enfin, we vullen weer eens een vertrekformulier in ten behoeve van de regering in Rabat en hebben helaas geen fooi meer voor de toiletjuf op de airport. Al onze dirhams zijn nu echt op.


woensdag 29 april 2015

Prent van dag 14: Peppi en Kokki brengen ambiance in Marokko!

                                                                 O li o li o la

O li o li o la


Goedgemutst worden we wakker in het hotelletje in de palmen langs de rivier bij Ouarzazate waar we ons steeds beter thuis zijn gaan voelen. De hotelbaas is een nog jonge Marokkaan die we gisteravond aan de hand van cartoons Hollandsche Humor hebben proberen bij te brengen, na enige twijfelachtige pogingen begon hij gaandeweg steeds schaapachtiger te grinniken. Maar hij had ook kritiek: Marokkanen dragen geen Fez, dat zijn Turken. En Pierre vergeet poppetjes telkens 5 vingers te geven. Ook moppen over bedelende mensen gingen er niet zo in als Gods woord in een ouderling. Ik heb in deze blog weinig gezegd over maaltijden, maar de maaltijd van gisteravond met kalkoen gestoofd in een mengelmoesje met o.a. olijven en een desert van versnipperde rode vruchten was ‘hors categorie.
Vandaag gaat het laatste bezoek in Ouarzazate naar de filmstudio Oscar. Al aan de entree van Ouarzazate maken levensgrote klapborden duidelijk dat dit de stad is waar talloze films zijn gemaakt, naast degene die ik al eerder genoemd heb ook “The temptation of Christ” en enkele afleveringen van “Games of Throne”.
We maken met een gids een rondtocht langs allerlei fantastische decors waarbij ik dat van de tempel van Cleopatra toch wel alles vindt slaan.

Pierre probeert een filmpje met mij in de hoofdrol te maken binnen in een Egyptische tempel, maar de belichting is zo slecht dat dit resultaat nimmer enige filmzaal zal halen. We rijden terug over de Atlas langs een andere weg en komen in de onwaarschijnlijke wereld van Ben Haddou terecht, een op een bergje langs een Nijl-achtige rivier gelegen kasbah van 600 jaar oud.

Als we na een vermoeiende tocht helemaal naar boven weer terug bij de auto komen is Pierre zijn fototoestel kwijt. In grote paniek rent hij de heuvel weer op, geen acht meer slaand op de hitte. Ondertussen wijst een jongetje mij op een plekje onder de auto waar een fototoestel ligt. Ik bedank hem uitvoerig en geef hem een fooi. Zijn vader maant hem onmiddellijk achter Pierre aan te gaan. Triomfantelijk voert het kereltje de grote Ali Baba (de naam die door werkelijk iedereen hier aan Pierre wordt gegeven) terug naar de auto waar ik het apparaat weer aan de rechtmatige, slordige eigenaar teruggeef.
De tocht gaat door een onwaarschijnlijk mooi landschap in het namiddagstrijklicht, waardoor de rode aarde nog roder en de lichtgroene berghellingen nog groener lijken. Daarachter de besneeuwde bergtoppen die in films vaak de rol van Himalaya toebedeeld krijgen. Zo werd ook een nieuwe versie van “the last emperor”  ergens opgenomen.
Onderweg lullen we honderduit, over onze jeugd, over onze angsten en dromen, over van alles. Ik herinner Pierre aan de eerste keren toen we elkaar ontmoetten, toen de muziek van de Internationale Nieuwe Scene bij Pierre voortdurend op de draaitafel lag. Ineens herinnert Pierre zich nog een lied uit Mistero Buffo, en zo zingen wij in de afdaling luidkeels gezamenlijk:
O, li o li o la, onze rijen groeien aan, het waren socialisten,  het waren sociali-isten,
O, li o li o la, onze rijen groeien aan, het waren socialisten, die hebben het verstaan
Bijna met tranen in de ogen denken we aan de jaren zeventig terug toen deze teksten nog NIET leidden tot allerlei cynische grappen, maar we nog trots met gebalde vuist op mei-bijeenkomsten de Internationale aanhieven. Hoe anders is het nu met onze rode gezindheid, toch wat fletser geworden.

Zo rollen we weer Marrakech binnen waar we met onze bolide op gezag van de tom tom hopeloos verstrikt raken in de medina. Een aantal jongeren springt op onze nek om ons naar de juiste plek te brengen. Ik onderhandel weer op barse toon, maar het kost ons toch weer 10 euro om op de juiste plek te komen. Aldaar aangekomen ontmoeten we weer de man die voor veel  geld de eerste keer de koffers naar ons hotel bracht. Ik zeg hem dat hij ons  maar onze eigen gang moet laten gaan, want anders zou hij wel eens achter de tralies kunnen komen….. De man begrijpt het en maakt zich uit de voeten.

dinsdag 28 april 2015

Prent van de dag 13

                                                        Peppi en Kokki tillen de boef!

