Totaal aantal pageviews

donderdag 30 mei 2013

Tussen Doctorandus P. en Hans Eisler

Carolijn Visser, net bekroond met de Bob den Uyl reisverhalenprijs, was te gast bij Club Ram Horna en vertelde hoe zij haar plan, om een verhaal te maken over een Nederlandse kolonie ten zuiden van Buenos Aires, liet varen toen zij bij de stichtster van die kolonie stuitte op een tas met documenten.
In die tas zat een pakketje brieven van een Rotterdammer die in 1938 begonnen was aan een reis per fiets van Rotjeknor naar Batavia. Dat was zo'n bijzonder verhaal dat ze besloot aan díe man vervolgens haar nieuwe boek: "Argentijnse Avonden" op te hangen. Per fiets naar Batavia, dat moet een barre onderneming geweest zijn in 1938. In de sneeuw aan de grens tussen Bulgarije en Turkije liet de douane hem niet door omdat hij geen stempel had. Hij had 800 kilometer terug moeten fietsen naar Sofia! Een dorpsbewoner die deernis voelde heeft de man weken in huis gehouden en het uiteindelijk toch voor elkaar gekregen dat hij door mocht met een ter plekke verstrekt stempeltje. In Birma raakte hij helemaal verstrikt in de jungle, een man op een paard, toevallig een West-Europeaan, heeft hem gered.
Alex Boogaars is een kickbokser die ook nog schrijft. Dat dit laatste niet vanzelfsprekend is blijkt elk interview weer, aldus Alex. En eerlijk gezegd voelt Alex zich in het Amsterdamse schrijversmilieu, waarin "iedereen tegenover elkaar staat op te snijen met verhalen die nergens over gaan, weet je wel" zich helemaal niet thuis. Op zo'n feestje was hij maar wat blij dat hij Jules Deelder tegen kwam. Daarmee kon íe wél gezellig kletsen en het ging helemaal niet over literatuuuur.
Twee interviews die me allebei nieuwsgierig hebben gemaakt naar het werk van beiden. Dat is de functie van een boekbespreking en zo werkt het dus ook bij Club Ram Horna, waar Hans Sibarani inmiddels een zo'n relaxte manier van interviewen heeft ontwikkeld dat het helemaal niet verveelt als de avond na half elf nog niet afgelopen is.
Tussendoor prachtige liederen van Peter Goedhart, een kruising tussen Doctorandus P. en Hans Eisler. Als je denkt dat dat niet kan moet je maar eens gaan luisteren naar deze op leeftijd zijnde, maar nog altijd loepzuiver zingende bard, met zijn complexe melodieën en exuberante teksten (tussen 22 augustus en 15 september organiseert hij weer Watermuziek, nu in een loods bij de RDM in Heijplaat, voorafgegaan door een lange boottocht daar naar toe.)
En toen was er nog een Belgische dichter, Serge van Duijnhoven met een een dj: "Dichters dansen niet". Ik heb er geen woord van verstaan; behalve dat de naam van het duo is ontleend aan Gerrit Komrij toen hij door het duo werd uitgenodigd om nog wat door te gaan zakken in een discotheek. Edoch, de beats waren lekker; iets voor in de herhaling op Poetry misschien?

