Totaal aantal pageviews

zaterdag 30 augustus 2014

Who the hell is Calouste Gulbenkian?

Dag 12: Lissabon
Reizen is ook: op de meest efficiënte wijze gebruik maken van diverse vervoersmogelijkheden. Vanochtend reden we in onze huurauto vanaf de camping naar het station van Cascais. Vandaar met de boemel naar het centraal station van Lissabon en vandaar met de hop on hop off bus door de stad. Zo kun je, zonder bijna één stap te verzetten, alles te zien krijgen. Maar na een half uurtje hop ‘onnen’ kreeg ik toch de kriebel en kreeg ik H. zo ver te ‘offen’ en op zoek te gaan naar het museum voor hedendaagse kunst. Dat zat zodanig verstopt dat we een half uur rond een gigantisch verkeersknooppunt (absoluut het lelijkste knooppunt van Lissabon!) moesten zoeken voordat we het vonden. Maar toen kregen we ook een mooi museum te zien met installaties van kustenaars uit de gehele EG en veel werk uit de collectie van Calouste Gulbenkian, een van oorsprong Armeniër, die mede oprichter was van de Shell en een enorm fortuin vergaarde. Daaruit werden een aantal musea opgericht om zijn enorme kunstverzameling te herbergen; een aantal van zijn 20ste eeuwse kunstwerken van Portugezen die vooral Picasso, Brancusi, Miro, Dali en Bracques niet onverdienstelijk nadeden, hebben we in zijn museum zien hangen.
Daarna ‘onden’ we weer een bus en reden in het mooie strijklicht van de late middagzon heen en weer langs het mooiste deel van Lissabon dat langs de Taag is gelegen. Definitief afgestapt op het mooie centrale plein om daarna aan de wijn en tappas te gaan op een van de vele terrassen die in de centrale straten van Lissabon zijn opgesteld. We troffen een perfect Nederlandse sprekende Portugese ober; een lot dat hij deelt met veel landgenoten, de economische omstandigheden zijn nog steeds zo dat veel Portugezen hun heil in Noord Europa zoeken. En toch maakt Portugal op mij een uitstekende indruk. Alles staat er goed onderhouden bij, de wegen zijn perfect, de mensen wijken in kleding niet af van ons in noord Europa, de winkels liggen net zo vol met mooie spullen als bij ons. Alleen, dat zei ik gisteren al, op de prachtige wegen zie je niemand rijden. De binnenstad van Lissabon zit echter net zo verstopt als elke andere willekeurige Europese hoofdstad.

Daarna zijn we op tijd weer met de trein naar Cascais teruggegaan. Het tripje is ons zo goed bevallen dat we het morgen nog eens doen. De hop on hop off kaart geeft recht op twee ritten. Als rechtgeaarde Nederlanders laten we die tweede rit ons niet door de neus boren. Bovendien zag ik vanaf de bus in Belem een tweede, zo op het eerste gezicht nog veel mooier museum voor moderne kunst. H. en ik houden er allebei evenveel van om daar doorheen te gaan dus dat gaan we morgen dan ook doen.

We zijn verdorie terecht gekomen in het Valkenburg van Portugal!

Dag 11: Tomar – Cascais
Laat in de ochtend verlaten we de camping in Tomar waaraan we ons hart hebben verpand. H. staat wel een half uur afscheid te nemen van Esther en Remy. Om een uur of 12 gaat het dan toch richting Lissabon over prachtig aangelegde snelwegen die miljoen hebben gekost en waar bijna geen enkele Portugees op rijdt; het is er op deze vrijdag stiller dan bij ons op zondagnacht. Totaal geen vrachtverkeer en slechts af en toe een personenwagen. De Europese Gemeenschap kan in een economie geld pompen wat het wil, als de bevolking weigert de tolheffing te betalen of daar niet toe in staat is (lijkt me sterk, wij betalen voor een maandabonnement 18 eurootjes) is alles voor niets geweest!
We treffen een mooie camping onder pijnbomen in Cascais, dicht bij de meest westelijke punt van Portugal, Cabo di Roca. Het waait er stevig en wemelt er van de toeristen, net zoals wij. Dat wordt nog erger als we in Sintra aankomen, de plaats in het hoogland boven Lissabon waar de koningen zomerverblijven hadden. Sintra blijkt niets meer en minder dan het Valkenburg van Portugal. De smalle straatjes staan vol met winkeltjes en eettentjes en overal lopen vakantiegangers. Hier wil ik zo snel mogelijk weer weg. Gelukkig vinden we aan de rand een rustig café met enkele lokale hippies dat ons van dat Valkenburg-gevoel verlost. De chinees enkele straten verder is lang niet slecht, maar echt leuk gaan we het in Sintra toch niet vinden. De zich in Sintra bevindende kastelen laten we verder maar voor wat ze zijn.
De gps stuurt ons weer eens alle kanten op. We rijden heen en weer in het stikdonker langs de donkere zee, zonder onze camping te vinden. Ik moet toch eens een cursus coördinaten invoeren leren, want de in gidsen opgegeven coördinaten kloppen nooit met de plek waar we naar toe moeten. Bovendien blijft de gps de hebbelijkheid vertonen om elke plaats met een grote omweg te benaderen. Slechts als we de naam van camping invoeren (H. weet zich gelukkig de naam  “Quincho’ te herinneren), werkt het apparaat naar behoren.