maandag 27 april 2015

Over de reizigers die niet gingen



Gisternacht schrok in na het eerste slaapje klaarwakker. Een heel vervelend gevoel kwam over me. Ik pakte mijn portemonnee erbij en vond het afschrift van mijn betaling inzake de woestijntocht. Waar ik bang voor was bleek waar. Ik had geen 53 euro betaald voor de trip naar de woestijn maar 530. Alles leek erop te wijzen dat de boeven maar een nulletje aan de prijs hadden toegevoegd, zonder dat ik daar met mijn stomme kop acht op had geslagen, ingepakt als we waren door de vriendelijke woorden van de neef van de man langs de weg met pech. Ik heb Pierre uit zijn bed getrommeld en hem van deze nieuwe nare wending op de hoogte gebracht. Vervolgens heb ik de hele nacht liggen piekeren over een plan de campagne. Ik was er op een gegeven moment uit: ik zou naar de politie gaan en proberen de identiteit van de man van het reisbureau vast te laten stellen door een agent. Daarna zou ik hem dreigen met een rechtszaak vanuit Nederland. Zo bedacht, zo gedaan. Om zeven uur zijn we opgestaan en na het ontbijt heeft de vriendelijke, goed Engels sprekende eigenaar van ons hotelletje ons naar een politiebureau gebracht. Aldaar komen we terecht in de greep van de Marokkaanse bureaucratie. Agenten in donkerblauwe pakken lopen af en aan, geven elkaar veel handen maar doen voor ons niks. Inmiddels gaat het tijdstip van 9 uur, waarop wij zouden vertrekken naar de woestijn, voorbij. Op het politiebureau, waar men de tijd voornamelijk doorbrengt met bij elkaar in en uit te lopen zonder dat iets waarneembaars gebeurt, komt op een gegeven moment iemand tot de ontdekking dat we niet op dit bureau moeten zijn maar op dat van het derde arrondisement van Ouarzazate. Een taxi rijdt ons voor naar het bewust bureau. Daar staat een man in de inmiddels toenemende hitte uit te kijken naar iemand die zich met onze zaak zal gaan bemoeien maar niet komt. Op een gegeven moment worden we naar boven gedirigeerd in een kale wachtruimte ( de Marokkaanse politieburelen maken een zeer versleten, afgebladderde indruk).
Omdat er helemaal niets meer gebeurd steek ik op een gegeven moment mijn hoofd om de deur en vraag hoe het zit met onze zaak. Een man achter een bureau begint uitgebreid te mopperen over zoveel brutaliteit. Uit zijn moeilijk verstaanbaar Frans maak ik op dat  we beter naar weer en ander bureau kunnen gaan. De moed begint ons nu echt in de schoenen te zakken als we andermaal achter een taxi aan naar het derde bureau rijden, nu de nationale gendarmerie. Bij binnenkomst aldaar doe ik voor de derde keer mijn verhaal aan een willekeurige agent die op wacht staat bij, ik kan mijn ogen niet geloven, een enorme vogelkooi waarin een stuk op drie gevangenen zitten of liggen.  met, echt waar, een kommetje water en een homp brood er naast. Eentje wordt juist op zeer hardhandige wijze bij zijn nekvel gepakt en naar een andere ruimte gebracht. Als er nog echte, eerlijke, politiebureaus op de wereld bestaan dan is dat in Marokko. De agent in kwestie wijst ons naar de eerste verdieping. Daar treffen we een agent met iets meer strepen op zijn schouders die ons verhaal met echte belangstelling aanhoort en bezweert dat de onderste steen boven zal komen. Er gloort ineens enig licht in de zaak. Na weer een half uurtje waarin ik vele papieren moet invullen en een aanklacht in het frans moet formuleren, staat ineens de man waarom het allemaal begonnen is voor onze neus. Hij is buiten ons medeweten thuis opgepikt door de politie en naar dit bureau gebracht. Van het bravour van gisteren is bij de man niets meer te merken, hij trilt als een espenblad. Ik som tamelijk hardvochtig al mijn aanklachten tegen hem op: de truc met de wagen met pech, het gebruiken van een organisatie die in feit niet bestaat (onze hoteleigenaar heeft gisteren de telefoonnummers op onze ticket voor de reis gebeld en bot gevangen) en het goochelen met cijfers. Ik stel hem voor de keus, of mij alles terugbetalen of ik dien een aanklacht in. De man, met wie ik nu echt een beetje medelijden begin te krijgen, biedt onmiddellijk aan om mij alles terug te betalen. Hij krijgt een uurtje de tijd van een officier met een ster op zijn schouder om het geld bij elkaar te sprokkelen. Een uur later loopt diezelfde officier nog ongeveer een uur met het inmiddels bezorgde bundeltje geld het kantoor in en uit, waarbij duidelijk wordt dat het uitbetalen van de buit een gebeurtenis is, die met de nodige plechtigheid dient te worden uitgevoerd. Daarvoor moet nog heel lang worden gewacht, vele papieren worden ingevuld en onze paspoorten aan nauwgezet onderzoek worden onderworpen. De officier met het geld verdwijnt weer. Pierre staat op het punt stiekem wat foto's van rondslingerende politiepetten te maken en ik heb zelfs even de aandrang er even een op te zetten. We doen het toch maar niet. Het zou jammer zijn als in het zicht van de haven onze grappen en grollen alles weer in het honderd zouden laten lopen. Er lijkt even geen vordering meer in de zaak te komen. De boef, die alsmaar in dezelfde ruimte zit als wij, gaat steeds angstiger kijken en maakt duidelijk dat hij over een uur wel eens geboeid achter de tralies kan zitten. Maar dan komt een onderknuppel ons dan toch eindelijk de briefjes stuk voor stuk natellen. De dikke stapel van 5300 dirham kan ik met moeite in het bovenzakje van mijn hemd gepropt krijgen. De boef kijkt me smekend aan en ik versnipper met enig gevoel voor drama voor de ogen van de officier mijn aanklacht. De boef slaakt een zucht van verlichting en wij mogen na 5 uur op diverse burelen te hebben doorgebracht eindelijk vertrekken. Een triomfantelijk gevoel verbergen gaat me moeilijk af. We drinken er daarom maar eens een extra bakje thee op in de schaduw van prachtige kubistische gebouwen die in Ouarzazate staan, we zijn hier echt aan de noordkant van de Sahara terecht gekomen. De bouwstijl van steden als Timboektoe kun je hier al terug zien. We rijden door een landschap dat al als decor heeft gediend in talloze Hollywoodproducties zoals The Gladiators, Ben Hur, Cleopatra en zelfs een James Bond film. De route die we rijden gaat door een vallei die de Vallei der Dadels heet vanwege de duizenden palmen die prachtige oases vormen. In een daarvan gaat we in het broeierige klimaat rondwandelen, je waant je aan de oevers van de Nijl.
We zien een werkelijk prachtig gerestaureerd gebouw liggen, een tot hotel omgebouwd oud paleisje. Aldaar worden we, met het uitzicht op “de Nijl” met op de achtergrond de besneeuwde toppen van de Atlas voor het eerst deze vakantie op een biertje getrakteerd. En laat ik nou eens vinden dat we dat ook echt verdiend hebben!

zondag 26 april 2015

Prent van de dag 12


Hebben we morgen een geweldige dag of zijn we er grandioos ingetuind?

De rit voert ons vandaag naar de plaats met de onmogelijke naam: Ouarzazate. Denk maar aan Zelzate, dan lukt het wel. De rit gaat vanuit Marrakech dwars over de Atlas. Vandaag zien we voor het eerst vanaf het centrale plein van Marrakech een enorm lang lint met wit besuikerde bergen liggen. Daarheen gaat de rit dus. De weg is aanvankelijk prima maar wordt richting de bergpas, de Tizipas, steeds slechter. Pierre toont zich een onvervaarde chauffeur en slingert onze Peugeot 208 (of 206?) langs de steile wanden. De besneeuwde toppen komen steeds dichterbij. Boven staat een behoorlijk frisse wind. Maar de tocht naar beneden blijkt pas echt mooi. We komen in een bijbels landschap van wat van verre lijkt op zandverstuivingen, maar hier zijn het nog steeds heuse rotsen. De Sahara ligt pas 200 kilometer verderop. Tegen de hellingen liggen vuurrode dorpjes opgebouwd uit rechthoeken van aangestampte leem. Deze dorpjes zagen er 500 jaar geleden precies zo uit, afgezien van een enkele tv schotel op de platte daken. We genieten van het grandioze landschap dat enigszins doet denken aan Utah en Nevada op weg naar Los Angeles op de route 66, zij het dat de dorpjes nog primitieve zijn dan die in de States. Plotseling staat er een man met opgeheven arm bij een wagen met open motorkap te zwaaien. We stoppen. Het blijkt een Toeareg (woestijnbewoner) te zijn met autopech. Of we hem een tijdje mee willen nemen naar een garage. Bereidwillig als wij zijn voor onze medemens schuiven we onze koffers wat op. Als hij uitstapt vraagt hij waar we naar toe gaan en of we een boodschap willen afgeven aan zijn huis in Ouarzazate omdat hij morgen pas thuis kan komen. Hij weet zijn huis heel precies  aan te geven op ongeveer 5 km van ons hotelletje. Dat hotelletje geeft hij ook meteen aan, dat is maar goed ook, alleen hadden we het nooit gevonden, de  tom tom geeft op de straatnaam weer eens geen thuis. Na deze info stapt hij uit hoewel we in de verte geen garage zien. Maar een Toeareg zal de buurt ongetwijfeld beter kennen dan wij. In de stad vinden we zowel het hotel als de opgegeven plaats vrij gemakkelijk. Als ik ergens aanklop blijk ik inderdaad het juiste adres te hebben gevonden. De betrokken toeareg blijkt de neef te zijn van de man die open doet. We worden meteen uitgenodigd voor een kopje thee, een geste die ik natuurlijk niet afsla. Binnen worden we ontvangen als koningen (zie hier de entourage van het huis waar we zijn binnengetreden).
Omdat de neef ook een woestijnbewoners is doet hij ons meteen een voorstel. Voor een billijke prijs, we hebben immers zijn neef geholpen kunnen we de komende twee dagen met een four wheel drive de woestijn in, de zon zien onder gaan, in een tent slapen en op een kameel rijden. Ik denk er geen seconde over na en Pierre protesteert niet. Voor 50 pietermannen zijn we de bezitter van een officiëel papier waarin het aanbod met de hand door de neef opgeschreven is. Of we meteen maar willen betalen met mijn credit card. Pas als we buiten staan begint het toch een beetje te kriebelen, ging dit niet allemaal heel erg snel en geolied. Is dit allemaal niet heel erg  toevallig. Wie zegt of die Toeareg niet elke dag langs die weg met veel toeristen staat met een zogenaamde kapotte auto. Morgen om 9.00 uur, als we een afspraak hebben met de chauffeur met de four wheel drive weten we of we goede zaken gedaan hebben of onze behulpzaamheid terecht beloond wordt of dat we een oliedomme Peppi en Kokki zijn.
Ons hotel kunnen we in een klein dorpje langs de met palmen ingepakte rivier bereiken langs een steenweggetje waar je nog een ezel overheen zou sturen. Maar binnen worden we in een gezellige ruimte met veel kussens en lampen onthaald op een heerlijke maaltijd. Wie maakt ons wat?