woensdag 29 mei 2013

beeldend kunstenaar neemt het in zijn eentje op tegen de architectenmaffia

De film die deze zomer draait in Tent van Gyz la Rivière: "Rotterdam 2040". Die film moet je, als je een hart hebt voor Rotterdam maar ook als je Rotterdam tot in het diepste haat, gaan zien. Beide sentimenten komen nl. uitgebreid aan bod. Hoe heeft het met Rotterdam toch zo ver kunnen komen; zo'n stad zonder enige menselijke maat en wat kan daar alsnog aan gedaan worden? Opvallend is dat Gyz, als je enorm lange aftiteling bekijkt, een heel groot deel van de stad achter zich heeft gekregen. De film is een enorme compilatie van films en filmpjes die de afgelopen eeuw over de stad zijn gemaakt. Humor, ironie, sarcasme, woede en hoop wisselen elkaar voortdurend af.
Gyz la Rivière maakt een vlijmscherpe analyse wat zich vlak na het bombardement heeft voltrokken. Het plan Witteveen werd onder druk van de lobby onder leiding van Van der Leeuw, de directeur Van Nelle, tevens instigator van het fraaie complex van Brinkman en Van der Vlugt,nog tijdens de bezetting alweer van tafel geveegd ten gunste van het plan Van Traa, Kenmerk van dat laatste plan: functiescheiding en grote doorgaande verbindingen.  Wonen doe je in de suburbs, zakendoen en winkelen in het centrum, de haven verder naar de zee toe en snelle verbindingen om al dat dagelijks in- en uitgaande verkeer  te verwerken; resultaat een ontzielde en 's avonds spookachtig lege stad. In de buitenwijken als Alexanderpolder en Zuid mocht de uit de Sovjet Unie teruggestuurde Lotte Stam-Beese alsnog in daar sterk op geïnspireerde stijl aan het ontwerpen slaan.
Opvallend is, al maakt La Rivière daar geen enkele toespeling op, dat hier het huidige gemeentebestuur onder aanvoering van bouwwethouder Karakus en hij het met elkaar eens zijn. Er moet weer gewoond worden in de binnenstad. Alleen is de gekozen oplossing heel anders. Karakus kiest voor razendsnel opgetrokken nieuwe appartementblokken; Gyz wil bestaande, leegstaande kantoorpanden geschikt maken voor bebouwing en allerlei nog open plekken in de stad kleinschalig bebouwen. Daar slaat Gyz enigszins aan het zwalken. Want die lelijke kantoorblokken wilde hij nu juist ook weer weg hebben. Hij wil oude, markante gebouwen terug en noemt er een stuk of 10: de Bijenkorf uit het interbellum, de uitkijktoren van Blijdorp, de Heilig Hartkerk, het ziekenhuis aan de Coolsingel (maar dan met een woonbestemming) enz enz. Voor dat die er een keer staan??
Halverwege deelt Gyz mee "op" te gaan voor het burgemeesterschap in de stad als de eerste de beste gelegenheid zich voordoet. Gyz for mayor, why not! Ik voel er wel wat voor en vind het verheugend   dat de dominante visie in de stad, vooral uitgedragen door architecten en stedenbouwkundige ontwerpers nu eindelijk eens onderuit geschoffeld wordt; en nog wel door een beeldend kunstenaar. Die denkt niet in termen van ontwerpen vanachter de laptop maar vanuit de beleving van de stad door mensen van vlees en bloed. Yeah, Gyz for president!

dinsdag 21 mei 2013

De eend Karakus

"Is het gemeentebestuur van Rotterdam nu een enthousiast bevorderaar van hoogbouw of jaagt zij de "bouwbubbel" alsmaar op door zelf mee te ontwikkelen met de projectontwikkelaars?" Dat was kort gezegd de vraagstelling waarmee debatcentrum Arminius wethouder Karakus tegenover hoogleraar Ontwerp en Politiek Wouter Vantiphout  in het strijdperk liet aantreden. Vanstiphout is verklaard voorstander van de "brede stadsbenadering" waarin het niet alleen om prestigieuze hoogbouw gaat maar vooral ook om de ontwikkeling van stadswijken en bijgehorende functies en diensten; hij beschuldigt Karakus van het bouwen voor beleggers in plaats van voor het bouwen voor bestaande vraag.Gevolg: een toenemende leegstand in zowel woningen als winkels als kantoren.
Karakus, hij heeft dat al vaker bewezen in de politieke arena, is niet makkelijk te pakken. Volgens hem is er helemaal niet meer leegstand dan anders en een zekere leegstand is zelfs nodig om flexibel te kunnen opereren als grote stad. Daarnaast is het beleid bewust gericht op het leefbaarder maken van de binnenstad en daar horen veel meer woningen bij dan tot nu toe bestaan; Rotterdam heeft de laagste bewonersdichtheid van alle grote steden in Nederland. Bovendien, aldus Karakus, lopen we helemaal geen risico's; die blijven waar ze horen, nl bij de beleggers. En als de  markt zo graag wil bouwen in Rotterdam moeten we ze als bestuurders niets in de weg leggen. Zelfs als bedrijven het ene pand voor het andere willen verruilen (zoals bij Roberco die naar The First wil tegenover het Centraal Station) moeten we dat bevorderen. Anders gaan die grote kantoren wellicht voor de stad verloren, want als ze eenmaal willen verkassen gaan ze toch. Je kunt ze niet dwingen in hetzelfde pand te blijven zitten. Meedenken wil zeggen: alert reageren.
Probeer daar maar eens en speld tussen te krijgen. Wouter Vanstiphout kreeg het niet voor elkaar. "En al die ambtenaren dan die naar De Rotterdam van Rem Koolhaas verdwijnen en lege gebouwen op het Marconiplein achterlaten", aldus Vanstiphout. Karakus: "We willen nu eenmaal het aantal plekken waar ambtenaren gehuisvest zijn terugbrengen naar een zeer beperkt aantal vestigingen; daar hoort De Rotterdam bij. En ja, dat dat gunstig uitpakte voor het realiseren van dat gigantische project dat anders op de plank was blijven liggen, is dat meegenomen". Nee, Karakus gleed als een eend moeiteloos tussen alle tegenargumenten door naar zijn einddoel: een levendigere, mooiere en veiliger binnenstad. Niemand  houdt hem tegen.

