Totaal aantal pageviews

zondag 6 juli 2014

Met een oranje sjerp om de nacht in

Etappe 20: Drumnadrochit - Inverness, 25 km. nauwelijks hoogtemeters

Uiteindelijk blijkt dít de kortste etappe van de hele reis. Als ik gisteren even had doorgetrapt was ik al in Inverness geweest, maar de dreigende regenbuien hielden me in dat plaatsje met die prachtige Schotse naam. Overigens heb ik nu wel de tijd om het Loch Ness Museum even buiten het dorp te bezoeken. Op een heel aanschouwelijke manier worden alle raadsels, verhalen en onderzoeken rondom 'Nessie' uit de doeken gedaan. Er blijkt al een priester ergens in 500 A.C. geweest te zijn die rapporteert over een monster dat uit het meer opdook. Daarna is de geruchtenstroom niet meer opgehouden, waaronder in onze eeuw allerlei foto's waarop vreemde dingen te zien zijn. De beroemdste is die uit 1933 waarop duidelijk de kop van het monster uit de golven oprijst. Over de man die de foto leverde zegt de commentaarstem dat het een 'crook' bleek te zijn, een bedrieger! Hij had een drijvend ding gemaakt dat hij had gefotografeerd. Er zijn desondanks talloze onderzoeken gedaan; in de jaren zestig liet iemand zich met een sterke lamp in een metalen duikersbol op de 250 meter diepe vloer van het meer zakken. Hij zag niks. In 1978 werd een speciale sonarboot ontwikkeld, die wel een enorme vis waarnam, maar dat bleken later zoete en zoute golfstromen te zijn die in het meer heen en weer klotsen. Nog eens tien jaar daarna werd een complete vloot met sonarapparatuur over het meer gestuurd, die een soort sonargordijn over het Loch trokken. Weer niks.
Waarmee we toch de teleurstellende conclusie moeten trekken dat Nessie pleiten is. Ook zonder die flauwekul blijft het meer tot de verbeelding spreken. Door enkele kanaaltjes tussen de verschillende langgerekte meren te graven (het Caledonisch kanaal) onstond er een perfecte vaarweg tussen de Noordzee en de Atlantische Oceaan. "We hoefden moeder natuur maar een klein beetje te helpen", aldus een van de ingenieurs. Wel is er enorm hoogteverschil tussen de meren en de zee, zodat via een uitgebreid sluizenstelsel aan elke kant schepen trappie op trappie af moeten om door te kunnen varen.
Snel het weinig interessante Inverness (= toegang tot de Ness) in om een pub te vinden waar ik naar de voetbalwedstrijd Nederland - Costa Rica kan kijken. Dat blijkt snel gelukt. 's avonds hangen in die pub ineens oranje vlaggetjes, daar neergehangen door het Nederlandse stel Alle en Johanna uit Vries in Drente. Alle heeft zijn houten klompen aangedaan en heeft voor mij zowaar een oranje slinger. Als de penalties genomen zijn vormen wij het middelpunt van de volle kroeg. Ik neem op de dit passende moment mijn eerste whisky deze reis. Daarna gaan we met zijn drieën stappen in Inverness, op een zaterdagavond een gezellige boel met links en rechts spelende bands in kroegen. We ontmoeten een in een oranje voetbalshirt gestoken vierde Nederlander die hier tijdelijk zit voor een oliemaatschappij. Enigszins zwalkend rij ik diep in de nacht op mijn nu heel lichte fiets met mijn oranje sjerp nog om terug naar de camping. Na op de kop af 1615 kilometers zit het er op.

vrijdag 4 juli 2014

De bijna laatste loodjes wegen al zwaar genoeg

Etappe 19: Fort William - Drumnadrogit (uitspreken met rollende r's: betekent: brug (drumna) van de rijken (drogit). 25 kilometer onder Inverness.: 70 km, 1000 hoogtemeters, gemiddelde 15,6.

Welgemoed verlaat ik vandaag de mooie camping bij Fort William, nog een kilometer of 80, en ik ben in Inverness. Dat wat ik al enkele dagen in mijn hoofd heb wordt nu definitief. In Inverness vind ik het mooi geweest. Dat is mijn eindpunt. Ik weet wel dat ik nog dan een behoorlijk stuk mis, maar ik heb genoeg bergen en schapen gezien; dat laatste stuk krijgt Schotland van me cadeau. Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik het klimwerk meer dan zat ben. Na elke muur doemt alweer de volgende op. Ik ben voor één lange muur die me naar een mooi adembenemend uitzicht leidt, niet voor 10 muurtjes die qua hoogteverschil niks uit maken. Kortom er moet een beloning aan het eind van een beklimming liggen. Bij het wasbordmodel kun je dat schudden.
Net als ik al om 7 uur alles heb ingepakt, begint het te regenen. Dat zal een bui worden die duurt tot vier uur 's middags. Onophoudelijk plenst het neer.Ik laat me natuurlijk niet kisten, ik heb mijn regendoop al gehad maar de regen was deze vakantie toch van weinig Schots niveau. Nou, dat wordt dan vandaag in één keer goedgemaakt, wegen veranderen in stromende rivieren. Bij het uitrijden van Fort William gebeurt er iets geks. Mijn voorband is lek. Ik doe twee keer een poging om in de stromende regen de band te plakken. Tevergeefs. Als er ook maar een druppeltje water op de solutie komt laat het plakkertje los. Dat gebeurt dus ook prompt. Probeer maar eens een sigaret te roken onder de douche. Dan grijpt de voorzienigheid in. Iemand die me ziet kloten (alle bagage ligt van mijn fiets af, plakspullen liggen her en der op de grond) zegt dat 200 meter verderop een fietsenmaker zit. En warempel, het is zo! Snel twee nieuwe binnenbanden gekocht (de twee die ik bij me had bleken allebei de verkeerde maat: voorbereiding meneer!!)). Maar de voorzienigheid laat me ook weer gauw los. Ik wordt een bospad opgestuurd met steenslag dat zijn naam alle eer aandoet. Ik voel een scherp steentje onder mijn band wegschieten. 10 kilometer verder sta ik opnieuw met een lekke voorband. Die nieuwe band heeft het precies 10 kilometer volgehouden. Alle geluk dat ik niet één maar meteen twee banden heb gekocht. In de alsmaar stromende regen op een bospad met zwarte handen vol zand leg ik de andere band er op. Er komt een vrouw op een bepakte fiets voorbij, een dame van ik schat in de 60 uit Nieuw Zeeland. We wisselen wat informatie. Ze kruist haar vingers en hoopt dat dit haar niet overkomt. Ze rijdt door. Ik haal haar even later in. Zij loopt elke steile helling omhoog. Ja, zo kan het ook. Ik besluit zo snel mogelijk een asfaltweg op te zoeken; na nog eens 5 kilometer doet die kans zich voor. En dus zit ik weer als vanouds tussen het voortrazend verkeer; vijandige bestelwagens, nou ja, jullie kennnen dat verhaal inmiddels wel.
Ik wordt er al met al behoorlijk chagrijnig van. Ik heb eigenlijk helemaal gehad met dat fietsen. In de spiegels onderweg zie ik iemand die steeds meer het uiterlijk van een landloper begint te krijgen; warrige haardos, rode konen en neus, ingevallen wangen en een zeer slordig baardje. Mijn schoenen zijn zeiknat, die krijg ik in geen dagen meer droog, uit mijn fietstassen stijgt bij opening een muffe geur op. Mamma, ik wil naar huis!
Ik heb zoveel tijd verloren met dat gepruts aan de fiets dat ik besluit Inverness vandaag nog te laten voor wat het is. Op de achtergrond speelt mee dat ik eigenlijk graag ergens naar de kwartfinale Frankrijk - Duitsland wil gaan kijken. En dan staat daar ineens een bordje: Loch Inn Backpackers, met een pijl. 5 minuten later zit ik in het zoveelste hostel, waar zojuist een televisie naar binnen wordt gedragen. Weer 5 minuten later zit ik in mijn verzopen hansopje naar de wedstrijd te kijken. Voorzienigheid: alsnog drie maal dank voor al Uw hulp vandaag. Morgen de laatste 25 kilometer (nog wel een behoorlijke klim zie ik op mijn GPS). Wilt u me duwen!

donderdag 3 juli 2014

En weer is noord Schotland enige millimeters van de rest afgeraakt

etappe 18: Tobermory - Fort William, 90 kilometer, gemiddelde, 15,8 km, 1200 hoogtemeters (!)
Hoewel het weer niet echt meewerkt, overal hangen donkere wolken en af en toe valt er een spetje, is deze etappe toch de mooiste van de hele reis. Met nog 4 andere mensen maak ik de oversteek van Tobermory naar Kilnoach, 4 huizen op het onherbergzame Ardnamurchan. Die Schotten weten ook van dit gebied weer iets bijzonders te maken. De westpunt is de meest westelijke punt van het vasteland van Schotland. Ik vind het erg gezocht. Pal naast Ardnamurchan ligt het grote eiland Skye dat natuurlijk weer veel westelijker ligt; maar o.k.; dat is dus een eiland, geen vasteland. Maar Brittannië is toch ook een eiland, dus wat lullen die Schotten nou eigenlijk? Zo raak je na ruim drie weken alleen op reis met jezelf aan de praat op weg naar beginnende krankzinnigheid.
Ardnamurchan dus, eindeloze aan elkaar geketende grillige groene bergen. Alles gaat over een éénbaansweg met om de honderd meter een uitstulping waar tegenliggers kunnen wachten. Net zoals op Mull. Iedereen houdt zich aan deze spelregel waardoor de als 'gevaarlijke route' op de Michelinkaart omschreven weg verreweg de veiligste van heel Brittannië is. Want op de drukkere wegen passeren weer enkele wagens rakelings langs me heen. Het zijn altijd bestelwagens. Bestelwagens verklaar ik hierbij tot de vijanden van fietsers. Personenwagens gaan altijd rustig, in een grote boog om je heen. Vrachtwagens vrijwel ook altijd, een enkele hufter daargelaten. Maar bestelwagens worden gereden door employé's die van hun baas op tijd rijden en op tijd worden afgerekend. Wie te laat binnen komt krijgt minder loon, of zoiets. Gevolg: bestelwagens beschouwen fietsers als de vijand van hun portemonnee; fietsers moeten van de weg. Graag helpen ze af ten toe een handje. Soms offeren ze ook zichzelf voor hun baas op. Vandaag passeerden twee bestelwagens terwijl dat eigenlijk niet meer kon. De tegenliggende auto's moesten stevig inhouden om een frontale botsing te voorkomen. Nee; dat gedoe op die drukke wegen maakt me uiteindelijk toch minder enthousiast over een fietsvakantie in Groot Brittannië. Je kunt nu eenmaal bepaalde routes niet zonder de A-wegen; maar mening automobilist heeft geen enkel respect voor een kwetsbaar mannetje of vrouwtje op een tweewieler. En dat terwijl het vooroordeel altijd zegt dat de Engelsen zo hoffelijk zijn; well, forget it when they are on the road! Nogmaals, dit geldt dus alleen voor bestelwagens! En één keer trof ik een caravan bezitter die even vergeten was dat het ding achter zich breder was dan zijn eigen auto, ook dat ging rakelings langs me heen; maar dat was geen hufterigheid maar domheid die me bijna in het ziekenhuis deed belanden.
Het eerste deel van de etappe gaat volgens het gevreesde wasbordprotocol. Je klimt uiteindelijk geen meter maar wordt wel na elke vijfhonderd meter geconfronteerd met een muur van 8 tot 10 %. Als er iets slopend is, is dat het wel. Geef mij dan toch maar een berg met een oplopende helling over 3 of 4 kilometer permanent op 4 of 5 procent. Zo'n berg zit er halverwege. Daarna is het gedaan met het wasbord en rij ik met een stevige zuidwester wind in noord oostelijke richting zonder mankeren naar Fort William.
En terwijl ik dit zit te schrijven, begint de aarde te rommelen en maak ik een heus aardbevinkje mee. Net alsof er een hele zware vrachtwagen voorbij rijdt. Maar de dichtstbijzijnde weg ligt kilometers weg. Overal om me heen reageren tentbezitters hetzelfde: "Huh, an earthquake!". Het brommende geluid dat erbij hoort is nog het meest bijzonder. Ik zit niet voor niets in Fort William precies op de scheur in de aardkorst die ooit het noordelijke deel van Schotland zal afdrijven van de rest. Kijk maar op de kaart, van Fort William loop een kaarsrechte lange streep recht naar Inverness, met daartussen lange bergmeren, waaronder Loch Ness, dat vanwege die scheurwerking het diepste meer van Europa is (en toch maar een paar honderd meter breed). Eens zullen ook dat zee-armen zijn. Ik heb dus zojuist meegemaakt hoe de boel weer enige centimeters opgerekt is.


woensdag 2 juli 2014

Een ritje van 33 kilometer en meneer houdt het al voor gezien.

etappe 17: Oban - Tobermory: 38 km

De, waarschijnlijk, kortste etappe van deze reis eindigt op het puntje van het eiland Mull omdat het dan eindelijk op deze reis is gaan regenen. En hoe! Windvlagen vol vocht teisteren het gelaat tijdens de tocht over wat een van de mooiste eilanden van de Binnen Hebriden lijkt te zijn. Via een stevige klim heb ik van bovenaf zicht op de groene flanken en de Sound of Mull. Helaas is het vanwege de regen zeer mistig en blijft het zicht beperkt tot enkele honderden meters. De route gaat over een zeer smalle weg, waarbij om de honderd meter een stopplaats voor tegenliggers is. Voordeel is dat er door iedereen langzaam gereden wordt en dat ik van iedereen ruim baan krijg, soms zelfs een duim omhoog.
Als ik aan kom in het schilderachtige Tobermory, genesteld in een komvormige rots met kleurige geveltjes, hou ik het voor gezien. Ik kan nog wel naar de overkant met de boot naar Kilchoan, maar dat eiland aan de overkant is volgens de Michelinkaart nog minder dicht bewoond dan the Isle of Mull. Dus dan kan ik beter aan deze kant blijven. Een bed en breakfast is zo gevonden. Ik doe droge kleren aan en doe een heerlijk middagdutje, terwijl de regen op het dakraampje tikt.
Aan de haven eet ik, net zoals alle andere toeristen, fish and chips.In het centrum van de haven is een oergezellig hotel, waar het stampvol is. Waarschijnlijk komen hier alle toeristen en locals bij elkaar. Tussen poolende stamgasten schrijf ik hier dit stukje. Ook het kortste van deze reis.

dinsdag 1 juli 2014

Oog in oog met de wissenten

etappe 16: Inverneraray - Oban, 70 km, gemiddelde 14,7, 825 hoogtemeters
's morgens wordt ik liefdevol opgevangen door de Duitse buren Helga und Godfried, zij leraar aardrijkskunde, hij handelaar in goud en zilver, die met een omgebouwd volkswagenbusje (niet zo'n leuke ouderwetse maar een geavanceerder type) regelmatig door Schotland rijden. Ik krijg broodjes en koffie. Ze vonden het al vreemd dat er 's avonds laat geen tentje stond en 'ochtends vroeg wel een. Hun nieuwsgierigheid kan ik bevredigen met een spannende verhaal. Inmiddels hangt alles te drogen. De weergoden hebben besloten er vandaag een extra goede droogdag van te maken; het wordt wat weer betreft de mooiste en warmste dag tot nu toe. Het schijnt dat het vrijdag dan toch echt gaat regenen. Dat wordt dan mijn eerste
Britse regendag naar ruim drie weken rondrijden.
Maar vandaag is het dus zon wat de klok slaat. Ik vertrek later dan normaal, pas om één uur, maar rij toch nog een kilometer of 70 langs respectievelijk het Loch Fyne en het Loch Awe. Aan rare namen geen gebrek hier. Het zich is soms spectaculair, soms alleen maar bos, maar regelmatig prachtige uitzichten over de fjorden of meren. Het laatste stuk gaat flink de hoogte in door een hoogvlakte met, hoe kan het ook anders, schapen, maar plots zit met mijn fiets ineens temidden van vervaarlijk uitziende wisenten maar aan elke kant van hun kop een klerehanger van een meter. Een van de damers of heren wisent zal zich maar ergeren aan mijn fiets of aan de kleur van mijn shirt. Ik weet niet hoe snel ik me uit de voeten moet maken. Dat snel rijden valt hier overigens vies tegen; het terrein is ontzettend geaccidenteerd, voortdurend op en af. Dat sloopt je op de lange duur. Al eerder had ik het over mijn voorkeur voor lange gematigd stijgende hellingen.
De camping ligt prachtig half achter een bultige rots verscholen met een prachtig uitzich op de  Sound of Kerrera, de zee arm waaraan Oban ligt. Wat mij betreft de mooiste tot nu toe. Morgen naar het Isle of Mull; wat mij betreft mag het iets minder pittig. (vannacht is mijn fototoestel verdronken, geen foto's meer dus. Ik maak ze nu met mijn mobiel, maar hoe ik die dan weer in dit verhaal krijg heb ik nog niet uitgedokterd.

De nattigheid komt niet van boven maar van beneden!

Etappe 15: Glasgow - Invernaray (loch Fyne): 105 km.
Dit leek aan het eind van de avond nog op een dag waarop niet zo veel te melden viel.
In de vroege ochtenduren had ik, nog op bed, een gesprek met degene die onder mij lag in de dormitory van het Eurohostel in Glasgow. Het bleek een 68-jarige Amerikaan, Steve uit Wisconsin, leraar wiskunde én yogaleraar. Het klikte meteen. We leken met onze baardjes en magere koppen zelfs een beetje op elkaar. Hij trekt net zoals ik wat rond, hij met de trein. Als ik hem vraag hoe een mathematicus die van logica houdt zich ook op het spirituele vlak kan begeven als Yogaleraar zegt hij veelbetekenend: "maar zuivere wiskunde is ook spiritualiteit". We nemen wel drie keer afscheid van elkaar voordat ik definitief vertrek. Bij zo'n kerel zou ik ook wel eens yogalessen willen volgen!
De route die ik volg is schitterend. Met een boot vaar ik van Greenock naar Hunters Quai op een schiereiland dat weer aan een ander schiereiland, Cargyll, vast zit. Vanaf het water zien de eilanden met hun donkere bergen er uit als de Mordor in de Ban van de Ring. Eenmaal aangekomen klaart het weer weer op (het is nog steeds droog en de temperatuur is zelfs aangenaam te noemen, ben ik eigenlijk wel in Schotland?) Ik rij voortdurend langs water, soms fjord-achtige zee-armen die tientallen kilomters het land in dringen, soms langs smalle, lange bergmeren. De stilte is overweldigend, slechts heel af en toe komt een auto voorbij.
Vlak achter het pitoreske Invernaray, een plaatsje met allemaal witte huisjes tegen een kasteel aan gebouwd, tref ik na 105 kilometer eindelijk een camping.' Sorry, no tents, staat er aan de ingang. Het is inmiddels half acht. Ik denk 'dikke lul drie bier' en trek me er niks van aan en zet ergens op het immens grote terrein vol vakantiecabines mijn tentje op. En ja hoor, na een uur komt een dienstklopper van de camping me wegsturen. Hoe ik ook soebat, ik verwijs naar de campingkaart van Michelin, waarbij deze plek wel degelijk als camping staat aangegeven, net zoals op mijn GPS (en die heeft altijd gelijk!), de man blijft overbiddellijk. 'Weg wezen. Ga maar op een veldje naast de camping staan. De douches mag je wat mij betreft gebruiken maar geen tenten hier'.
Er zit niks anders op, ik breek alles weer af en vindt, naast een uitgestrekt veld voor campers en caravans een veldje, waarvoor ik een klein riviertje over moet steken. Het ziet er wel wat moerassig uit, en het ligt wat lager dan de camping, maar ik waag het toch maar op.
In de nacht wordt ik wakker als ik merk dat ik met mijn arm buiten de slaapzak in een plas water lig. Ik kijk verschikt in het allervroegste ochtengloren om me heen, alles is nat!. "Opkomend tij" flitst ineens door me heen; we zitten hier aan open water! Ik rits mijn tent open en meteen gutst er een golf water naar binnen. Ik schiet mijn schoenen aan die helemaal onder water staan en zie tot mijn ontsteltenis dat de gehele moeraswei waar ik in sta is ondergelopen. Plonzend probeer ik alles op de enige droge plek die ik nog zie neer te gooien. Maar hoe bereik ik de camping. Het watertje van een meter breed dat tussen de camping en het moerasweitje liep, is nu een enorme rivier van zeker 10 meter breed geworden! Er zit niks anders op dan wadend door het koude water alles naar de camping te dragen. Bij een van die pogingen kom ik ,door de zeer ongelijke ondergrond met allerlei keien, met een van mijn tassen vol kleren te val. Alles is drijfnat. Dan nog in de steeds groter wordende plas water de tent afbreken en proberen de haringen terug te vinden. Uiteindelijk krijg ik alles op het droge. Maar verder is alles nat. Ik probeer nog even in een natte slaapzak wat warmer te worden, maar dat blijkt geen goed besluit. Ga maar eens een uurtje in natte kleren warm proberen te worden in een natte slaapzak. Dat is hetzelfde als vuur aanmaken met ijsblokjes.Gelukkig heeft de camping een hete douche en is de inhoud van een van de kledingtassen droog gebleven.
De weergoden blijven me echter voortdurend gunstig gezind en besluiten dat dit dan maar een onbewolkte ochtend moet worden met heel veel zon. Alles krijgt de kans te drogen aan, ja het is echt waar, een droogmolen die speciaal voor mij neergezet lijkt te zijn. Als dan ook mijn mobiel het nog blijkt te doen (na aanvankelijke weigering) en zelfs mijn laptop naar een uurtje drogen in de zon weer aanfloept, ben ik toch tegen een uur of twaalf in de ochtend weer op orde. Alleen mijn fototoestel lijkt definitief de geest gegeven te hebben. Mijn GPS is als enige juist gebouwd op bestendigheid ook in vochtige omstandigheden. Dat blijkt te kloppen.