zaterdag 25 april 2015

Prent van de dag 11


Yves Saint Laurent geeft me een stevige duim omhoog

Na al die door religieuze invloeden en machthebbers bepaalde gebouwen is het een verademing vandaag enkele plaatsen te bezoeken waar het nu eens primair gaat om de schoonheid van het bestaan. Zo is het stadsmuseum van Marrakech gehuisvest in een oude villa die behoorde aan  de eerste Marokkaanse ambassadeur in Frankrijk. Alleen al de gigantische koperen kroonlamp, die een diameter heeft van zeker zes meter, is een bezoek waard.
Vooral de verzameling vazen en borden  uit Fez mag er ook zijn. Maar bovenal is het toch het huis zelf, dat vanwege zijn seculiere herkomst nu eens heel anders oogt dan alles dat we hiervoor zagen. In de wandschilderingen op de deuren ontdekken we zelfs voor het eerst figuren die gebaseerd zijn op bloemen en planten. Ook zien we er werk van hedendaagse Marokkaanse kunstenaars die met hun westerse collega’s kunnen wedijveren en geen boodschap meer hebben aan het Islamtische verbod op het afbeelden van personen en dieren. Het is duidelijk dat in dit museum een moderne levensopvatting rondwaart. Datzelfde hadden we ook al gezien in het museum voor hedendaagse kunst in Fez. Het gaat misschien langzaam, maar ook in Marokko gaat het de goede kant op.
Tussen de bedrijven door komen we langs paleismuren waarbij ooievaars zich als paleiswachten om de vijftig meter hebben genesteld in hun karakteristieke reuzenesten.  Een nest hoog op een toren blijkt dus helemaal niet nodig, gewoon op een muur is ook al voldoende.
Terwijl we in een restaurantje het zoveelste glaasje thee achterover slaan valt iemand flauw. Binnen de kortste keren ontstaat in de nauwe souk een file van wandelaars en brommertjes. In tegenstelling tot Fez en Meknès mogen in Marrakech brommertjes wel door de souk rijden. Je moet voortdurend oppassen niet van je sokken gereden te worden. Hun blauwe walm vult de souk voortdurend. Er zouden voor de lol hier eens fijnstofmetingen gedaan moeten blijkt dat vanwege eerdere terroristische aanslagen in Casablanca en Marrakech het toerisme daaronder nog te lijden heeft. Ok, er valt er af en toe eens eentje flauw of er gaat er af en toe eens eentje aan de racekak (ik hedenochtend), maar dat is het dan wel. Ook de voedsel- en warenautoriteit zou hier eens een kijkje moeten komen nemen. In de gauwigheid sla ik aan het tellen en stel vast dat één op de vier passanten in deze souk een toerist is.

We vervolgen onze cultuurmissie naar een ander museum, nu een prachtig fotomuseum met foto’s van Marokko gemaakt tussen 1870 en 1950.  Opvallend is dat de foto’s gemaakt tot pakweg 1920 alleen uit Tanger komen. Marokko was tot dan het strijdtoneel van elkaar bevechtende stammen, waarin een westerling zich niet waagde. Terwijl de blik op de oriënt van Turkije tot aan Algerije steeds wijder werd door vele reizen gemaakt door Europeanen, bleef de noord westhoek van Afrika voor iedereen uit de oude wereld verborgen.
We snuiven nog meer cultuur, maar dan horticultuur, in de Majorelle jardin, genoemd naar een Franse schilder die deze tuinen  tussen 1920 en 1930 aanlegde. Bomen, planten en cactussen uit werkelijk de hele wereld zijn door hem hier bijeengebracht. Het gaf het toch al bijzondere geheel nog eens extra cachet door grote bloempotten, prieeltjes en vijvers uit te voeren in kobaltblauw, volgens eigen zeggen de kleur van Franse overals. Pierre’s blauwe truitje blijkt wonderwel te passen bij deze kleur en die van de werkelijk waanzinnig bloeiende bougainvilles.

Yves Saint Laurent werd de volgend eigenaar. Na zijn overlijden werd zijn as over deze tuin uitgestrooid. Midden in de tuin staat dan ook een gedenkteken voor de Franse couturier. Er is een klein museumpje waarin affiches  tentoongesteld worden die hij als nieuwjaarskaart jaarlijks een vrienden en bekende stuurde, altijd gebaseerd op het woord “Love”, Yves bleek ook een oude hippie.

Ondertussen geef ik mijn enige overgebleven briefje van 20 euro ergens uit als een briefje van 20 dirham (= 2 euro), zodat ik de Marokkaanse economie andermaal een forse stimulans heb gegeven. Vanuit de hemel zag ik Yves Saint Laurent mij een stevige like geven.

Prent van de dag 10


vrijdag 24 april 2015

Onze goedheid kent geen grenzen

We hebben ons vandaag eens van onze beste kant laten zien door een tijde almoezen te geven aan enkele van de talloze bedelaars die overal in Marrakech rondlopen, op de stoep zitten of tegen de muur liggen. Ook voor de grootste moskee van Marrakech, de Koutoubia, zaten er tientallen. Als socioloog heb ik besloten maar eens een grondige veldstudie te doen naar de mate waarin de gelovigen van Marrakech voldoen aan een van de 7 verplichtingen van de Islam: het verstrekken van aalmoezen aan de armen. Welnu, de 0-hypothese dat Marokkanen net zoals Europeanen zich van godsdienstige regels weinig aantrekken kon worden bevestigd. Vrijwel geen enkele uit de moskee komende gelovige gaf wat. Wat dat betreft lijken ze net op toeristen, die kijken gewoon over bedelaars heen. Nou ja, de meesten, soms zie je wel eens toerist naar zijn buidel grijpen. Dat deden wij dus toen ook maar een tijdje. Maar als je een munt in één handje legt, volgt als snel het tweede enz. Ook ik kan dan hard zijn. Ik gaf wat aan een man die met slechts één been en in verband gewikkeld stompje ernaast op een stoep zat. Onmiddellijk stond er een vrouw naast die zei: “en ik dan?”. Ik daarop terug in mijn beste Frans: “Vous? Vous avez deux jambes!” en gaf niks.
Onze goeiigheid was nog niet voorbij, want ik besloot dat we op zoek moesten naar het hotel dat we gisteren niet vonden. Ik zag nl. plotseling op de kaart de naam van het steegje waarin zich dat hotelletje moest bevinden. Aldaar aangekomen kreeg een volkomen verbaasde patron van ons de helft van één nacht logies uitgekeerd, op voorwaarde dat hij onze cancelling niet zou doorgeven aan booking.com. Dat beloofde hij maar al  te graag en scheelde ons de prijs van het verblijf van de helft van onze boeking. We kregen onmiddellijk een grote pot heerlijke mintthee voorgezet om onze weldaden op de dag nog eens te onderstrepen.
Ook Marrakech is een mierennest, maar oogt op de een of andere manier toch iets opener en kleurrijker dan de andere steden, misschien komt dat door de rode leem, waaruit de meest huizen zijn opgetrokken, ook lijken de souks wat wijder, maar dat kan ook komen doordat het vandaag vrijdag (= islamitische zondag) is en een kwart van de soukwinkeltjes gesloten bleef.  Verder zijn er rondom de Koutoubia moskee prachtige rozentuinen aangelegd. Aldaar moest ik weer heel veel moeite doen om een zeer vasthoudende oudere Marokkaan ervan te overtuigen dat we stad  echt op onszelf zouden bekijken.  Na de belevenissen van gisteren hadden we even genoeg van ons diensten aanbiedende noord Afrikanen.
Ook in Marrakecht zie je  moskeeën alom, we troffen een nog mooiere medersa dan in Fez, omdat we nu ook de omringende studentvertrekken konden bekijken; een studentenkamer was niet meer dan een donker hok waarin je een stoel, tafeltje en matras kwijt kon. Maar die kamertjes liggen rond prachtig houtgesneden trappenhuizen die leiden naar een gezamenlijke badkamer en de centrale prachtig geornamenteerde ruimten waarin onderricht in de Koran werd  gegeven.
De koninklijke paleizen zijn alleen herkenbaar aan de 15 meter hoge muren en de aanwezigheid van soldaten om elke paar honderd meter. Ook bezochten we nog de graftomben van de Saadische koningen;  de dynastie die na de Almohiden de macht kreeg in Marokko en zorgde voor een tweede bloeiperiode van Marrakech in de 16e eeuw.