Summertime in de regen

Nee,  zo bar en boos als vandaag heb ik het tijdens een openluchtfestival nog nooit meegemaakt. Met bakken begon het uit de hemel te vallen al tijdens het optreden van Bruut! en het hield niet meer op gedurende het ganse optreden van Joshua Redman. Iedereen onder een  paraplu of in regenpak ging dicht tegen het podium staan waardoor de set het karakter kreeg van een huiskamerconcert. Joshua en zijn band hadden er eigenlijk wel schik in; zo'n ongelooflijk dedicated publiek tegen hun tenen aan.Snelle stukken, meeslepend ballads (een genre waarin Redman een heel eigen repertoire van heeft opgebouwd) en altijd weer die onverwachte soli, soms rauw, soms heel ieltjes, altijd pakkend. Joshua Redman in de regen was een belevenis.
Maar de show werd wat mij betreft op de eerste avond toch gestolen door Mike Stern, een kruising tussen een gierende popgitarist en een onnavolgbare jazzvirtuoos. Zo snel als hij de snaren weet te bespelen doen weinigen hem na, of het zou de gitarist van de hem begeleidende Bill Evans band moeten zijn. Hoe zijn vingers over de dikke snaren van de electrische bas tokkelden; ik kon mijn ogen en oren nauwelijks geloven. En dan het raspende geluid van de al even vlugge Bill Evans. Hier stond op een Middelburgs plein de wereldtop te spelen.
Maar het allermooist, het allergaafst was toch weer Benjamin Herman met bassist Ernst Glerum, zondagmiddag toen de zon nog heerlijk scheen. Gewoon, heel relaxed, zat het drietal (drummer Joost Patocka was  de derde) op een rijtje een versie van Summertime te vertolken die je niet voor mogelijk houdt; hoe kan die "moeder aller verzoekjes", aldus Herman, toch weer zo gespeeld worden dat het lijkt alsof je het voor het eerst hoort. Wie speelt dat nummer  tegenwoordig nog, aldus Benjamin. Nou Joshua Redman dus. Die opende zijn set de dag erna met datzelfde platgetreden pad, maar ook weer geheel opnieuw bestraat.
Een grandioze versie deze keer van het in alle opzichten perfect georganiseerde Middelburgse festival. Alleen dat kloteweer. Daar moet toch eens iets aan gedaan worden.

woensdag 15 mei 2013

Fietsers weer door het Rijksmuseum; Wim Pijbes heeft ten onrechte gemopperd

Het gebouw EYE, het filmmuseum in Amsterdam, loert je als een samengeknepen oog aan als je aan de overkant staat. Omdat ik de verkeerde pont neem moet ik nog een omweg van een kwartiertje rondom het haventje maken om uiteindelijk bij EYE aan te komen. Een spectaculair gebouw met een mooie cellulaire wand (zie foto).

 Binnen ziet het restaurant, half tegen een trap aangekwakt, er eveneens spectaculair uit.