Nee, dit was niet helemaal de meest geslaagde dag zullen we maar zeggen. Morgen naar Lissabon moet het beter kunnen. 

donderdag 28 augustus 2014

Manuel I levert een carnaval aan bouwstijlen

Dag 10: Tomar
Er zijn van die dagen dat alles op zijn plek valt. Dit is er zo een. We tutteren eindeloos op de sfeervolle camping, waarna we onder de stralende zon (altijd maar weer die blauwe lucht boven ons) een wandeling maken in de heerlijke schaduwen van de smalle straatjes van Tomar. Het café op het prachtige stadsplein voor het witte stadhuis schenkt de beste koffie in de wereld. Boven het stadhuis, omgeven door knalgroene pijnbomen, ligt het slot waar we vandaag naar toe gaan. Bovengekomen kopen we een zak overrijpe, zoete donkerpaarse en helgroene vijgen en van het sap druipende reuze-nectarinen. We betalen daar maar liefst 4(!) euro voor, maar de manier waarop de oude verkoopster ons flest (ze stopt gewoon van alles in een plastic zak zonder ons wat te vragen) is zo leuk dat we het prima vinden. In de schaduw genieten we van al het lekkers dat in Portugal aan de bomen groeit. En dan gaan we dus door de dikke muren van het Convent van Christus heen, we worden begroet met een zwarte stalen vlag bovenop een vierkante, roverstoren, tot zover weinig christelijks dus. Bij de entree blijkt dat gepensioneerden voor de helft van de prijs binnen mogen. H. liegt dus dit ik gepensioneerd ben maar het liegen gaat haar slecht af: ‘he’s seventy five, zegt ze tegen de man achter de kassa, die mij met de nodige argwaan gadeslaat, allicht ik oog als 35!
De strijd tegen de Moren (tegen de Islam dus) domineert de hele oude geschiedenis van Portugal. Rond het eind van de 15e eeuw loopt de grens van het door de christenen veroverde gebied ergens in het midden van Portugal; ter hoogte van Tomar. Daar bouwt de kleinzoon van de in Batalha opgebaard liggende João I, Manuel I, rondom een oude kerk een immens complex van 4 kloosters dat fungeert als uitvalsbasis van de orde van de Tempeliers, de om hun drankzucht zo bekend staande ridders die de eeuwen daarvoor de kruistochten organiseerden. Vanwege een teveel aan macht wordt de orde in de  14e eeuw overal verboden, behalve in Portugal. Als symbool van de Christuskerk in Jeruzalem bouwt Manuel I in Tomar een ronde kerk die op het gebied van pracht en praal alles zou moeten slaan. Het geld komt Portugal met bakken binnen, want Vasco di Gama is begonnen met het ontdekken en uitmelken van centraal Azië. Die pracht en praal is gelukt; de aanblik van de zeszuilige cirkel midden in de ronde kerk, waaromheen de beste schilders aan het werk werden gezet is overweldigend. Mede dankzij de Europese Gemeenschap staat 600 jaar later het geheel er nog even kleurrijk bij als toen.
Niet voor niets staat het complex op de Unesco werelderfgoedlijst. Van buiten denk je aanvankelijk met een vrij primitief middeleeuws ridderkasteel  van doen te hebben, maar als je eenmaal binnen bent val je van de ene verbazing in de andere. Allerlei bouwstijlen zijn hier tot één geheel samengebracht. Zo is er de kerk in de zogenaamde laat gothische, Manuelaanse stijl, met een wereldberoemd raam,


gekenmerkt door een lijst van in steen uitgevoerde geknoopte scheeptstouwen, bloemmotieven en nog heel veel meer; een stijl je gerust ‘kermisachtig’ kunt noemen. Pal naast die drukke bedoening bedacht een opvolger van Manuel een klooster in strakke renaissancestijl. Voeg daarbij de overal terugkomende azuleios met de van de Moren geleende geometrische vormen en je krijgt een ratjetoe aan stijlopvattingen boven op en tegen elkaar die je nergens anders aantreft. Mooi is wellicht anders, maar indrukwekkend is het wel.


Helemaal verzadigd brengen we nog wat uren door aan de rand van het zwembad op de camping totdat de vliegen ons daar weg jagen. Terug naar Tomar zoeken we de het volgens de campingeigenaren beste restaurant op. Maar dat blijkt in dit geval vooral de hoeveelheden te betreffen die wij krijgen voorgeschoteld. Van onze schotels gaat allebei de helft aan de daarop opgestapelde hoeveelheden kip en zwart varken retour.

Tussen dazen en hondendrollen

Dag 9: rondom het geometische centrum van Portugal
We bevinden ons op de camping nabij Tomar ( om precies te zijn in Oboboreiros) op enkele tientallen kilometers van het midden van Portugal. Dat willen ze hier graag weten en wordt met een kloeke vierkante toren nabij Vila Rei luister bij gezet. Onze tocht van vandaag beweegt zich daaromheen. De gps, die ons regelmatige goede diensten bewijst als we een camping of een eettentje zoeken, laat het vandaag volledig afweten. Hij houdt er regelmatige mee op, geeft tegenstrijdige aanwijzingen enzovoorts. Net een mens dus. Desondanks slagen we er in alles te vinden dat we van plan waren op deze bloedhete dag (de buitentemperatuurmeter van de auto geeft ergens 35 graden aan). Vlakbij Oboboreiros ligt een langgerekt stuwmeer met vele grillige armpjes. Overal bevinden zich strandjes. Aan een daarvan komen wij te liggen. Moddervette horzels, volgens H. “: Dazen” geheten, proberen zich aan ons te goed te doen. Een verblijf op de niet zo schone stranden, overal liggen hondendrollen (ik hoop tenminste dat het hondendrollen zijn) is daarmee niet zo aangenaam als we ons hadden voorgesteld. Gelukkig is er een grote vlonder die een eind het water in steekt; geen horzel waagt zich daar en drollen zijn er ook niet. Om het kwartier plonzen we in de plas en houden het zo draaglijk. Om ons heen zijn de oprijzende wanden langs het meer dicht groen met links en rechts een mooie roodbedakte villa. Na enkele uurtjes niksen langs de waterkant zetten we koers richting een ons door onze campingeigenaren aanbevolen hippierestaurant ergens in de bush. Het is niets te veel gezegd. Na anderhalf uur zoeken met onze gps komen we terecht op een van meest merkwaardige plekken waar we ooit geweest zijn, een restaurant met daaromheen de meest merkwaardige dieren opgetrokken uit bouwmaterialen, baggerbakjes, hoefijzers, melkblikken enz. enz.  Daartusssen door fel beschilderde bankjes, modepoppen, oude, fel beschilderde tramstellen en een jaren 50 zwembad inclusief glijbaan. Maar het mooiste moet dan nog komen: een, in een oude huis ondergebracht rariteitenmuseum met alle mogelijke instrumenten en attributen van b.v. een barbier(vroeger ook tandarts), een smid, een leerlooier, een landbouwer, veeboer, timmerman, een radioreparateur, een schrijver/journalist en schoolmeester. Als weer buiten zijn, staan we helemaal te duizelen van wat we allemaal gezien hebben.

Terug via talloze omwegen, de gps is nog steeds op hol, komen we terecht in Tomar alwaar we het plaatselijke piri piri kiprestaurant aan doen in een sfeervol straatje met terrasjes buiten. De kip is inderdaad best pittig maar toch uitstekend te pruimen. Rond een uur of tien in de nacht zoeken we de camping weer op. 

woensdag 27 augustus 2014

Hoeveel schoonheid kan een mens verdragen?

Dag 8: Coimbra – Tomar
Zowaar, een bewolkte dag; voor het eerst in onze Portugese trip oogt de hemel niet blauw maar grijs. Prima eigenlijk, we rijden over de golvende autoroute richting Lissabon naar Batalha. (heb ik al eens gezegd dat de Portugese wegen werkelijk in prima conditie  verkeren, misschien nog wel beter dan in het vaderland). Aldaar bevindt zich een bouwwerk dat elke beschrijving onmogelijk maakt. Het kost ons alleen al bijna een uur om rondom het gotische bouwwerk heen te lopen dat een aantal koningen in de periode tussen 1350 en 1450 ter ere van zichzelf hebben neergezet. Het betreft dan Koning João I en zijn nazaten, waaronder zijn zoon, Hendrik de Zeevaarder (die overigens op één tochtje naar Cadiz na nooit heeft gevaren!) en koning Duarte die het nodig vond zeven kapellen voor zichzelf neer te zetten en een jaar na voltooiing aan de pest overleed. Het mooie van deze gebouwen, die met bijna kantwerkachtige franje zijn versierd, is dat ze van binnen ontdaan zijn van alle religieuze attributen;  over blijft pure gotische bouwkunst. Hemelhoog reikt het gewelf boven de door João I opgetrokken hoge pilaren;
prachtig is de kapel waarin João innig met zijn vrouw ligt verstrengeld op hun gemeenschappelijke grafzerk, langs de rand de tombes van de vier zonen, waaronder die van Hendrik de Zeevaarder. Die ligt geheel alleen; óf geen vrouw óf niet belangrijk genoeg. Koning Duarte en zijn vrouw wilden dus een bouwwerk voor zichzelf en lieten een achtkantige bouwwerk tegen de andere kerken neerzetten; maar het geld voor een dak was op. Men heeft het daarna maar zo gelaten, zodat het echtpaar elke nacht onder de open hemel moet doorbrengen en dat nu al eeuwenlang. We lopen langs kloostergangen die in pracht niet te evenaren zijn, onbegrijpelijk hoe verfijnd de bouwheren en steenhouwers steen naar hun hand konden zetten; het lijkt of we door een in Brussels kant opgetrokken paleis rondlopen. Voeg daarbij de schitterende hedendaagse kunst die een kundige conservator in de gangen heeft laten neerzetten, hoeveel schoonheid kan een mens op een dag eigenlijk verdragen? En hoe heerlijk is het om te ervaren dat H. het net zo ervaart als ik. Het ene na het andere tafereel wordt door haar vastgelegd.

Op eens worden we naar achteren gedirigeerd en klinkt het dreigende gestamp van laarzen in de kloostergangen, Portugese militairen nemen de wacht over bij het graf van de onbekende soldaat dan zich in één van de kloostergangen bevindt. Ik vind het nog indrukwekkend ook in deze illustere omgeving. Het is duidelijk dat dit monument voor de Portugese identiteit net zo veel betekent als, laten we zeggen, de Groote kerk in Delft voor de Hollandsche.

Groter met dit alles kant het contrast niet zijn in het nabij gelegen Fatima waar alle bizarre trekjes van het katholieke geloof bij elkaar komen. Een stoet met zichzelf op hun knieën  martelende gelovigen trekt op naar het heiligdom van de aan drie herderskinderen verschenen heilige maagd.

Na afloop van deze prestatie mogen ze handenvol kaarsen in de op kosten van het Vaticaan permanent brandend gehouden ovens werpen. Bewondering bij mij dwingt de oude vrouw af die het gehele parcours op de knieën aflegt met een huilende baby op de arm, af en toe het zweet afgebet door behulpzaam familielid. Dat enkele gelovigen hun martelgang met kussentjes onder de knieën aflegt maakt de gelovige dezes minder 'amused', hier wordt zonder meer ‘vals spel’ gespeeld. Ik reed destijds mijn tocht naar Santiago de Compostela toch ook niet op een elektrieke fiets? Kom nou toch!

We rusten uit en eten een ijsje in de schaduw van Hotel Allelujah om onze tocht te vervolgen naar Tomar. Aldaar heeft H. een volgens de ANWB als charmecamping betitelde camping gespot. En ik moet toegeven, de ANWB heeft goed werk geleverd; een mooiere, om niet te zeggen, gezelliger camping, zijn we tot nu toe niet tegengekomen. Overal staan prachtige cactussen en bloeien de geraniums als heuse struiken tegen de bomen op. Naast onze tent scharrelen kippen. Een haan is er vanwege de nachtrust niet  bij omdat rekening gehouden wordt met de nachtrust van de gasten. Het restaurant beneden aan de berg, dat ons door het Nederlandse campingechtpaar is aanbevolen, zet serveert ons voor 9 euro de man een maaltijd die alles wat ons tot op heden is voorgezet met straatlengten slaat. Hier blijven we zeker een dag extra hangen.


dinsdag 26 augustus 2014

Vleermuizenpoep als dank voor bewezen diensten

Dag 7: Coimbra
Ergens tussen 1400 en 1500 was Coimbra de hoofdstad van Portugal. Het paleis van koning Jao of Emanuel, daar wil ik nu even van af wezen, lag bovenop een rots aan de rivier de Dao (met of zonder ~, ook daar wil ik nu even van af wezen). Later nam de wetenschap het daar van de koning over nadat de hoofdstad was verplaatst naar Lisboa, en werd het paleis omgetoverd tot universiteit. Die ligt er tot de dag van vandaag; nog steeds bovenop die rots, omgeven door tal van huizen, kerken, pleinen, straatjes  en al dat andere dat een stad tot stad maakt.
H. klautert, ondanks haar nog maar net gerestaureerde knie dapper achter de hopman aan naar boven. We hebben gehoord van H’s zus dat de bibliotheek om 12.00 uur dicht gaat, dus het is aanpoten om op tijd boven te komen. Aldaar blijkt alle haast overbodig, de bieb is de hele dag te bezichtigen. Deze tempel van wijsheid is zonder weerga. Volgens de gids zou dit de mooiste bibliotheek ter wereld zijn. Het barokke bouwwerk met muren van 2,5 meter dik bewaart het hele jaar door hetzelfde klimaat waardoor de eeuwenoude boekwerken in prima conditie blijven.
Een kolonie vleermuizen eet eventueel schadelijke insecten onmiddellijk op een laat als dank voor de bewezen diensten elke avond een serie vleermuizenkeutels op de speciaal daarvoor neergelegde doeken op de ingelegde houten tafels neer. Je zult hier maar schoonmaker van dienst zijn en elke morgen weer die vleermuizenpoep moeten opruimen alvorens de toeristen op komen zetten! Hoe dan ook, de bieb tart elke beschrijving: eeuwenoude kennis staat onderwerpsgewijs gerangschikt in door een schilder in 40 maanden met engelengeduld met Chinese bloemmotieven beschilderde mosgroene boekenkasten, overwelfd door plafonds met prachtige schilderingen; niets is hier te min om luister bij te zetten aan de kennis. Al werden professoren die er al te kritische gedachten op na hielden opgesloten in gewelven onder de bibliotheek. Overdag mochten ze college geven, maar ’s avonds moesten ze terug de cel in. We bekijken de overweldigend kapel met een barok orgel dat net zoals in Lamego als een vleermuizennest tegen de wand geplakt zit. Daarna gaan we door naar de pronkzaal waar de opening van het academisch jaar plaats vindt; een zaal waarbij vooral de plafondschilderingen met vrouwen met zeer weelderige borsten de zinnen prikkelen. Hoe de eerstejaars hier hun aandacht bij lezing van de rector magnificus konden houden is mij een raadsel. We dalen vanaf dit hoogste punt de stad weer af en bezoeken de schitterende Santa Clara kerk uit de twaalfde eeuw met aangrenzend een kloostergang. H. raakt niet uit gefotografeerd met speciale belangstelling voor de in alle kleuren van de regenboog uitgeslagen kloostermuren.
Moe, maar tevreden over al dat moois rijden we terug naar de camping om enkele uren langs de rand van het zwembad te gaan liggen luieren. Dat niet alleen de kerken maar ook de vrouwen in Portugal barok van uiterlijk zijn kan ik aldaar op mijn gemak bestuderen.

Dan weer terug naar Coimbra. Op het terras van het wereldvermaarde Cafe Santa Cruz drinken we de lekkerste port die Portugal kent: Port van het merk Andresen. Onthou die naam.
Vlak bij dit Cafe ontdekken we een restaurantje alwaar ik me te goed doe aan gebakken varkenshuid (echt heel lekker al zou je dat niet zeggen) en H. aan spaghetti met heel veel knoflook. We overgieten het geheel met Portugese wijn waardoor we in opperbeste stemming nog een rondwandeling door het inmiddels donkere centrum maken. Wie die twee gierende gekken op een plein vol fonteinen tegen elkaar ziet zitten hikken zou zich in een film van Fellini wanen.

zondag 24 augustus 2014

De ezel en de steen.....

Dag 6: van Covilhã naar Coimbra
Opnieuw een dag langs en op de kammen van de Serra Estrela. Dat bergmassief is het zonder meer waard nog een dagje te doen, nu dwars door midden Portugal van oost naar west; niet zo spectaculair als gisteren, maar met Brian Ferry’s driedubbel CD hard op de speakers glijden we heerlijk door het bergmassief, langzamerhand dalend naar Coimbra. We zijn zo relaxed dat hoffotograaf H. vergeet om foto’s te maken. Geen plaatsjes dus vandaag. (ik heb geen fototoestel meer, die van mij heeft het in het Schotse water begeven). Dat ik iets naars heb met water blijkt op de grote camping in Coimbra met zwembad. In de warme namiddag besluiten we erin te plonzen en ja hoor, ik laat mijn autosleutel weer eens in mijn zwembroek zitten, dit maak ik nu al voor de tweede keer mee; eenieder heeft er via dit medium de vorige keer van mee kunnen genieten. In Frankrijk weigerde mijn telefoontje verder elke dienst, vandaag was mijn elektronische autosleutel hetzelfde lot beschoren. Dat machtige gevoel om vanaf een afstand je auto op slot of van slot te kunnen klikken ben ik dus na 5 dagen huren alweer kwijt. Gelukkig krijg ik hem op ouderwetse manier, gewoon met een sleutel, wel open en dicht. H. bezweert me deze dommigheid nu niet weer opnieuw aan de wereld mee te delen; hierbij heb ik dat dus toch weer gedaan. Hoe ver kan een mens zichzelf omlaag halen!
Later vijzel ik mijn imago weer een beetje op door diep in de avond vanaf een leuk restaurant moeiteloos in het donkere Coimbra de weg naar de camping terug te vinden. Chapeau Tjeukie!


De ode aan de fles bovenop de bergtop

Dag 5: Van Lamego naar Covilhã
Vandaag rijden we door een steeds bergachtiger landschap naar de wolstad Covilhã. Daarvoor moeten we hoogste berg van Portugal over, de Serra Estrela met het weerstation Torre als hoogste punt (1995 meter). Maar voordat het zo ver is proberen we eerst het oudste Cisterciënzer klooster van Portugal te bezoeken, al was het maar omdat de moeder van H. zo dweepte met de Cisterciënzers; een van de oudste kloosterorden in Europa die vooral landbouwtechnieken verspreidden. Zo zouden zij de wijncultuur naar  Portugal hebben gebracht; goed bezig dus, die Cisterciënsers. Maar hoe we ook zoeken in Tarouca en omgeving, waar het zich zou moeten bevinden, we vinden niks, geen aanduiding, geen klooster, niks, niks, niks. Dus dan maar richting Torre. We gaan door een steeds boomlozer landschap en kijken terug op het steeds verder onder ons wegzakkende landschap van noord Portugal. Hoe verder we komen, hoe kaler en rotsachtiger het landschap; bij elke haarpin lijkt een nieuwe, steeds grotere hunebed te zijn weggelegd. Vergeleken met deze berg is de Mont Ventoux een molshoopje! Enorme rotsblokken liggen op elkaar gestapeld alsof het keitjes zijn; eeuwenoude kunstwerken van moeder natuur zelve, daar neergeschoven door voorbijkomende gletsjers in de verschillende ijstijden.
We passeren enkele stuwmeren achter muren, die langs de weg oprijzen, alsof ter plekke de wereld is afgesloten.
Aan de andere kant van die muren ontdekken we de staalblauwe stille wateren, waarbij de muren en de daarop geplaatste doorlaatgebouwtjes heel futuristisch aandoen te midden van al die rotspartijen; een ruimtestation op een andere planeet (maar dan wel met water voor de deur).

We wandelen wat rond op de bergtop bij Torre, waarbij blijkt dat iedere bezoeker zijn eigen kunstwerkje heeft gemaakt, de bergtop lijkt bezaaid met stenen drollen. De mijne is toch weer net iets anders dan alle anderen, op mijn steenhoop prijkt een wat scheef staande fles, die ik ergens vind: mijn ode aan de Portugese wijnen.

Weer naar beneden roetsjend vinden we vlak bij Covilhã vrij gemakkelijk een camping met geen centimetertje schaduw en keiharde grond waar ik de haringen maar enkele centimeters in krijg. De camping is helemaal voor ons alleen, niet gezellig dus, maar wel met heel mooi sanitair. Gezeten aan een scheve picnictafel worden we snel dronken van de zojuist bezongen wijn in de ondergaande avondzon. Zelfs op deze godverlaten plek is het leven lang niet slecht.

zaterdag 23 augustus 2014

600 treden boetedoening op een zogenaamde luie dag

Dag 4: Luieren in Lamego
De camping bevalt ons zo dat we besluiten de hartewens van H. te vervullen: een dag helemaal niets doen. Dat gaat ons prima af. We ontbijten met het uitzicht op de omgeving van Lamego en doen tot een uur of 4 inderdaad helemaal niets, afgezien van wat lezen en internetten. Maar vanaf 4 uur is het weer “van patat”. We gaan naar het Heiligdom van de Heilige Maria van de genezingen, dat achter onze camping gelegen is: een opgang van 600 trappen naar een barokke kerk ter ere van. We rijden met de auto naar boven, maar aldaar aangekomen meen ik als echte katholiek het toch serieuzer te moeten aanpakken; ik daal alle trappen af en bestijg ze weer. Dus als er iemand onder de lezers is met een mankement moet hij/zij er niet van staan te kijken als over een paar dagen alles voorbij is; dat is dan te danken aan deze boetedoener. Ik had het ook op mijn knieën kunnen doen, zoals een oude vrouw de laatste 50 meter volbrengt, maar dat is me een beetje te veel van het goede. Ik ben wel goed katholiek maar niet gek katholiek. Eenmaal in Lamego afgedaald blijkt dat plaatsje rondom de 15e eeuwse kathedraal zowaar enkele leuke restaurantjes te hebben, waarvan we er voor vanavond eentje uitkiezen. Daarna ontdekken we een museum waar op de binnenplaats een lounge is ingericht met te gekke muziek. Door iemand van het personeel worden we uitgenodigd de collectie moderne kunstwerken gratis te komen bezichtigen. Hoe anders is deze sfeer vergeleken met het volksfeest van gisteren (waarmee we niet zeggen dat we boven het volk verheven zijn, maar toch).

Terug op de camping begroeten we uitbundig een Duitse jongeling die op een bepakte fiets aankomt en vreselijk afgezien heeft op de laatste 500 steile meters. Maar meer dan één glaasje wijn krijgen we er niet ingegoten, dan doen wij de rest maar zonder onze pink ervoor te hoeven oplichten. Daarna naar een visrestaurantje onder aan de kathedraal; het smaakt heerlijk, ook is dit bij nader inzien een volks restaurant, we zijn inderdaad niet boven het volk verheven!

vrijdag 22 augustus 2014

Hanneke humeurig op een groot feest


Dag 3 van Vila Regal naar Lamego

Op de kaart een ritje van niks, maar we zijn er toch een hele dag mee bezig om van de bovenkant van de Douro, andermaal via Pinhao, dus weer via eindeloze wijngaarden op de flanken van de Douro, naar het gebied ten zuiden van de rivier te komen. Eerst gaan  we op bezoek in de barokke villa van de markies van Albuqurque, een prachtig wit kasteeltje, alwaar we als enige Engels sprekende gasten een privé rondleiding krijgen door het werkelijk schitterende woonstulpje van de markies en zijn echtgenote, die er allebei nog steeds wonen in een afgesloten deel van het complex.
Buiten prachtige tuinen met kunstig in renaissancevormen gesnoeide buxushagen,
binnen met hout ingelegde wandkasten vol chinees porcelein, chestnut plafonds omdat de geur van dat hout wormen weg houdt. Bij het kasteeltje hoort een een dubbele kapel, want de markies en zijn vrouw en generaties daarvoor onderhielden nauwe banden met het Vaticaan. Een grote beeltenis van een oude paus vult bijna een ganse wand. Naast het kasteel bevindt zich een grote wijnmakerij, inclusief persen en opslagvaten, ook dat hoort bij het katholieke geloof! Helaas is het te vroeg op de dag om al aan de port te gaan zitten nippen. Op weg naar Pinhao zorgt een half omver gereden bordje er voor dat we via vele kilometers over steeds steilere een steeds slechter wordende wegen eindigen op een karrespoor in een nietig gehuchtje. Wel op de Portugese zender een nummer van Marco Borsator met daarin de tekst; "Kom terug", een meer toepasselijke lied is nauwelijks denkbaar. Uiteindelijk komen we toch terecht op een prachtig uitkijkpunt hoog boven de Douro, het lijkt alsof we er in een stilstaande helikopter boven zweven.
Het is inmiddels al weer een uur of vijf, dus we rijden via de sluizen in de Douro bij Peso da Regua snel door naar Lamego. Daar moeten we nog verscheidene steile bergjes over, regelmatig het verkeerde pad opgestuurd door de overal in Portugal erbarmelijke wegbewijzering. Maar uiteindelijk strijken we toch neer op een eigenlijk heel bijzondere, mooi gelegen camping naast een vervallen Poussada (oud hotel). Een jonge campingbeheerder schenkt ons met genoegen een, naar hij zegt, dertig jaar oude Port in en lult honderduit over de grootste plannen die hij met de camping heeft. Duidelijk een jongen in de wilde fantasiefase. Een zwembad legt hij bij nader inzien toch maar niet aan omdat er zich in de praktijk hier nooit gezinnen met kinderen melden. Lamego maakt, de naam zegt het al, een ronduit lamentabele (ik bedoel: slome) indruk zo rond een uur of acht in de vroege avond. Het centrum lijkt uitgestorven. We vinden desondanks een leuk restaurantje op een pleintje waar een uur wachten op bakkeljauw wordt beloond meteen schotel met echte gewelde stokvis. Om te zeggen dat het echt perfect smaakt is wat overdreven, maar de ambiance en de steeds gezelliger wordende atmosfeer maakt veel goed. We blijken terecht te zijn gekomen op de jaarlijkse feestdag van Lomego. Tegen een uur of 10 in de avond blijkt de hele stad te zijn uitgelopen. Onder luid geknal gaat de feestverlichting aan
en begint het plaatsellijke rockorkest te spelen voor wel duizend man. Nu is ineens die loomheid van een uur of twee geleden verklaarbaar! Gevolg van de feestvreugde is wel dat we met onze auto niet meer weg kunnen; de terugweg naar de camping is versperd. Er is geen doorkomen meer aan. We rijden enkele rondjes en besluiten dat teruggaan geen zin heeft; dan maar verplicht mee feestvieren tot in de kleine uurtjes, totdat de weg weer wordt vrijgegeven. H. heeft er duidelijk de pest in, hoezeer de bevolking ook probeert haar met het feest op te beuren. Als we dan toch eindelijk om een uur of half een ’s nachts bij de camping aankomen, blijkt het hek op slot. Langdurig en luidruchtig morrelen van H. leidt er toe dat twee oudjes komen opdagen die warempel een sleutel op zak hebben. Om een uur komen we alsnog bij de tent en kan ik eindelijk aan dit relaas beginnen.


woensdag 20 augustus 2014

waggelend langs de rand van het ravijn

Dag 2: Porto – Vila Real
Traag verlaten we de camping aan zee. We nemen niet eens de moeite een blik op de Atlantische Oceaan te werpen; die hebben we gisteravond al genoeg gezien. Afgezien van een wat forsere golfslag en wat rotsblokken her en der is er geen verschil met het uitzicht in Zoutelande of Domburg.
We hebben wat moeite de uitvalsweg naar Porto en verder te vinden, maar als we eenmaal op de grote route zitten, die ons via Vila Real naar Amarante voert, dan is er geen houden meer aan. Soepel slingert de vierbaansweg door een alsmaar hoger wordend heuvelgebied, opvallend door zijn groene kleuren; er moet hier, ook in de zomer, soms allemachtig veel water omlaag komen. Maar vandaag schijnt de zon.

In Amarante bewonderen we de middeleeuwse brug over de Rio Tamega,
die ons brengt naar de kerk en het klooster van Sao Agostino. Deze heilige staat ons met zijn bijna echte, glazen ogen, indringend aan te kijken onder het altaar van de prachtige barokke kerk, waarbij vooral het orgel, dat als een muurbloem van enorme proporties tegen een van de kerkwanden zit aangeplakt, onze bewondering afdwingt. Het klooster blijkt gesloten, maar de binnenplaats is in alle rust toegankelijk. Buiten horen we het sonore gebrom van een drone, die door een cameraploeg vanaf de brug rondom het klooster wordt heengestuurd. Nu eens niet, zoals in de Gazastrook, voorzien van een bom of mitrailleur, maar van een fototoestel.  Daarna begeven we ons in onze heerlijk airconditioned Fiat Punto van twee maaden oud (nog geen 1000 km op de teller) naar de Douro met zijn volledig door wijngaarden behangen hellingen. In één woord schitterend. Hoe verder we komen, hoe indrukwekkender die wijngaarden worden. Alleen al aan de uit duizenden stenen bestaande wanden waaruit zo’n wijngaard van boven naar beneden is opgebouwd valt af te lezen dat we hier van doen hebben met honderden jaren arbeid om zo’n bergwand in cultuur te brengen; geen wonder dat voor sommige wijnen een vermogen moet worden neergeteld. Overal zien we de naam ‘Sandeman’ in de wijngaarden opduiken; soms de bewuste man in zwarte cap met breedgerande hoed in hoogsteigen persoon. We zitten duidelijk in het hart van de streek van de portwijnen.  Soms vind je de wijnranken geordend als ware het sawa’s op Bali, kilometers ver tegen de bergwanden neergelegd.
We rijden langs de wijngaarden de hoogte in en vinden aan de andere kant van het Dourodal een camping in Vila Real. Aldaar komen we terecht in een restaurant dat aan de rand ligt van een ravijn dat zo maar in het centrum van Vila Real ligt, een honderden meters diepe kloof waardoor een riviertje een sijpelt; zoiets heb ik nog nooit gezien; alsof de aardkorst hier op een bijzondere dag ineens is opengescheurd. De keuken in het restaurant is niet om over naar huis te schrijven, de wijn van dito kwaliteit. Desondanks worden we dronken en waggelen vrolijk naar de camping terug.  

lekker vakantie vieren op foute plekken in Porto ( de Portugalvakantie is begonnen!)

19 augustus: Dag 1: in en rond Porto
Porto, de stad van de Port! Langs de rivier liggen de langgerekte opslagplaatsen van Offley, Calem en Sandeman langs de oevers van de Douro. We besluiten om de auto te laten staan bij het hotel dat we midden in de nacht vanaf het vliegveld met behulp van mijn gps makkelijk gevonden hebben, en gaan te voet naar het centrum. Dat blijkt een goed besluit. We lopen al snel langs de hoge oevers en zien een meter of honderd beneden ons de bootjes met toeristen heen en weer varen. In het wat nevelige ochtendlicht zien we in de verte de omgevallen Eiffeltoren die de verbinding vormt tussen noord en zuid Porto; een prachtig gezicht, vooral door de oranje daken van de talloze kleine huisjes die voor ons tegen de steile Dourowand geplakt staan; een soort favela’s uit de negentiende eeuw. Sommige huisjes zijn ingestort, andere zien er goed onderhouden uit.  Daar waar in andere steden dergelijke grond met prachtig uitzicht al lang door projectontwikkelaars zou zijn ingepikt met allerlei nieuwe appartementen erop, ademt alles hier nog de sfeer die er bij de aanleg van die 60 meter hoge stalen brug eind negentiende eeuw ook gehangen moet hebben. Her en der is een soort akkerwinde, maar dan met knalpaarse in plaats van witte kelken, delen van de bouwvallen weer aan het overwoekeren. We bekijken de San Fransesco kathedraal met prachtige blauwbeschilderde azuleios; daarna dalen we door de steegjes van de wijk Ribeiro af naar de rivier om op een volkomen foute plek tonijnsalade te nuttigen met daarnaast een flinke bel rode port. We geven we de gitarist die ons verblijdt met zijn platgetreden evergreens grif een euro; het is hier overal overduidelijk vakantie! Precies de sfeer die je op zo’n eerste dag zoekt. We bezoeken het Palaco de Bolsa, de beurs van de handelsstad Oporto. Het blijkt een gebouw vol pracht en praal, helemaal horend bij de goed boerende wijnhandelaren uit de 19e eeuw. Beginnend in een soort van Kurthauszaal met glazen dak, zijn helemaal weg van de zonder ook maar één spijkertje met hout ingelegd vloeren en de, van het Alhambra in Granada, nageaapte feestzaal. Misschien kitsch, maar dan wel perfecte kitsch, we zijn enthousiast over deze kunstig uitgevoerde slagroomtaart. En dan op naar, wat wordt genoemd, de mooiste boekenwinkel van de hele wereld. Die mare is ons via duizenden reisgidsen vooruitgesneld; we moeten aldaar aansluiten in een rij van zeker 100 meter lang. De hooggespannen verwachtingen worden niet teleurgesteld, al blijkt het overdadig aanwezige hout bij nader inzien te bestaan uit kunstig aangebracht pleisterwerk; precies dezelfde bedriegerij die ook al aan de orde was in de het beurspaleis, allemaal een beetje net zoals de Sint Pieter in Oudenbosch dus eigenlijk toch wel. Ook daar is de marmeren kerk bij nadere bestudering opgetrokken uit kunstig beschilderd hardboard.

Onze tocht naar de volgens de gps op 6 kilometer afstand gelegen camping ontaardt in een autorit van meer dan een uur over ik schat zo’n 60 kilometer. Verschillende malen blijken we via onverklaarbare cirkels en lussen enorm omgereden te hebben om uiteindelijk inderdaad 6 kilometer onder Porto aan de kust te belanden. Aldaar krijgen we een gortdroog bordje bakkeljauw (Nederlandse schrijfwijze van een Portugees gerecht) voorgeschoteld. Dat moeten we in het vervolg toch anders aanpakken, zowel het zoeken van een camping met de gps als het bezoeken van een eetgelegenheid; niet meer een soort van kantine achter een campingzwembad aandoen, dus. De vele glazen goedkope rode wijn en een vette ijsco toe maken veel goed.