Nu genieten we andermaal van ons prachtige terras. Pierre ligt op een bank met daarnaast een grote cactus te slapen terwijl naast mij het geluid te horen is van tientallen roodborstjes (of zoiets) die in de voerderbak naast mijn tafeltje heen en weer trippelen. In mijn hoofd klinkt dit lied, waarvan ik de lyrics even heb opgezocht; een tekst die aan betekenis niet heeft ingeboet: graag de begeleidende muziek even zelf opzoeken en onderstaande tekst hardop meezingen:


 CROSBY, STILLS & NASH
"Marrakesh Express"
(Graham Nash)
[Intro. (Electric Guitars)]
Looking at the world through the sunset in your eyes
Traveling the train through clear Moroccan skies
Ducks and pigs and chickens call
Animal carpet wall to wall
American ladies five-foot tall in blue
Sweeping cobwebs from the edges of my mind
Had to get away to see what we could find
Hope the days that lie ahead
Bring us back to where they've led
Listen not to what's been said to you
Wouldn't you know we're riding on the Marrakesh Express
Wouldn't you know we're riding on the Marrakesh Express
They're taking me to Marrakesh
All aboard the train, all aboard the train
I've been saving all my money just to take you there
I smell the garden in your hair
Take the train from Casablanca going south
Blowing smoke rings from the corners of my mouth
Colored cottons hang in the air
Charming cobras in the square
Striped djellebas we can wear at home Well, let me hear you now
Wouldn't you know we're riding on the Marrakesh Express
Wouldn't you know we're riding on the Marrakesh Express
They're taking me to Marrakesh
Wouldn't you know we're riding on the Marrakesh Express
Wouldn't you know we're riding on the Marrakesh Express
They're taking me to Marrakesh
All on board the train, all on board the train
All on board

Prent van de dag 9

                            Bekeuring wegen te snel rijden op de weg van Fez naar Marrakech
                                                                boete: 200 dirham

De dag van de tegelwijsheden

Deze aflevering wordt geschreven onder de sterrenhemel van Marrakech bij een temperatuur om 12 uur ’s nachts van ik schat 22 graden. Overal om me heen staan tropische planten terwijl op de achtergrond allerlei muurschilderingen verhalen van mensen die hier eerder geweest zijn. Ik zit op het boventerras van een hotelletje dat gerund wordt door een Fransman die na 10 jaar omzwervingen op de wereld Marrakech als definitieve standplaats koos en in twee jaar tijd alles hier op bouwde: een gebouw van drie verdiepingen, rijke voorzien van vooral Afrikaanse kunst, met prachtige hotelkamers, ook alles met eigen handen gemaakt. Dit is de poëtische kant van het verhaal. De prozaïsche is hoe ik aan dit adres gekomen ben. We kwamen na een vrij saaie autorit van meer dan 500 kilometer  tegen het vallen van de avond hier in Marrakech aan. Het door ons via booking.com bestelde hotelletje bevindt zich ergens in de mierenhoop van de medina en konden we in de inmiddels gevallen avond op geen enkele manier vinden. Aan de ingang van de medina stond ik een papier te bekijken met het adres. Niet doen natuurlijk, onmiddellijk sprongen er allerlei types op me af waaruit ik er op goed geluk een uitkoos. Die was vanaf dat moment de man die voor mijn niet alleen dit hotel uitkoos maar ook zorgde voor een parkeerplek, helpers charterde voor het vervoer van onze koffers, zodat we de binnen de kortste keren omringd door maar liefst vier begeleiders door de medina struinden. De afloop laat zich raden. Voor de dikke deur van het etablissement ontspon zich een heftige discussie over wat ik voor de geleverde diensten moest betalen. Ik vond een biljet van 100 dirham (= 10 euro) meer dan rijkelijk betaald, maar daar waren de vier ‘helpers’ het helemaal niet mee eens. Omdat ik geen biljet van 100 had maar alleen een van 200 werd het dus dat. Een van de vier zag dat ik ook nog een briefje van 20 euro in mijn portemonnee had zitten en begon op hoge toon ook daarom te vragen. Ik was het nu echt spuugzat en heb op niet mis te verstane toon duidelijk gemaakt dat aan het onderhandelen een eind was  gekomen en dat ze allemaal moesten ophoepelen. Gelukkig ging op dat moment de deur van het hotel open en maakte het geboefte zich met het reeds veroverde geld uit de voeten. “Dit soort verhalen hoor ik nu elke dag van elke toerist” verontschuldigde de hoteleigenaar zich. “Het is een ramp voor het toerisme als dit zo blijft doorgaan, ze schroeven de prijzen alsmaar op”. Even later zaten we in een door de eigenaar aanbevolen restaurantje in de souk, waarbij de ober  ‘vergat’, nadat ik al een flinke fooi had gegeten mij een biljet van 100 dirham te retourneren. Ik moest de vrouw achter de toog die natuurlijk geen woord Frans sprak erbij halen om de ober van de bovenverdieping terug naar beneden te halen. Verongenlijkt gaf hij me een verfrommeld biljetje van 100 dirham terug. Welnu, de toon is hier in Marrekech gezet. Om elke straathoek kun je worden belaagd door iemand die zich van een deel van jouw portemonnee meester wil maken. Laten we maar zeggen: een gewaarschuwd man geldt voor twee......

Maar het kan ook heel anders. ’s Middags werden we aangehouden door een politiepost omdat we ergens in plaats van 60 kilometer 72 hadden gereden. Ik moest voor dit ernstige vergrijp200 dirham boete betalen. Ik stond op het punt stevig te gaan bakkeleien todat ik me realiseerde dat dit misschien toch niet de juiste houding zou kunnen zijn. In onze reisgids had Pierre ergens gelezen dat je naar agenten altijd beleefd moet zijn en dat dit soms in je voordeel kan uitpakken. Na enig onduidelijk getreuzel waarbij de agent mijn rijbewijs bij zich bleef houden, begon hij op fluisterende toon iets tegen me te zeggen wat ik niet begreep. Toen zijn collega zich wat verder verwijderde stak hij mijn boete stiekem terug in mijn portemonnee. “Vous etes un bonne homme” fluisterde ik hem op mijn beurt toe en maakte me uit de voeten
Maar ja, aan het eind van de dag was de Marokkaanse economie er dus toch 200 dirham extra op vooruitgegaan. Wat de ene hand geeft…..

Nog even moet ik vermelden hoe wij aan het  tafeltje in dat restaurantje tussen een aantal werelden verzeild raakten. We werden aanvankelijk bediend door een zwarte jongen uit Guinee dit, zo zei hij, van plan was om naar Europa te gaan omdat hij het leven in Afrika zat was. ‘Toch niet met de boot hopelijk” zei ik. “Jawel het is voor mij de enige kans op een behoorlijk leven” zei de Afrikaan eraan toevoegend dat hij op de hoogte was van de gevaren, al twee bekenden van hem waren in de Middellandse Zee verdronken. Ondertussen begon de reeds genoemde ober tegen ons een klaagverhaal over de Nederlandse regering die van plan was om de ‘kinderbijslag’ (dat woord sprak de Marokkaanse ober vlekkeloos uit) terug te schroeven. De een had niks en wilde van alles, de ander had van alles maar wilde meer…..