Hoe erg valt dan de tentoonstellingsruimte tegen, een restruimte tussen de verschillende filmzalen. De expositie met films van Johan van der Keuken kan me nauwelijks boeien. De bekende schokkerige, snel achter elkaar gemonteerde beelden met de inmiddels zeer gedateerde muziek van Willem Breuker als aanjager (en dat zeg ik, die decennia lang een fan van de muziek van Breuker was; ik heb alle affiniteit ermee verloren). Na een uurtje heb ik de filmflarden over het leven van de arbeiders in Peru, de ijsmakers in Groningen en niet echt interessante beelden van Ben Webster wel gezien. Snel met de tram door naar het Rijks. Aldaar rijden de fietsers alweer voor de tweede dag vrolijk door "hun" tunnel zonder dat iemand er last van heeft; sterker nog; ik vind het toch wel een bij Holland horend statement: fietsers die dwars door een museum rijden.

 Dat beeld krijg je pas echt mooi mee als je in de grote ontvangstruimte gaat zitten en de velocipedes heen en weer ziet schieten door de ramen van de tunnel die min of meer in die ruimt is opgehangen; een werkelijk prachtige vondst van architecten, de Antonio's Cruz en Ortiz. Wim Pijbes heeft het met zijn gemopper over die fietstunnel het toch aan het verkeerde eind gehad moet ik nu vast stellen; dit beeld maakt het nieuwe Rijks, zeker voor al die buitenlandse toeristen, tot wat het is: een statig museum dat toch midden in het alledaagse leven staat; uniek in de hele wereld. Snel even door de 17e eeuw gestruind. De Nachtwacht door honderden toeristen omzoomd, maar niemand kijkt naar de prachtige schuttersdoeken van Bartholomeus van der Helst en Frans Hals aan weerszijden.  Vooral die van Frans Hals is minstens zo mooi als de Nachtwacht en misschien nog wel gedurfder geschilderd.

dinsdag 14 mei 2013

Een dagje Antwerpen levert een week 'napret' op

Zonder al te veel moeite vonden we de Vlaamse Kaai, het langgerekte evenemententerrein ten zuiden van het centrum van Antwerpen, parallel aan de Schelde. En alweer stond er een kermis net als de vorige keer toen we hier waren. Overigens heel stil, het was niet helemaal duidelijk of die kermis nou werd opgebouwd of afgebroken. Enfin. Eindelijk eens het FoMu, het fotomuseum in. De vorige keer, zo herinnerde ik me plots, was het gesloten toen we hier ook waren. Een leuke tentoonstelling over etnische fotografie, zich in de loop van anderhalve eeuw evoluerend van de wetenschappelijke, registrerende benadering, (veel botten door neuzen) via de exotische benadering naar de meer humanistische aanpak. Vooral de foto's van rond de eeuwwisseling tussen de negentiende en twintigste eeuw, waarop Europeanen zich uitdossen in orientaalse kledij maakten voor mij de studie van Edward Said naar het Oriëntalisme over de manier waarop wij, West Europeanen lang naar het Midden Oosten hebben gekeken, in één keer erg aanschouwelijk; de "Eftelingbenadering" zou je kunnen zeggen. Wie weet is er eigenlijk in de beeldvorming niet eens zo veel veranderd.
Een op zich interessante tentoonstelling rondom de Arabische lente, met speciaal aandacht voor de loopbaan van Khadaffi, was er een van de gemiste kansen. Juist in fotografisch op zich is de figuur van Khadaffi met zijn kolderieke operette uniformen en lijfwacht van ravissant mooie vrouwen erg dankbaar. Maar juist die beelden ontbraken volledig in het overzicht dat zich vrijwel alleen concentreerde op zijn beginperiode waarbij hij nog volledig in de ban was van zijn grote voorbeeld: Nasser. Wat er daarna allemaal mis ging wordt nauwelijks in beeld gebracht. Zijn gruwelijke einde, hoe je het ook went of keert in fotografisch opzicht een gebeurtenis van de eerste  orde, wordt ook niet getoond. Wel een heel qua beeldkwaliteit beroerde video over een publieke terechtstelling. Kortom, een nogal rommelig en onvolledige expositie. De beelden van de opwindende dagen op het Tahrirplein daartentegen vond ik weer wel indringend, pas nu drong zich de analogie met de sfeer van mei 1968 in Parijs op; de jeugd had echt even een aantal dagen de macht in Cairo. Een aantal dagen maar, meer niet.
En dan 's avonds door naar Mark Knopfler in het Antwerpse sportpaleis, tot de nok gevuld met allemaal leeftijdsgenoten; in ieder geval nog nooit zoveel kale en grijze koppen gezien bij een popconcert. Mark zelf sloeg zich er routineus doorheen en speelde eigenlijk heel weinig van zijn laatste cd Privateering, waar we  toch eigenlijk voor waren gekomen, immers onze lijfliederen tijdens onze tocht door Nieuw Zeeland. Het waren toch weer de oude krakers als Sultan of Swing, Telegraph Road en Romeo en Juliet. Leuk hoor maar daar waren we niet voor gekomen. In de drukte aan het eind wordt H's portemonnee gerold, zo blijkt later. Wat weer een week werk oplevert met het blokkeren en aanvragen van passen.....