donderdag 23 april 2015

Prent van de dag 8

                                                                  Rondleiding in Fez

woensdag 22 april 2015

Fez brengt onze hoofden op hol

(Wij waarschuwen bij voorbaat voor deze aflevering;  het lezen ervan kans als zeer vermoeiend worden ervaren)
Fez proberen te begrijpen is hetzelfde als een knot wol proberen te begrijpen. De stad is een verzameling van verschillende steden, in verschillende periodes ontstaan. Om elke stad werd een muur gebouwd en langzaam groeiden al die muren ineen tot één stad. Globaal is er een noordelijk en een zuidelijk deel, doorsneden door een heuvelrug waarop zich een fort bevindt. Aan de overkant, op een andere heuvel staat een soortgelijk fort. Met die twee forten hielden de sultans vijanden van zich af. Bij nader inzien is het maar goed dat we de beschikking hebben over een gids. Met de Rough Guide in de hand was het een ongelooflijke zoektocht geworden naar alle interessante plekken, te meer daar de meeste verborgen zitten tussen alle souks en steegjes. Van bovenaf is nog wel enige structuur zichtbaar, zoals we aan de hand van onze gids bij een van die hooggelegen forten kunnen waarnemen, eenmaal opgenomen in de medina’s raak je het overzicht onmiddellijk  kwijt. De vergelijking met Jeruzalem, waar ik eerder ronddoolde, dringt zich op. Daarbij komt dat een aantal belangrijke monumenten, zoals de uit de het eerste millennium daterende Karaouine moskee en universiteit niet toegankelijk zijn voor niet moslims. Sta je eenmaal voor een imposante toegangspoort, dan wordt je de toegang beslist geweigerd. Maar wel is er een behulpzame figuur te vinden die voor jou enige foto’s maakt, maar je toestel pas teruggeeft als je hem 10 dirham in de hand hebt gestopt. Als vriendelijke geste houdt de fotograaf mijn vinger een tijdje vast, vrolijke jongens toch die Fezzen. De gids kletst honderduit en vertelt ons over de betekenis van de Marokkaanse mozaieken waarin de kleur blauw staat voor het heelal waarin het sterrenstelsel ons doen en laten bepaalt (de Karaouine universiteit bepaalt jaarlijks aan de hand van de stand van de maan wanneer de Ramadan plaats vindt), het groen staat voor de godsdienst en het ontwakende leven, rood is de kleur van Fez (en van de gelijknamige hoofddeksels) en geel de kleur van Rabat (om onduidelijke redenen). Wit en zwart staan voor de tegenstellingen in het leven, goed en kwaad, liefde en haat und so weiter. De eindeloze lijnen waaruit alle geometrische figuren zijn opgebouwd symboliseren de eeuwigheid ofwel Allah. De gids brengt het met zoveel overtuiging, daarbij zichzelf regelmatig op het hart bonzend, dat ik me vanzelf ook al een beetje islamiet begin te voelen.
We worden naar een mozaiekffabriekje getroond waar we zien hoe mozaiektableus in tafels en op fonteinen worden gemaakt, keramiekborden met de hand worden geschilderd. Je raadt het al, een uur later sta ik met een veel te duur beschilderd bord weer buiten. Pierre houdt zich wijselijk telkens een beetje afzijdig en koopt niks (nou ja, gisteravond kocht hij schattige witte muiltjes voor zichzelf in een souk).
We racen van de poort van het koninklijk paleis (in elke koningsstad is er een), naar de voormalige Joodse wijk, van de universiteit naar de verschillende caravanserails (= letterlijk: uitwisseling van caravanen of handelsstromen, pleintjes waar handelslieden met elkaar handel dreven en op de eerste verdieping sliepen) om vervolgens op bezoek te gaan in een Medersa. Dat  is een uitzinnig geornamenteerd faculteitsgebouw waar de studenten werden onderwezen en vervolgens op de eerste verdieping woonden. De hier vertoonde mozaieken en reliëfs tarten elke beschrijving. Daarom in de plaats daarvan maar een foto.
En dan is er dat uitzicht dat werkelijk bijbels genoemd kan worden: de tientallen kuipen waarin huiden worden gewassen, geloogd en gekleurd. Leerlooiers verrichten hun werkzaamheden onder in onze ogen feodale werkomstandigheden; staan kniediep of hangen gevaarlijk over putten gevuld met in chemicalieën opgeloste duivenpoep of andere troep om de kleuren aan te brengen (klaprozen voor rood, indigo voor blauw, saffraan voor geel, enz. enz.) over de chemicalieën die daar nog bij komen wordt wijselijk gezwegen. Toch is het beroep van leerlooier, zo vertelt de gids ons, een beroep dat van generatie op generatie over gaat. Ongetwijfeld zijn de inkomsten van de bewerkte huiden niet gering; ooit heeft Fez Cordoba verdrongen van de eerste plaats als leerproducent.
Tot slot, onze tong hangt nu echt op onze stoffige schoenen, troont de gids ons nog naar de mooiste caravanserail, die van de timmerlieden. Volledig gerestaureerd en helemaal uitgevoerd in, hoe kan het ook anders, houtsnijwerk. Daarna kunnen we geen pap meer zeggen en zijn we blij dat we naar 5 uur sjokken naar ons hotel terug mogen. Als is het vier uur ’s middags, eventjes kunnen wij geen souk meer zien. Vanavond is het Real Madrid –Atletico Madrid. Dat is voor vanavond even een mooi alternatief voor weer tientallen stalletjes met bling bling, tapijten, houtsnijwerk, leer, zilver, aardewerk, etc. etc. etc.







Prent van de dag 7

                                                                       Bedelen in Fez

De enige man die geen fooi wil woont in Fez!

Het probleem  vanochtend bij het vertrek uit Meknes is dat we op de tom tom het adres van het hotel in Fez niet kunnen vinden. We vinden wel een aanpalende straat maar omdat de naam wat anders wordt geschreven dan ik kan vinden op google maps gokken we er maar op dat dit de juiste naam is. Naar laten zal blijken is dat een misvatting. Bij het verlaten van Meknes zien we zowat op elk kruispunt bedelende jonge zwarte mannen. We veronderstellen dat het gelukzoekers zijn die inmiddels de oversteek van landen ten zuiden van de Sahara achter de rug hebben en nu op weg zijn Libië om vandaar de boot te nemen naar het beloofde land. Weten deze jongens dat de kans op niet halen van de overkant groot is? Het is een bizar idee dat wij in een superjet over anderhalve week gewoon terugvliegen terwijl zij wie weet nog jaren bezig zijn aan een onzekere trip naar een vermeend beter leven. Waar zouden zulke jongens ’s nachts slapen vragen we ons af.
In Fez aangekomen blijkt de op de tom tom ingevoerde straat onjuist. Ga in de mierenhoop die het oude Fez blijkt te zijn maar eens naar een hotelletje zoeken. We parkeren onze auto ergens op een gigantisch parkeerterrein omgeven door eeuwenoude stadsmuren. Op een kaartje in mijn Rough Guide zie ik ineens een naam die ook voorkomt in de straatnaam van het hotel: Batha. Op de kaartje vind ik een naam die een beetje lijkt op een zijstraat van de straat die we zoeken. We zoeken naar de Rue de L’Unesco, terwijl ik zie staan Rue L’Inesci. Zou dat misschien….? We wagen het er op, maar vinden de aangegeven straat weer niet. Wel een pleintje vlakbij in de buurt. Daar spreken we iemand willekeurig aan op straat. “Weet u Pension Campini in de Rue de Campini?” Tot onze stomme verbazing blijkt de man niet alleen de straat , niet alleen het bewuste pension, maar ook de eigenaar goed te kennen. Hij brengt ons er meteen maar even naar toe. Miraculeus hoe je in een miljoenenstad de juiste persoon eruit pikt! Allah is op onze hand! De man weet niet alleen ons hotel maar biedt ons meteen maar aan om ons de volgende dag de stad te laten. Na enige onderhandelen over de prijs worden we het eens. Voor 20 euro laat hij ons de stad zien.
Daarna via de Bab Joudloub, een prachtige in paarse tegels uitgevoerde stadspoort, de souk in. Een mengeling van geuren en klanken die je niet voor mogelijk houdt, komt ons tegemoet. En wat een sfeer, overal wordt je aangeklampt maar het wordt nergens hinderlijk. In de souk wil iedereen aan de toeristen geld verdienen. Behalve een man die bezig is in een marmeren blad letters uit te kappen. We maken een foto van deze vakman en willen hem een 10 dinarmunt geven. Tot onze verrassing weigert de man en laat ons zijn identiteitsbewijs zien. “Je suis un artiste!” zegt hij trots, “ik wil geen fooi”. Onder de indruk van zoveel beroepseer vervolgen wij onze weg . Via allerlei steegjes komen we weer op hetzelfde grote plein omringd door kasteelmuren. Zwermen zwaluwen scheren door de avondlucht. Pierre en ik zijn overweldigd door de sfeer, de drukte, de omgeving. "Welkom in Fez", staat er op een muur, "en ga glimlachen". Dat doen we.
Op de weg naar het hotel terug komen we terecht in een festival van Sufimuziek, waarbij de overeenkomst met de Indiase Hari Krishna herhalingen ons opvalt. Eigenlijk is de muziek de vocale vertaling van de geometrische herhalingen die we in de Marokkaanse patronen herkennen (aldus Professor Piet Paaltjes, kenner van de Sufi-cultuur). Op het allerlaatste stukje wordt ik op een haar na geschept door een plotseling agressief met piepende banden optrekkende auto. Dat ik dit stukje schrijf kan dus een Allahswonder genoemd worden.


dinsdag 21 april 2015

Prent van de dag 6

                                                             van Rabat naar Meknès

Professor Einstein imponeert

(vanwege de trage internetverbinding vandaag geen foto's)

Meknès is de volgende stad op onze tocht door het land van honingzoete thee en overheerlijk amandelgebak. Hadden we het daar al over gehad? Over die roomzachte cocosvulling met een krokant bruin korstje en plakkerige bruine envelopjes gevuld met hemelse amandelspijs? Je glazuur springt van je tanden maar je tong jubelt. Maar eerst is er een lichte paniek bij ons vertrek als Pierre de sleutels van de auto niet meer kan vinden, we lopen elk nog een terug naar de hotelkamer om alle laatjes en gaatjes na te speuren, maar niks. Totdat Pierre ten einde raad op de meest onwaarschijnlijke plaatsen gaat zoeken zoals in het zijn toilettasje. En jawel hoor, daar zit ‘m de sleutel, tussen de deodorant, tandenpoets en kammetjes in. Logisch toch!
In Meknès bivakkeren we nu eens niet in een hotelletje van een onbekend merk maar in een van een hotelketen, IBIS Meknès. Mijn stille hoop dat ze hier nu een wél een biertje hebben wordt de bodem in geslagen. Ook hier alleen frisdrank. En thee natuurlijk. In het centrum van Meknès is de fraaie poort Bab Mansour, gebouwd door de enige echte heerser van Meknès, sultan Moulay Ismail, gauw gevonden.
De geschiedenis leert dat de architect die de poort voor Ismail had gebouwd een eenvoudige vraag voorgelegd kreeg door de sultan: kun je voor mij nog een mooiere maken? De architect in kwestie zei ja en onmiddellijk werd zijn kop eraf gehakt. De sultan was beledigd. Tsja, als hij nee had gezegd was zijn kop er even goed afgegaan, want dat had de sultan dat als werkweigering uitgelegd. Geen gemakkelijke man, die Ismail. Diezelfde Ismail heeft de hele stad volgezet met kasteelmuren waarachter, zo ontdekken wij, later weer nieuwe b innensteden zijn ontstaan. Meknès is zo een verzameling verschillende medina’s geworden die allemaal heel verschillend van karakter zijn. Wij gaan op zoek naar de graftombe van die vriendelijke sultan, en vinden hem in een hoekje van al die paleismuren. Maar liefst vier of vijf lege vertrekken moeten we door voordat we aan een weer zo’n zaal met de meest onmogelijk en fijnzinnige muurreliefs komen. Pierre laat zijn vingers bedachtzaam over de in alle mogelijke figuren gemetselde tegeltjes gaan en kijkt daarbij als een echte kenner. Een man aan de ingang van het mausoleum kijkt met ontzag naar degrijze, wijze haardos van Pierre. Ik fluister, ‘c ést un professeur’. Eerbiedig stoot de man iemand naast hem aan die ook al eerbiedig naar Pierre kijkt. ‘Un professeur d’archeologie’ fluister ik. Ze kijken nog eerbiediger. Achter de rug van Pierre wijst ik naar zijn hoofd en maakt het gebaar met de draaiende wijsvinger van: heel wijs. De mannen zijn helemaal overtuigd van de genialiteit van de op Einstein gelijkende reisgenoot. Totdat ik een gebaar maak van: maar ook helemaal kierewiet. Klaterend gelach klinkt op in deze gewijde ruimte.

We eten uit een tajine een heerlijk gerecht van vlees met allerlei groenten met uitzicht over het enorme plein dat aan de Bab Mansour grenst. Als de nacht valt over Meknès is de zwoele avondlucht gevuld met geuren  en gezang vanuit de minaretten en getrommel en gefluit vanaf het plein. Hoe heerlijk kan het zijn in noord Afrika. We maken nog een tochtje door de media dat in de inmiddels gevallen nacht nog sfeervoller oogt dan overdag om tenslotte met een doos vol zoete koekjes op het IBISbed aan dit verhaal te beginnen.

zondag 19 april 2015

Prent van de dag 5

                                                             Op bezoek bij de koning

Pierre staat op wacht bij een dode koning

Gisteren liet Rabat zich van zijn sombere, maar vandaag, op deze zonnige zondag, van zijn zonnigste zijde zien. Het verbaast ons al meteen hoe stil het vanmorgen in de medina is, gezien vanaf het dak van het hotel. Het lijkt wel zondag. En het ís zondag, net zoals bij ons. Dat de Arabieren de zondag op vrijdag vieren gaat in ieder geval voor de Marokkanen niet op. We lopen naar de Kasbah des Oudaïas, helemaal het noordoostelijke puntje van Rabat, helemaal ommuurd met een kasteelmuur die zo uit Spanje lijkt te zijn weggeplukt. Niet vreemd, want daarachter gaat onder meer een Andalusische kasteeltuin schuil. Verderop treffen we in dit kleine ommuurde stadsdeel  allemaal eender blauwwit geschilderde huisjes met daarin de meest prachtige deuren (net zoals trouwens in de medina). In dit kleine ommuurde stadje trokken enkele honderden gezinnen zich terug toen van de oorspronkelijke stad van 100.000 inwoners door allerlei pirateninvallen en veldslagen vrijwel niets meer over was. We hebben het dan over ongeveer 1700. De kasbah ga je binnen via een poort die wat mij betreft zijns gelijke niet heeft. Prachtig hardstenen vlechtwerk. Aan de andere kant komen we uit op een terras dat een geweldig uitzicht geeft op de rivier, genaamd “de vader van de reflectie” die hier in de oceaan uitmondt. Na weer zo’n overheerlijk potje mintthee, dat nimmer gaat vervelen, koersen we richting de oevers van de “Vader” die aan de ene kant een boulevard met vrolijke terrassen heeft met heel veel spelende kinderen en wandelende stelletjes en aan de andere kant een ultra moderne wijk die in elke west europese hoofdstad niet zou misstaan. We kijken hier uit op het sjiekste woonblok van heel Marokko, met jachthaven en al. Even verder roetsjt een snelweg met een sierlijk boog over de “Vader”. Het is duidelijk, hier presenteert zich het Marokko van de 21ste eeuw. Niet zo gek, want tegenover deze wijk ligt de Hassan toren, en pal daarachter het mausoleum van de eerste twee koningen van het in 1956 onafhankelijk geworden Marokko, Mohammed V en Hassan II. De Hassan toren, de hoogste van de hele stad hoorde bij een enorme moskee die bij de grote aardbeving in 1755 die ook Lissabon vernietigde, met de grond gelijk werd gemaakt. Achter de toren staat alleen nog een veld van gekortwiekte pilaren, zodat men nog een idee kan krijgen van de geweldige omvang die die moskee ooit had. Het Mausoleum is het toppunt van verfijnde Marokkaans motiefwerk, merkwaardigerwijs ontworpen door een Vietnamese architect! Blijkbaar hadden Marokkaanse architecten onvoldoende vertrouwen bij het koninklijk huis. Pierre kan het weer niet laten de lolbroek uit te hangen ten koste van een soldaat die daar ook maar zijn plicht staat te doen.

Via een zeer andermaal zeer sjiek stadsdeel (Rabat zou je het Den Haag van Marokko kunnen noemen, Casablance het Rotterdam en Marrakesh het Amsterdam) komen we aan de poort van het koninklijk paleis. Een bezoekje namens Nederland aan Koning Mohammed VI lijkt ons wel wat. Rigoureus worden we naar de volgende poort gestuurd, speciaal voor bezoekers. Daar weer naar de volgend en zo een keer of 10. Dan mogen we na een half uur omtrekkende bewegingen eindelijk ergens naar binnen, niet nadat ons paspoort gecontroleerd is.  Op het immense complex blijken we die dag de enigen te zijn die de koning met een bezoekje willen vereren. Als we op honderd meter van de toegangspoort gekomen zijn begint een agent druk te gebaren dat we geen stap verder meer mogen zetten. Omdat we geen zin hebben om een nacht in een Marokkaanse kerker door te brengen blijven we gehoorzaam op afstand. Als we even later ergens op een randje gaat zitten en luid bulderend ideeën krijgen over de Prent van de Dag (zie hierboven) worden we wederom gesommeerd om op te staan en op te donderen. Het moge duidelijk zijn dat het koninkrijk van Marokko en Nederland vandaag geen stap dichter tot elkaar gekomen zijn. 
En wie zei daar dat Marokkanen niet lezen? Deze boekverkoper bij ons hotel om de hoek blijkt verslaafd aan zijn eigen handel.