zaterdag 11 mei 2013

gehalsbande vrouwen in de kerk

Het blijft een enorm risico om in de immense ruimte van de Grote kerk in Veere met zijn afbrokkelende muren en gigantische zuilen breekbare,fragiele kunst te presenteren. Dat blijkt in de tentoonstelling "De Schilder, Het Werk, Het Atelier", opgezet en gepresenteerd door galerie Ceasuur. Sommige kunst houdt zich kranig staande, andere verdwijnt helemaal. Dat laatste is het geval met het werk van Ralph de Jong, die een soort kleitabletten met ruitjeshanddoeken presenteert op latjes. Omdat ik eerder zijn werk zag bij Ceasuur zelf begrijp ik zijn "laag bij de grondse" werk enigszins, maar de argeloze bezoeker in Veere loopt er achteloos aan voorbij vrees ik. Werk waarbij op de knieën moet hoort dan wel in een kerk, maar moet dan toch op zijn minst op een altaar worden aangeboden; niet op latjes.
De fel gekleurde panelen van Fabian Westphal springen er letterlijk wel uit; de hardheid van de kleuren gecombineerd met de directe vormen contrasteren mooi met de grilligheid van de muren waartegen ze geplaatst zijn en vertellen een verhaal dat elke nuance uitbant; iets is rood of geel, rond of vierkant; zwart of wit; andere dimensies zijn er niet.
Evelien de Jong blijft me intrigeren, wat brengt iemand ertoe om zichzelf (ik denk dat het autobiografisch is) voortdurend af te beelden als een geketende of gehalsbande vrouw. Soms wellustig met de tong uit de mond lijkt ze haar lot met sado masochistisch genoegen te ondergaan. De vrouw is dan wel onderworpen maar blijkt zichzelf helemaal centraal te stellen, de omgeving raakt haar niet, hoe dominant die zich ook gedraagt. Helemaal schrijnend wordt het als de halsband niet in de hand van een dominante heerser maar een kind blijkt te rusten. Wat moet geketende vrouw of moeder naast haar kind dat haar totaal niet interesseert? Raadsels, raadsels, maar daarom mij in ieder geval pakkend.
Maar het meest overtuigend vind ik Aimee Terburg. prachtig strakke, zeer verzorgde tableaus, half monochroom half gesluierde, gerasterde beelden, met als hoogtepunt een zwart doek met vlagen bruin en grijs. Zijn het schaduwen, gedachten, bewegingen? Zonder de betekenis te doorgronden is het de esthetiek die de kijker raakt. Hier is weer eens een kunstenaar bezig die echt heel mooi werk wil maken. Van mij mag ze!
De "verfblikken" van Jan Wattjes missen de quintessense vind ik. Verfblikken zijn aan de binnenkant diep vet verzadigd van één kleur. Nu tref ik blikken met een gespikkelde binnenkant; dat had harder, dieper gemoeten. Ik herinner me een werk dat ik ooit zag in De Pont waar ik in een diep blauwe ruimte keek waar geen eind aan kwam. Dat had de binnenkant van deze blikken ook moeten bieden. Iets wat aan de buitenkant zijn omgrenzing heeft maar aan de binnenkant oneindig is. Het hád gekund.
Maar goed, nu heb ik de schilder en zijn/haar werk gezien. Maar het atelier, dat heb ik in de Grote Kerk niet aangetroffen.