Prent van de dag 4


zaterdag 18 april 2015

Stappen in Rabat: slappe hap

Onder een stralende hemel over een nogal drukke weg naar Rabat, de hoofdstad van het koninkrijk Marokko. Volgens mijn Rough Guide is Rabat vergeleken met Casablanca een nogal provinciaals aandoende plaats, waar ’s avonds na tien uur niks meer open is. We komen het niet te weten want rond een uur of 9 komen we al uitgeblust van het slenteren door de stad terug in het hotel. Dat hotel lijkt zo weggelopen uit een verhaal van Duizend en Een Nacht. Veel tierlantijnen, tapijten op de vloer en aan de wand. In de gang donkeren lambrizering en met koper beslagen deuren
Een vriendelijke parkeerwachter maak ik onmiddellijk tot mijn grote vriend door hem 20 dirham (2 euro) fooi te geven voor het sjouwen met de koffers. Hij brengt ons naar het dakterras waar we een fraai uitzicht hebben op de medina van Rabat, het hotel ligt precies binnen de muren van de binnenstad. De zee blijkt vlakbij en ligt achter de fraaie gebouwen van het voormalige Franse legioen, nu in beslag genomen door de Marokkanen, want hun vlag wappert er fier. We duiken de medina in waar de eethuisjes zich aaneenrijgen, allemaal eender, schots en scheef staande tuinstoelen onder vervuilde afdakjes. In het tentje waar we neerstrijken hebben ze van het uithangbord vrijwel niets. Alleen een broodje gehakt. Dan maar een colaatje erbij.’ Hebben we ook niet’, wordt door de jongelui vanachter de bar triomfantelijk gezegd, dan maar een jus d’orange. ‘Hebben we ook niet’. We houden het dan maar de op de broodjes die vervolgens verdomd goed smaken. Buiten de poort komen ineens in een laan die een geheel andere sfeer uitstraalt, nu staan er rijen zware palmen en aan weerszijden regeringsgebouwen. De avenue eindigt bij de grote moskee van Rabat waar we als niet moslim niet in mogen. En dan zien we aan de overkant een fraai gebouw met zowaar iets dat lijkt op moderne kunst. We staan voor het MMVI, het Museum Mohammed VI. Er is een aardige tentoonstelling over de verovering door de Almohadische koningen van grote delen van Marokko en Andalusië aan de overkant met als belangrijkste steden, Fez, Rabat én Sevilla. Pas tegen het eind van de 14.e eeuw worden ze Spanje weer uitgeknikkerd door de christenmilities van de Spaanse koning en hebben ze overal hun sporen nagelaten. Zo blijkt de grote toren van de kathedraal van Sevilla een copie van de vierkante minaretten die we overal hier zien. Plots blijkt het bijna sluitingstijd en worden we door een ongeduldige suppoost in 5 minuten door de bovenverdieping moderne kunst gejaagd. Onze eerste indruk is dat we niet zoveel missen als we er zo snel doorheen moeten. Buiten lopen we dezelfde weg terug, maar dan geheel in stijl langs de grote muur die daar door de Almohiden ergens in de 12e eeuw is neergezet, zeker een kilometer of 3 lang.
We eindigen onze wandeling aan zee, die hier met donderend geraas op de kunst van zwart vulkanisch gesteente uiteenspat. Door de erosie bestaan de rotsen uit talloze putten met scherpe randen, bepaald geen pretje om verover heen te lopen. Geen wonder dat deze hoek van Rabat maar dan ook geen enkele uitstraling heeft. Aan de ene kant  torent een kerkhof tegen de helling naar he stadscentrum op. Als ik daar een foto van maak begint er onmmiddellijk iemand met geschreeuw en armgebaren duidelijk te maken dat zoiets beslist niet de bedoeling is. Aan de andere kant ligt tussen de sombere huizen een ijzerberg met een schutting ervoor. De zee lijkt hier een plek waar je vooral met je rug naar toe moet gaan staan. En toch wemelt het op de zwarte vlakte van deknuffelende paartjes. In het enige restaurant dat open is zitten alleen maar mannen naar een voetbalwedstrijd te kijken (hetzelfde tafereel is overal elke avond opnieuw te zien) en de pizza’s zijn zouteloos en lauw. Een merkwaardige opvatting over gastvrijheid hebben de Marokkanen soms toch.

Prent van de dag 3

                                                           Koopjesdag in El Jadida

Pas in El Jadida wordt duidelijk dat ik getild ben

Marokko kent naast de bekende grote steden als Fez en Marrakesh, ook minder bekende plaatsen die op de werelderfgoedlijst staan, zoals El Jadida, zo’n 80 kilometer ten zuiden van Casablanca. Daar tuffen we dan vandaag op een meer dan voortreffelijke tolweg langs de kust naar toe. El Jadida kent een door een dikke ommuring omgeven medina, die anders dan alle andere nogal Europees aandoet met naast allerlei onduidelijk bouwsels  een aantal Portugees en Frans aandoende gevels, drie katholieke kerkjes, een klooster en een synagoge die bovenop de muur gebouwd is. De medina blijkt eeuwenlang te zijn bewoond door vooral Portugezen. De Portugese Joden hadden blijkbaar geen angst voor kanonskogels uit de van zeepiraten vergeven Atlantische Oceaan. We genieten van een heerlijk bakje thee met gevulde pannenkoeken op een terrasje in een prachtig gerestaureerd pandje, met een scheefgezakte slapende man met een gebreide muts in de kleuren van de Marokkaanse vlag ervoor. Die hoort waarschijnlijk ook bij het beschermde erfgoed. In een stadje zelf komen we op ons dwaaltocht door smalle straatjes en kleine pleintjes echter verder geen bleekscheet tegen. De bewoners zijn wel gewend aan fotograferende vreemdelingen en leggen ons geen strobreed in de weg. We sjokken over de dikke muren en kloppen, terug in de stad, aan bij een plek waar volgens mijn rough guide een bezienswaardigheid verscholen zou moeten liggen. Iemand doet de deur open. We blijken bij een gesloten kunstgalerie te hebben aangeklopt. De behulpzame man nodigt ons gelijk uit voor een rondleiding door het gebouw en de verdieping erboven. Dat laatste blijkt een grote vlakte op één hoog waar ooit een Frans of Spaans of Portugees, daar wil ik even van af wezen, garnizoen heeft gezeten. Een groot gat ergens in het midden blijkt uit te zien op en grote ruimte daaronder waarin zich weer een waterput bevindt. Dat blijkt bij nadere inspectie een beroemde ruimte, waarin Orson Welles ooit in 1952 een film heeft opgenomen. Verklaarbaar als je daar eenmaal binnen bent, een filmischer ruimte kun je je niet voorstellen, oordeel zelf.

De open ruimte in het plafond weerkaatst op alle mogelijke manieren in de kelder daaronder, waar de vloer altijd bedekt is met een laagje water. Voldaan van dit bezoek gaan we nog een wandeling maken door de rommelige markt van El Jadid. Mijn vrolijke bui slaat onmiddellijk om als ik een gigantische uitstalplek van aardwerk, waaronder honderden tajines, tegenkom.
Een blik op de prijskaartjes leert me dat ik voor mijn toch met 35 % afgedongen tajine in de medina van Casablanca maar liefst 6 keer te veel heb betaald, daar waande ik me de trotse eigenaar van een tajine voor 24 euro, hier liggen ze voor 4!!! Voorlopig blijf ik de argeloze toerist die overal uitgekleed wordt, ik begrijp ook ineens de zuurzoet lachende marktkoopman die me een snoer vijgen verkocht voor 60 dirham (6 euro), dat hadden er ook niet meer dan 20 of 30 moeten zijn waarschijnlijk. Voorlopig maar niks meer kopen op markten en in winkels. Maar ja, wat dan…..? Een westerling wordt hier gewoon overal een pootje uitgedraaid. Ook een vorm van ontwikkelingssamenwerking zullen we maar zeggen.
Op de terugweg rij ik te hard langs een wagen volgeladen met kippen die in de open lucht worden vervoerd. Pierre krijgt niet de kans dit dierenleed voor het westerse oog vast te leggen. We hebben ons eerste conflict(je) maar leggen dat later bij het zoveelste kopje thee (met vijgen) weer bij. Mijn darmen beginnen vanavond flink op te spelen.


vrijdag 17 april 2015

Prent van de dag 2

                                   Casablanca donderdag 16 april: 23 graden, windkracht 6

donderdag 16 april 2015

Gekneusde Mercedessen tarten onze bolide

Vandaag gaan we naar de grootste moskee van Marokko, de met het zuur verdiende geld van elke arme Marokkaan bij elkaar gesprokkelde Hassan II moskee. Wie niet mee wilde betalen of moeilijk  deed kon de bak in. Maar voor het zover is gaan we eerst boodschapjes doen bij het buurtwinkeltje op de hoek, waar om half tien ’s ochtends de groenten, keurig gesorteerd in manden, worden afgeleverd, zo wordt waargenomen door surveillant Pierre die al een uur lang uit het raam hangt en niets ontgaat, zoals ook de handel en wandel van duiven met hun jongkies op de vensterbank aan de overkant. We beperken ons in de winkel tot enkele niet zo fris uitziende bananen die echter drie keer zo lekker zijn als bij ons en twee gigantische sinaasappels, zo groot, dat we even vragen (met Frans kun je hier overal terecht) of het toch geen grapefruits of zo zijn. Daarna de stad in waarin chauffeur Pierre in de gigantische chaos van het centrum het overzicht volledig kwijt raakt. Vrijwel alle auto’s, vooral de taxi’s en bussen zien er uit alsof ze extra diensturen draaien op de botsautobaan en voorsorteren is hier een ander woord voor je ergens tussen wurmen. Iedereen claxoneert voortdurend, voetgangers storen zich niet aan de stoplichten voor auto’s, kortom onze all risque verzekering bleek geen overbodige luxe. En dan ligt daar ineens de gigantische travetinnen kathedraal, met de gigantische vierkante minaret.
In tegenstelling tot moskeeën in het midden oosten telt een Marokkaanse moskee slechts één minaret en is die niet rond maar massief vierkant. We kunnen pas om 15.00 uur naar binnen en het is nu 11.00 uur, vier uur de tijd om rond de kathedraal te slenteren, uitvoerig de ornamenten en tierelantijnen op deuren, gevels en toegangspoorten te bekijken. In de heerlijke voorjaarszon, het is niet warmer dan een graad of 23, filosoferen we eindeloos over het lijnenspel op de gevels en gigantische pleinen. Pierre is als graficus in zijn element en geeft met brede armgebaren aan hoe volgens hem lijnen lopen en telkens nieuwe figuren vormen. We slenteren over de boulevard en aanschouwen het beeld van gespierde knapen die onverschrokken van de rotsen het ook hier nog koude zeewater inplonzen. Zoals wij daar als twee oudere heren naast elkaar gezeten de koene jongelingen aanschouwen zou men alras geloven van doen te hebben met een al wat oudere homo’s die hun fantasie nog eens stevig de vrije loop laten.  Maar niks, wij spreken juist onze verbazing uit over het ontbreken van meisjes bij al die stoere jongens. Later op de middag blijken die echter ook wel degelijk van de partij al blijft het showen van gebruinde lichamen strikt voorbehouden aan de mannen. Inmiddels is het dan toch drie uur geworden en mogen wij de moskee in. De aanblik van binnen tart elke beschrijving: op de katholieke gotische kathedralen in Frankrijk heeft Marokko anno 1983 het passende antwoord gevonden, al mogen we natuurlijk de Aya Sofia in Istanbul ook niet uitvlakken. De gids noemt alle mogelijke marmersoorten en heeft het over cederhout, spreekt allerlei duizendtallen uit en zegt dat het dak open kan, maar dat zij niet weet waar de knop zit.
                                                                ( Pierre ook niet!)

We rijden naar de vuurtoren die een kilometer of 2 verder ligt en bekend is van de film “ Casablanca” met Humpry Bogart en Ingrid Bergman. Terug in het centrum wordt Pierre op een terras bijna aangerand door een meisje van een jaar of 8 die bljift aandringen op een almoes en daarbij steeds handtastelijker wordt. Wanneer ze de hand kust die gevaarlijk dicht op het kruis van Pierre rust is het genoeg geweest en wordt de lastige stadsmus weggejaagd. Als westers ogende toeristen zijn we overigens eenlingen in de stad, het toeristenseizoen is duidelijk nog niet begonnen. Wij vinden dat niks erg en eten vanavond in een eenvoudige tent met uitzicht op een pleintje waarop alleen maar witte mercedessen staan, de taxi’s in Casablanca zijn in te delen in twee groepen: de genoemde gedeukte mercedessen en nog veel aftandsere rode dachas.

Prent van de dag 1

We hebben de huurauto nog geen uur in ons bezit of chauffeur Pierre rijdt pontificaal al door een rood licht!

Meteen omgeluld in de bazar in de medina

Pierre laat me de binnenkant van zijn handen zien. In zijn levenslijnen parelen kleine riviertjes. Zweet dat op kwam zetten toen bij de landing de wielen net iets te hard op de Marokkaanse bodem neerkwamen. Maar goed, dat hebben we ook weer overleefd. We zijn heelhuids in Casablanca aangekomen. Op de luchthaven is de volgende te nemen klip het autoverhuurbedrijf van Hertz. Zoals altijd blijkt de rekening van de huurauto weer veel  hoger dan het bedrag dat op internet werd genoemd toen we boekten. Ineens moet er een all risque verzekering bij die duurder is dan de huur over de volle twee weken. Nou ja, niets aan te doen, zo concluderen we na het omstandige betoog van de man achter de balie dat deze verzekering uiteindelijk de beste voor ons is. Maar als hij me ook nog eens 90 euro in de maag wil splitsen omdat we de auto niet in Casablanca maar in Marrakesh inleveren wordt het me te gortig. Aan de hand van een uitdraai die ik heb gemaakt van ons huurcontract kan ik hem aantonen dat we wel degelijk vooraf voor de variant Casa- Marra hebben gekozen voor de afgesproken prijs. Daarna bindt hij snel in en zegt dat we een en ander dan maar in Marrakesh moeten regelen. Met de tom tom op scherp weten we ons hotel in een buitenwijk vlak tegen de haven aan soepel te vinden al moeten we er wel eerst de hele rommelige stad voor door. Het hotel blijkt helemaal niet onaardig, al ligt in een achterafstraatje waar tegen de avond allerlei vage figuren rondhangen. Terug naar het centrum doen we te voet. We nemen ons eerste mint-thee en Pierre stelt zonder mankeren dat ‘hier een biertje niet tegen op kan’. Waarvan acte! Maar ik moet toegeven: de mintthee hier smaakt hier veel lekkerder dan in Nederland. We sjokken de lange Boulevard Mohammed V af en komen in een aardige wijk vol met Art Decohuizen, die hier al stonden voordat deze stijl op de wereldtentoonstelling in Parijs tot dé stijl van de eeuwwisseling werd gebombardeerd. Via de retro Rialto Cinema duiken we de medina in, alwaar ik onmiddellijk in de oudste verkooptruc aller tijden trap: een oudere man spreekt mij spontaan in het Nederlands aan. “Wat leuk”, denk ik en raak onmiddellijk met hem in een geanimeerd gesprek. Hij troont ons ondertussen naar zijn winkeltje ergens diep in de bazar en stelt ons voor aan zijn zoon. Nog geen tien minuten later ben ik bezitter van een tajine, waarvan ik wel, eerlijk waar, meer dan 35 procent van de vraagprijs heb afgepingeld. En zo loop ik tot mijn stomme verbazing al na enkele uren verblijf in Marokko met een onmogelijk zwaar object door de stad te zeulen. Om het goed te maken besluiten we dan ook maar meteen tajine eten te gaan bestellen op het drukste plein van de stad: bief met pruimen, absoluut te pruimen.

maandag 6 april 2015

In de Sahara tussen twee kamelen......

Nog anderhalve week... en dan gaan Pierre en ik aan onze reis door Marokko beginnen. Voor Pierre een gebeurtenis zonder weerga! Op zijn 70ste voor het eerste de lucht in (op die ene pipercubvlucht met een van de Engelandvaarders ergens in de jaren 60 boven Amsterdam na) en voor het eerst, behalve dan de Antwerpse en Brusselse vogeltjesmarkt, buiten Nederland. Een reis die ons globaal brengt van Casablanca via Fez en Marrakesh naar Ouarzazate, de plek waar de Amerikaanse filmindustrie zijn bijbelfilms opnam. Voor mij deels een weerzien na mijn rondreis met de Stichting Buitenlandse Werknemers in 2004 die mij onder andere bracht in Ouida, Meknes, Rabat en Casablanca. Vooral de aanblik van de fantastische Hassan de Tweede moskee staat op mijn netvlies gegrift en wil ik graag terugzien. Verder de medina's (binnensteden) van Rabat, Meknes en Fes. Marrakesh is ook voor mij nieuw en het gebied aan de andere kant van de Atlas rondom Ouarzazate ook.

Hoe zullen Kuifje en Kapitein Haddock zich redden in het land van de Berbers en kamelen? Beleef het mee op uw PC!

dus van:
naar: