Totaal aantal pageviews

donderdag 31 oktober 2013

Belgen pushen de kunst in Beijing



Donderdag 31 oktober,

De laatste volledige dag in China breekt al weer aan. Het is omgevlogen! Om het geheel een feestelijk tintje te geven is vandaag de smog weer neergedaald over de hoofdstad van China. In de ochtend valt het nog wel mee, maar ‘s middags wordt de zon dunner en de lucht dikker. Het aantal mondkapjes op straat neemt rap toe.
In de nog zonnige ochtenduren kiest Jur voor lang uitslapen en ga ik de Hutongs in, de (volgens de Lonely Planet) voor het centrum van Beijing kenmerkende kleine straatjes, waar de mensen nog down to earth wonen in plaats van in gestapelde hoogbouw. In de Hutongs woonden vroeger juist de hooggeplaatsten, zodat er heel wat oude ommuurde complexen te vinden zijn die echter helemaal zijn volgebouwd met rommelige schuurtjes en vertrekken; als je niet beter wist zou je dit de bidonvilles van Beijing noemen. Maar niemand loopt te bedelen of zielig te doen en men lijkt gelukkig met zijn bestaan hier. Ze zijn behoorlijk in opkomst bij de toeristen, die straatjes, dus overal zie je verbouwingsactiviteiten. Tussen de armoedige woninkjes duiken steeds meer sjieke restaurantjes en kekke zaakjes op. Over enkele jaren zijn deze buurten, vrees ik, voor een groot deel onherkenbaar veranderd. Maar nu kan ik nog uren dwalen en bijvoorbeeld stuiten op een theatercafé dat zo uit Nederland lijkt te zijn weggewandeld. Niet dat dát nou zo ontzettend authentiek is, maar de sfeer is goed.
Aan het eind van de wandeling beklim ik de steile trap van de Drum Tower, waar elk uur inderdaad door een paar man vrolijk op enorme trommels wordt geramd, weer eens wat anders dan klokgelui. Vanaf de toren krijg ik een goed beeld van de smog die op Beijing is neergedaald. Verder dan een kilometer kun je nauwelijks kijken.
In de middag gaan we ondanks dat toch maar eens kriskras met de fiets door de stad. Nu zien we pas hoe ontzettend groot Beijing is. We willen naar een kunstenaarscentrum in het noodoosten en doen daar vanuit het centrum ongeveer een uur over. Ook valt de enorme drukte op die tegen het eind van de werkdag alsmaar groter wordt. Tegen de tijd dat we terug gaan staat overal het verkeer vast. Dat verschilt niet zozeer met Nederland op hetzelfde  tijdstip, maar hier toetert iedereen er lustig op los, dus het geeft een gezellige kakafonie, zo’n rij auto’s.
Het kunstenaarsgebied is veel uitgebreider dan in Sjanghai en ook veel drukker. In de gids was ons al voorspeld dat het kunstklimaat in Beijing veel levendiger is dan in Sj. Niet zo gek in een stad met 80 universiteiten! Galleries worden afgewisseld met trendy restaurants en allerhande designachtige winkels. Wel is opvallend dat commerciële rotzooi en echte kunst hier makkelijk samen gaan. Buiten het Ullens Centre of Contemporary Art staan de verkopers met allerlei prullaria pal voor de deur. Dat UCCA trouwens blijkt opgezet door het Belgische paar Ullens, dat blijkbaar én veel geld én veel liefde voor de Beijingse kunstscene heeft.  Wel wat zuur voor een ijdeltuit als ik is dat de dame achter de kassa mij onmiddellijk  boven de 60 inschat. U mag gratis naar binnen, meneer. Mmmm. Jur geeft zich voor student uit dus die mag ook voor niks. We maken onder andere een live performance mee waarbij het publiek in het stikkedonker a cappella muziek mag staan maken. Ik kom daarachter door een flitsfoto te nemen, wat mij meteen op een reprimande van het personeel komt te staan. Jur, als rasechte theaterman voelt zich gegrepen en staat in het stikkedonker ritmisch mee te bloepen en te sissen.
Op de terugweg banen we ons met onze fiets soms met moeite een weg door plots afslaande auto’s, steeds grotere stromen voetgangers en alsmaar aandikkende files en dito lucht. Maar Jur blijkt net zo’n feilloze oriëntatie te hebben als zijn vader. We komen, zelfs met het nemen van enkele andere straten, zonder mankeren weer precies bij ons achteraf in een steegje gelegen hotel aan. Je kunt ons rustig overal ter wereld neerzetten, we vinden de weg altijd terug. Zoveel is zeker.
We stellen ons beeld van Beijing nóg een keer bij. Zelfs op een donderdagavond lijken in sommige straten alle restaurants zonder uitzondering helemaal vol te zitten. Zelfs met een temperatuur van niet meer dan een graad of tien eten veel mensen buiten onder de rode lampions, die in een van de straten over zeker twee kilometer lengte hangen.
Als we later op de avond naar een jazzclub gaan lopen we overal Haloween vierende jongeren tegemoet. Dat Amerikaanse feest heeft, inclusief de pompoenen met een lampje er in, ook hier behoorlijk wortel geschoten. Als we aankomen bij de jazzclub dat aan een meertje ligt, schalt overal muziek over het water. Bij nader inzien is Beijing toch best een gemoedelijke stad.
De jazz is aardig maar het publiek blijft gewoon doorkletsen, dat viel ons in Sjanghai ook al op. Tegen het eind van het concert is het zaaltje vrijwel leeg. Dus wij gaan ook maar, per slot is morgen vroeg dag als we op tijd in het vliegtuig willen zitten. Vaarwel China.


woensdag 30 oktober 2013

“Brake Cabbage Hare” toch niet zo moedig!


Woensdag 30 oktober
We gaan opnieuw naar het Tienanmin plein. Dit keer mogen we er wel op. Het is weer een zonnige dag, wederom weinig te merken van de smog. Misschien was die eerste dag bij nader inzien toch gewoon een mistige dag, zoals wij die ook wel eens hebben.

Het plein is zo groot als uit alle afbeeldingen blijkt. Er lopen veel mensen rond met een bruinverbrand gezicht, een teken dat het veelal toeristen zijn uit het onmetelijke platteland van China. Die ogen toch anders dan de modieuze types uit de grote stad. Ik had gehoopt op een bezoek aan de Grote Zaal van het Volk waar 10.000 afgevaardigden in kunnen, maar helaas, er staan allemaal hekken voor. Net zoals voor het mausoleum van de Grote Roerganger. Waarschijnlijk zijn  dat de naweeën van de Oeigoerse aanslag van enkele dagen geleden. We komen in ieder geval nergens binnen. Wel aan de overkant, met de stroom mensen mee, onder het portret van Mao door, naar de Verboden Stad.

Voordat je bij de eigenlijke Verboden stadspoort bent ben je al twee muren gepasseerd en zeker een kilometer verder. Daarna ontrolt zich een schouwspel dat we allemaal al kennen uit de film van Bertolucci, “The last emperor”. Tempelhal na tempelhal, hoe fraai versierd ook; op het eerste gezicht telkens hetzelfde, alleen de omvang neemt toe naar mate we meer achter in het enorme complex komen. In elke hal staat in het midden een afzichtelijke troon. Wat moet die keizer zich vroeger ellendig en alleen hebben gevoeld. Eentje heeft ooit de inscriptie achter zijn troon laten aanbrengen: “Doing nothing”. De keizers leidden in deze ommuurde omgeving eigenlijk een ontzettend geïsoleerd bestaan. De tuin aan het eind is gelet op de rest van het complex lullig klein en zal de behoefte aan een verblijf in de vrije natuur niet hebben gestild. In de laatste gebouwen zaten de ministers, de eigenlijke machthebbers die de keizer vanzelfsprekend precies influisterden wat hij wilde horen. Wie de toorn van de keizer opriep werd onthoofd, het was dus een kwestie van behoedzaam opereren voor de diplomaten.
In 1912 kreeg, zoals de film van Bertolucci ons leert, de laatste keizer van Sun Yat Sen de wacht aangezegd. Na de tweede wereldoorlog wist de slimme Zhou En Lai, nadat het complex als een wonder aan het geweld van de Japans Chinese oorlog tussen 1934 en 1940 was ontsnapt,  de Rode  Gardisten ervan te weerhouden om het hele complex plat te branden; heel in de verte hoorde hij al het getinkel van de Yankee Dollar.
En het moet gezegd, als je al die toeristen wegdenkt blijft een prachtig, harmonisch vormgegeven complex van gebouwen en pleinen over. De mens staat niet centraal, elke afbeelding van een mens ontbreekt. De fictieve draak zie je overal, evenals andere fantasiefiguren, maar een afbeelding, zelfs van de keizer, ontbreekt waar dan ook. In die zin zijn er overeenkomsten met de formele vormgeving van de Islam. Maar een verwijzing naar welke godsdienst dan ook ontbreekt ook. Het complex kent, voor zover ik kan nagaan, geen gebouwen met een religieuze betekenis. Die vind je wel in andere complexen, waar de keizer bad om een goede oogst en goed weer.
Om het gehele complex goed te bekijken heb je eigenlijk een volle dag nodig, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik na drie uur sloffen bek af ben. Jur heeft het eigenlijk van meet af aan al gehad, hij heeft het in het geheel niet op dergelijke massaal bezochte attracties. En natuurlijk denkt hij ook weer het zijne van mijn eindeloze gefotografeer; ik heb weer een stevig pak ansichtkaarten in mijn Kodakje opgeslagen.
Omdat het pas half vier is hebben we nog tijd genoeg om naar het gebouw van Rem Koolhaas te gaan, dat hij heeft ontworpen voor de Chinese radio en tv. Helaas blijkt er een metrostation opgeheven of gewoonweg niet te zijn en moeten we stevig doorlopen naar het volgende. Ik begin nu toch echt heel moe te worden. Maar we zetten door.
De schepping van Koolhaas blijkt in werkelijkheid nog veel spectaculairder dan we op de foto’s reeds vermoedden. Het wordt me nu duidelijk waarom het gebouw van de Beijingers de naam “de onderbroek” heeft gekregen. Vanuit een bepaald perspectief is het inderdaad de wat rafelige onderkant van een zittende figuur met de benen wijd. Hulde aan de autoriteiten van Beijing dat ze dit project hebben aangedurfd. Het slaat alle andere architecturale scheppingen die we zagen (en dat waren er heel veel) met straatlengten. Dit is nu echt een gebouw met een hoge “Wow-factor”. Het valt ook op hoeveel Chinezen het gebouw  vastleggen. Bijzonder gedurfd is de bijna achteloze wijze waarop Koolhaas op het gebouw een bepaald niet regelmatige verlopend ruitjespatroon heeft aangebracht. Het lijkt of een vlotte schets uit de losse pols is vastgelegd in duizenden tonnen staal, beton en glas. Dat noem ik nou eens lef hebben, zowel van de kant van de schepper als van de opdrachtgever.
Helaas is ook dit gebouw weer omgeven met een hoog, puntig hek en talloze camera’s. Revolutionaire groeperingen hebben het altijd eerst voorzien op de tv studio's niet waar? Nou, die komen er hier in de schepping van Rem echt niet in. Maar had hij als aanhanger van westerse vrijheden niet moeten bepleiten dat het gebouw op een of andere manier publiek toegankelijk zou zijn? De grote Rem Koolhaas (door Jur consequent Brake Cabbage Hare genoemd) is even dienstbaar geweest aan zijn opdrachtgever als elke doodnormale architect. Laat dat even worden vastgesteld.

Liever geen groepsreizen meer


Dinsdag 29 oktober

 
We stellen ons sombere beeld van Beijing vandaag wat bij. De smog blijkt geheel verdwenen, de gehele dag is de lucht staalblauw, wel voor het eerst hier in China. De stad oogt ineens een stuk kleuriger, maar het blijft in vergelijking met Sjanghai toch een wat sjofele stad.

Vandaag gaat het in een klein busje met nog een andere reisgenoot, miss Bel uit Israel; een Ethiopische Jodin van geboorte, en een reisgids naar de attractie waarvan Grote Roerganger Mao eens zei: “Je bent geen man als je niet eens de Grote Muur beklommen hebt”. En wel, mannen zijn we. Dus gingen we vandaag richting “het enige bouwwerk dat vanaf de maan zichtbaar is” (Neil Armstrong). Dat het ding inderdaad van de maan af zichtbaar is geloof ik voor geen meter, want toen we eenmaal bovenop stonden en we de muur inderdaad tot in de verte konden zien kronkelen over de bergen waren het nog maar dunnen lijntjes. Hoe moet dat dan vanuit de ruimte te zien zijn? Enfin, de tocht er naar toe, inclusief alle toeristische rimram als een bezoek aan een jadebewerkerscentrum, een zijdespinnerij en een theeschenkerij, was toch  de moeite waard. Hoe hoger je komt, hoe minder toeristen je ziet. Na een uur klimmen ben je alleen met, ja… met jonge meisjes, want die kunnen met hun dunnen lichaampjes blijkbaar het makkelijkste boven komen.

Onderweg loop je alle nationaliteiten tegen het lijf. De Grote Klim verbroedert alleszins. Ineens sta ik arm in arm met een Chinees op de foto, of met twee Russische vrouwen (“you’re such a handsome man, waarvan akte!!), of met een jongen uit Zuid Korea die onmiddellijk wist wie Guus Hiddink was.

Het uitzicht is majestueus, elk cliché rondom de Muur wordt op deze strek bewaarheid: plooiende bergen, robuuste wachttorens en vooral, steile, soms manshoge trappen. Ik kom er tegenop maar hoe dat die kleine Chinezen lukt is me een raadsel, die moeten telkens een kwart van hun lichaamslengte overtillen.  Zoals altijd houden Jur en ik onze eeuwige competitie tot bovenaan vol.  De 26 jarige zoon weet zijn 63 jarige vader enkele tientallen meters voor te blijven, maar het gaat ook bij hem niet van Jetje stel ik tot mijn genoegen vast . Onze mede passagiere in het busje, Bel uit Israël,  die nog zo gezegd heeft dat we haar niet alleen mogen laten, is natuurlijk in geen velden of wegen meer te bekennen. Op de terugweg raak ik op mijn beurt verdwaald tussen de vele parkeerplaatsen en kom ik zodoende een half uur te laat terug bij het busje; de gids kijkt “not amused” en brengt ons niet naar de wel in de aankondiging beloofde Mingtombe. Nee, groepsreizen, ook al zijn ze nog zo klein (deze bestaat uit 3 personen), is niks voor mij. Net zo min als voor Jur, daarin zijn we precies hetzelfde. Blij dat het tot deze ene dag beperkt blijft.

De thee schenkende dame tijdens het verplichte bezoek aan een theewinkel kijkt bijvoorbeeld heel chagrijnig als ons groepje van 3 niet onmiddellijk staat te popelen om  na haar ellenlange uiteenzetting over 12 jaar oude Chinese thee, goed voor de spijsvertering en de bloedsomloop, die voor 20 euro per pakje aan te schaffen. Bel laat  zich door haar boze blikken alsnog omkletsen, maar wij stugge ollandels uit Luttelda (Rotterdam) houden ferm de portemonnee gesloten. Ergens anders doe ik overigens wel een aankoop maar dat ga ik hier voor het thuisfront niet verklappen.

Na vanavond stellen we het beeld aan Beijing nog meer bij. Het blijkt op sommige plaatsen wel degelijk een frivole stad, althans in die ene wijk die als uitgaanswijk geldt en waar wij vanavond Pekingeend aten in een door de Lonely Planet aanbevolen maar toch vrij stil restaurant. In de buurt zijn veel mooie winkels te vinden met westerse merken en tevens een straat die Jur deed denken aan het Leidseplein, vol  lawaaierige bars. Een straat verder werden we vrij hinderlijk door allerlei lieden uitgenodigd om in hun titty bar naar óf slechte live bands óf paaldansende meisjes te komen kijken.  We doen het niet omdat we geen zin hebben in biertjes van 10 euro per stuk. Het ziet er van buiten af trouwens erg leeg uit op zo’n dinsdagavond.  De metro is om 11.00 alweer dicht; toch wel een probleem , dat vroege naar bed gaan van die Chinezen. Maar een taxi is snel gevonden.

 

 

 

dinsdag 29 oktober 2013

Nooit meer naar KFC!


Maandag 28 oktober,

 
Dat hebben wij natuurlijk weer. Komen we na vele duizenden km reizen eindelijk aan op het Tienanminplein, wordt het onmiddellijk schoongeveegd. Als we op het plein aankomen zien we in de verte de mannen in uniform de menigte al onze kant opdrijven. Een kwartier later staan we ergens ter hoogte van het Mausoleum van voorzitter Mao achter een hek. Een Chinese variant van Karsten B. met de Suzuki lijkt de oorzaak. Enkele doden en vele tientallen gewonden zijn gevallen toen een half uur voordat wij het plein betraden iemand met een jeep op het publiek inreed. Ik realiseer me ineens dat we door Jur’s  getreuzel vanmorgen drie kwartier later vertrokken dan ik eigenlijk van plan was. Dat blijkt achteraf dus een goede samenloop van omstandigheden.

Beijing is totaal anders dan de voorgaande steden. Waren Hongkong en Sjanghai op bepaalde manieren heel westers  en frivool, Beijing komt over als een oude, stoffige stad waar ook de mensen stoffig en ouder ogen dan elders. De stad is slordiger, staat vol met Stalinistische monsters van gebouwen en als de avond invalt is het overal stikdonker. De stadsverlichting is schaars. Winkeltjes van de meest uiteenlopende soort, van enigszins luxe tot rommelig en slecht verlicht, staan overal langs de wegen gestrooid. Er is geen peil op te trekken in wat voor een wijk je loopt. We gaan ’s avonds naar een filmcomplex dat ingeklemd ligt tussen een aantal stegen en schuin tegenover een ijzeren constructie die me nog het meest doet denken aan een afvalverbrandingsinstallatie inclusief geur en lawaai die daar bij horen. Terwijl we in H. en Sj. op goed geplaveide straten liepen moet je hier bij elke stap goed uitkijken waar je je voeten zet. Jur omschrijft de stad als depressief, ik zou het eerder sinister willen noemen. Nee, ons hart heeft Beijing deze eerste dagen nog niet gestolen.

De smog, dat is het eerste dat ons ’s ochtends op weg naar Tienanmin opvalt, is om te snijden. De overkant van de straat oogt al een beetje troebel. Een kwart van de stad loopt met mondkapjes voor. We lopen door de ambassadewijk waar nors kijkende agenten vanaf verhoogde plateautjes ons argwanend aankijken als we langzaam doorlopen langs de met stevige pinakels voorziene toegangspoorten. De Nederlandse ambassade blijft achter een steviger muur en enkele ijzeren deuren vrijwel onzichtbaar, alleen het groene dak kunnen we zien. Nee, geen stad van hupsakee, dat is wel duidelijk.

Nu we het Tienanminplein niet op kunnen moeten we een enorme omweg maken om bij de Verboden Stad te komen. Onderweg worden we door enkele Chinese meisjes aangesproken die ons spontaan uitnodigen om met hen mee te gaan. Dat doen we toch maar niet, die spontaniteit komt ons enigszins verdacht over, het is nl. al de tweede keer dat ons dit overkomt. Westerlingen hebben veel geld, zo denkt menige Chinese dame van niet geheel onbesproken komaf. Althans dat is mijn interpretatie. In het westen overkomt mij dit nooit. Maar het kan natuurlijk ook aan mijn ongelooflijk attractieve zoon liggen natuurlijk.

Bij de Verboden Stad vangen we al  evenzeer bot. Je kunt het park wel in maar de gebouwen niet, die worden ’s maandags schoongemaakt. Ik begin nu echt wanhopig te worden; een hele dag lijkt naar de kloten te gaan. Dan spreekt ons een goed Engels sprekende uitgesproken nicht aan. Of we zijn schilderijen even willen komen bekijken en vooral met de vingers willen betasten: zijdeverf heren!. Als ik hem, om hem elke illusie te ontnemen, onthul dat wij vader en zoon zijn, stoot hij me ginnegappend aan met: “O, I thought you were brothers, hahaha”.  Een charmante nicht, dat wel. Hij smeert ons wel een busreis naar de Muur aan. Morgen om 7.30 op. Ik zie Jur helemaal ineen krimpen.

We moeten ongelooflijke stukken lopen om hier ergens te komen. Ook onder de grond van de ene naar het andere metrostation is het soms meer dan een kwartier sjokken. Ik wordt moeier en moeier. Beginnen de jaren nu toch een woordje mee te spreken?

We komen uiteindelijke uit bij de Hemelse Tempel, een toch wel fraai complex van tempels, waarin vroeger de keizer om vergiffenis kwam vragen om de fouten van zijn volk (jaja!) en kwam bidden om een goede oogst. Het is er ongelooflijk druk, maar de pleinen waarop de cirkelvormige houten pagodes zich bevinden zijn dermate groot dat het nauwelijks deert. 

We lopen en we lopen maar en eten overdag eigenlijk nauwelijks wat, we komen als magere latten terug. We hebben zo’n honger dat Jur vindt dat we bij de Kentucky Fried Chicken moeten gaan bunkeren. Ik protesteer niet eens. De rechtvaardige God straft onmiddellijk want de dubbele chickenburger met zuurzoete saus die Jur heeft besteld smaakt zo ongelooflijk smerig dat hij plechtig verklaard nooit meer bij KFC binnen te stappen. Prima. Ik hou me bij een keurige kleine burger zonder poespas die wel te eten is. En een ijsje toe, dat dan weer wel, want die heb je in China verder nergens.

Aan het eind van deze vermoeiende dag gaan we nog naar een lekkere ordinaire actiefilm van Amerikaanse makelij, dus we kunnen even hard meelachen als de Chinezen.

 

Eindelijk eens een dag met niks


Zondag 27 oktober,

Voor diegenen die mijn verhalen trouw lezen maar ze eigenlijk toch wel te lang vinden heb ik een plezierige mededeling. Vandaag hebben we weinig beleefd, anders dan 5 uur lang in een trein gezeten die met een kruissnelheid van 304 kilometer door het volkomen vlakke landschap van China reed ; heel veel steden, heel veel (vaak leegstaande) hoogbouw (volgens mij is de vastgoedbubbel hier stevig in de maak), daartussen alleen maar landbouwgebied, net zo gecultiveerd dus als Nederland deze 1200 kilometer. Ik hou het dus kort (al was dit toch weer een lang zin).

De trein zelf was keurig, net zoals die van Hongkong naar Sjanghai, nog iets mooier zelfs en hij reed harder. Verder valt er niets over te zeggen. Veel tijd om vast te bijten in het eerste boek van Donna Tart, “de verborgen geschiedenis”, waar ik nog niet echt van ondersteboven ben (ben ik vrijwel nooit van Amerikaanse romans; ik vind ze te tv serie achtig; te “gemaakt” met zeer uitgebreide persoonsbeschrijvingen van mensen die ik niet ken en eigenlijk ook niet hoef te kennen. Vreemd dat ik daar in Nederlandse romans minder last van heb; daarin gaat de schrijver doorgaans iets rechter op zijn/haar doel af. Geef mij dan toch maar een stevige biografie van iemand die echt heeft bestaan of anders een boek met uitgesproken mooie taal (Jeroen Brouwers, Tom Lanoye, Umberto Eco), dat is dit ook niet).

Het station in Beijing (waar het behoorlijk fris is, ik denk een graad of 10) is enorm, maar dat gold ook voor de andere grote steden waar we langs kwamen. Het is weer even druk als in Sjanghai  en Hongkong. Verschil in uiterlijk kunnen we deze keer niet vaststellen. Ons hotel ligt in een achteraf steegje waar je normaal gesproken nooit in terecht zou komen maar ziet er met al die rooie lampionnen voor de deur wel gezellig uit. De hotelkamer had in het China van voorzitter Mao niet misstaan, Spartaans kaal met een klein raampje op een parkeerplaats. Veel kleine, viezige eettentjes in de buurt, of we het dus gaan overleven de komende dagen valt niet met zekerheid te zeggen.

zaterdag 26 oktober 2013

In China mag meer dan we dachten, maar ze sporten minder dan we dachten



Vanmorgen heb ik alvast de treinkaartjes voor Sjanghai – Beijing gekocht. Een traject van zo’n 1200 kilometer, waar de ultra snelle trein toch maar 5 uur over doet. En en passant neemt hij dan ook nog de twee langste bruggen ter wereld mee, eentje van 165 km en een van 114 kilometer (check: http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_longest_bridges_in_the_world). Ook hierin is China weer het land van de overtreffende trap. Zo bivakkeren we nu al dagenlang in een stad die meer inwoners heeft dan heel Nederland, nl. 20 miljoen. Op zo’n zaterdag als vandaag kun je vaststellen dat de metro van Sjanghai zijn capaciteitsgrenzen begint te bereiken. Hoewel, als alle Chinezen nou eens zouden besluiten om eens de trap te nemen in plaats van de roltrap, dan zou het bij die trappen wat minder dringen zijn. Dat valt trouwens toch ook op. Chinezen zijn geen sporters, al doen al die honderden medailles tijdens de Olympische Spelen anders vermoeden. We komen in de miljoenstad nauwelijks trimmers tegen. Maar ja, wie hier in de grote steden gaat joggen heeft na 10 kilometer wel genoeg smog voor een pakje sigaretten in zijn longen. Al moet gezegd: in Sjanghai ziet de lucht er veel frisser uit dan in Hongkong. Dus blijft onze constatering staande, Chinezen hebben een hekel aan trappen lopen en joggen. Fitness scholen zien we onderweg ook nergens, ja, in het World Trade Center in Hongkong zat er een, maar wie weet sporten daar alleen maar westerlingen.
Maar er zijn ook geen café’s of andere uitgaansgelegenheden. Feesten en beesten lijken ze dus ook niet te doen.  Jur kon met veel zoeken 2 danceclubs vinden en heeft ze beiden bezocht (de oude vader bleef een boek lezen op de hotelkamer). Eentje liep om 2.00 uur ’s nachts al leeg en de andere zat vol met nogal wat oudere heren en dames van twijfelachtig allooi. Dat zijn toch “achter het ijzerengordijn-achtige taferelen, nietwaar? De metro is trouwens na 22.00 uur uitgestorven en om 24.00 gaat het toegangshek dicht. Wat grote stad? Wat nachtleven? Een Chinees lijkt zeer vroeg op te staan en vroeg naar bed te gaan. Iets van de socialistische heilstaat is in het gedrag nog wel te herkennen.
Maarrrrr, er mag veel meer dan je denkt. ’s Middags gaan we op bezoek bij hét kunstenaarscentrum van Sjanghai, M50. Aldaar vallen we binnen in een receptie met extra vagant geklede modellen die rondom schilderijen gaan staan met wel zeer openlijke homo-kunst. Ach had ik nu mijn snoertje van mijn fototoestel maar niet vergeten. Als zulke expliciet geschilderde mannensex mag, ja, wat mag er dan eigenlijk niet begin je je af te vragen. Er was geen inval vanwege de autoriteiten, niemand werd aangehouden en de ambiance was die van een westerse art gallery, inclusief wat Jur noemt: “moeilijk hippe mensen” . Even verder maakte een kunstenaar  “Facebook-kunst” terwijl Facebook als zodanig niet toegankelijk is. Ook daar mocht het van de Chinese overheid. Maar naar You Tube kijken mag weer niet. Kortom, ze weten het eigenlijk zelf niet en ik vermoed dat alle hocus pocus over een paar jaar achter de rug is.
M50 onderscheidde zich in niets van wat in kunstkolonies bij ons aangetroffen wordt, misschien  iets beter verkoopbare kunst dan je hier ziet, maar de kwaliteit viel in het geheel niet tegen. Geen “derde wereldkunst” of kunst die uitgesproken esthetisch wil zijn. Een enkele kunstenaar legt zelfs een politieke boodschap in zijn werk, zoals een portret van voorzitter Mao zonder gezicht, of een reeks huilende kinderen als protest tegen een schoolsysteem waarbij jongeren 14 uur per dag verplicht op school moeten verblijven. En laten we nou eerlijk zijn, kunst die niet voortdurend een politieke boodschap wil uitdragen ervaar ik na jarenlang museumbezoek in Nederland langzamerhand weer als een verademing.
In de avonduren bestellen we in een restaurant waar je alleen maar kleine hapjes kunt krijgen zo veel, dat het bijna niet meer op één tafel past. Daaronder:  tofu in pittige saus, sperzieboontjes met kruidige aubergine, garnalen met onduidelijk vieze brokken (cassave of zo iets), gebakken rijst met pinda’s en bief, paling met aubergines, een schaal met kool in currysaus en pittige aardappeltjes. We hoefden gezamenlijk maar 15 euro neer te tellen en konden lang niet alles op. Maar onze waardering voor de Chinese keuken groeit met de dag (behalve die brokken glazige cassave dan).

vrijdag 25 oktober 2013

vervolg Sjanghai


Even iets rechtzetten, misschien heb ik gisteren de indruk gewekt dat het er hier in Sjanghai overal zeer gelikt en uiterst westers uit ziet. Dat geldt zeker voor de winkelstraten maar niet voor de straatjes daartussen. Daar zie je vaak het oude China: uitgesproken rommelige pandjes met overal rotzooi. China heeft dus duidelijk twee kanten, de jonge, dynamische, internationale kant en de kant van de oudere, traditionele Chinezen. Daar zitten ook de eettentjes waar we tot nu toe geen stap over de drempel gezet hebben. Ze ogen vettig en vies en het stinkt er erbarmelijk. Die slaan we dus tot op heden over. Als het er van komt en we overleven het horen jullie er van.
Vanmorgen laat ik Jur lekker uitslapen en ga ik alsnog een bezoek brengen aan de residenties van Sun Yat Sen en Zhou En Lai, de laatste was de minister van buitenlandse zaken die de betrekkingen met het westen aanhaalde.  Beiden leefden in tamelijke sobere, maar toch mooi ingerichte villa’s.  De woning van Zhou En Lai werd door de geheime agenten van de Kwo Min Tang (de nationalisten van Tsjang Kai Tsjek die later naar Taiwan vluchtte maar in 1946 nog de macht had in Sjanghai) uit de tegenoverliggende woning voortdurend in de gaten gehouden.  Sun Yat Sen was voor 1900 nog ingenieur bij de spoorwegen, dus ik krijg ook een beeld van de ontwikkeling van de spoorwegen in het onmetelijke rijk. Het blijft me fascineren, mensen die vanwege hun uitzonderlijke kwaliteiten zich ontwikkelen tot leiders van miljoenen. Wat je ook tegen leiders kunt hebben; ze zijn er onvermijdelijk altijd. En deze leiders bevrijdden de bevolking van het feodale tijdperk van de keizerlijke dynastieën en stootten China op in de vaart der volkeren. Zie eens wat er van gekomen is in net iets meer dan 100 jaar! De grote sprong voorwaarts van voorzitter Mao is alsnog gerealiseerd (alleen precies niet op de manier die hij voor ogen had (en ook niet voor iedereen, zie hierboven)). Terwijl Mao een anti intellectuele boerenleider was, waren Sun en Zhou wel echte intellectuelen. In een vitrine wordt als een van de boeken die Sun las een verhandeling getoond over moderne filosofie van Bertrand Russell.
Eindelijk lukt het me dan toch om aan een ATM 1000 Yuan Remninbi te ontfutselen en kan ik een jus met een bananencakeje naar binnen werken, nog liever even geen dumplings o.i.d.
In de middag gaan we samen naar de Yu tuinen. Het is eerlijk gezegd Volendam op zijn Chinees. De tuinen zijn prachtig aangelegd, vol met bonzai bomen en prachtige houtgesneden oude pagodes, maar het aantal toeristen stuit met name Jur tegen de borst. Hij noemt mijn gedrag hét voorbeeld van de Modeltoerist: de Registrator. Ik kan niet ontkennen dat een reis voor mij niet geslaagd is als ik niet thuiskom met enkele honderden foto’s als ansichtkaarten. Ik registreer inderdaad nauwgezet waar ik geweest ben. En als ik weer thuis ben draai ik zo’n lichtbeeldenshow ook meerdere malen op mijn flatscreen af, het liefst met passende muziek er onder. Is allemaal waar. Vind ik heerlijk. Ik laat me door Jur dus ook niet tegenhouden en fotografeer er lustig op los. Helaas  kan ik er vanwege het ontbreken van mijn snoertje hier niets van tonen. De foto’s die op faceboek mijn aankondigingen versierden waren van Google Images geplukte foto’s. Dit voor degenen die me complimenteerden met de fraaie opnamen van de smog in Hongkong!!
Ik vergat nog te melden dat café’s en bars in het stadsbeeld van Sjanghai en Hongkong volledig ontbreken. Ik telde er in Sjanghai tot nu toe welgeteld 3. In één ervan hebben we dure biertjes gedronken.  Jur, de dokter, doceert dat het Chinezen minder ethanoldehydrogenaze in hun mik hebben dan westerlingen: een stofje dat in je bloed alcohol afbreekt. Daardoor worden ze heel snel dronken of ziek van alcohol. Wat ze dán innemen om een beetje tipsy te worden is onduidelijk; de opiumtijd is duidelijk achter de rug en andere drugs zijn streng verboden.  Wat trouwens ook opvalt is (afgezien van de rommelige steegjes en huisjes)dat de binnensteden brandschoon zijn. Nergens een sticker, een mopje kauwgum of graffiti. Volkomen afwezig. De Chinezen zijn vreselijk gedisciplineerd, misschien mede bevorderd door de grote hoeveelheid geüniformeerde toezichthouders op straat. Wie hier de regels overtreedt, zo denk ik, kan een fikse straf tegemoet zien in – wie weet – een onherbergzaam oord ergens ver weg in west of noord China. Anders kan ik niet verklaren waarom van een opstandige jeugd op geen enkele manier iets blijkt.
In de avonduren naar het hypermoderne Pudong aan de overkant van de Huangpu rivier. Jur maakt zijn oude vader wijs dat we met een pontje over moeten omdat de rivierbodem te slap was om er metrolijnen in aan  te leggen. Tot mijn verbazing zie ik, als we de metro uit zijn op weg naar de ferry, de enorme, kermisachtig oplichtende gebouwen steeds dichterbij  komen zonder dat we een ferry zien. Het lijkt verdorie wel of we al aan de andere kant zijn, zeg ik, zo dichtbij lijken die gebouwen te staan. Is ook zo, schatert Jur, natuurlijk ging er wel een metrolijn naar de overkant . Studentenhumor.
Als we eindelijk oog in oog staan met de gebouwen van de Bund, maar dan aan de overkant, draait iemand om precies 22.00 uur alle lampen uit. Sjanghainese zuinigheid waar we in Hongkong niks van gemerkt hebben, daar blikkerde en flikkerde alles door  tot in de kleine uurtjes.



Het weigeren van betaalpassen leidt tot zere voeten maar geeft een goed beeld van de stand van zaken in Sjanghai



Donderdag 24 oktober

We begeven ons naar het People Square. Ooit was dit een door de Engelsen aangelegde paardenracebaan, ten tijde van de communisten werd het de plek waar de tegenstanders van het regime geëxecuteerd werden; nu is het een enorm park, omzoomd door de meeste frivole wolkenkrabbers. Heel in de verte doet het me een beetje denken aan Central Park in N.Y. In het park staan enkele musea, waaronder het Museum of Modern Arts van Sjanghai dat momenteel een tentoonstelling heeft gewijd aan het modehuis van Dior. Jur heeft een hekel aan museumbezoek en dit onderwerp trekt mij nou ook niet onmiddellijk, dus we sluiten niet aan in de lange rij van vooral modieuze vrouwen.
We worden aangeschoten door een groepje uitstekend Engels sprekende studenten die we op de foto moeten zetten. Ze blijken allen studenten Engels en dat is goed te horen. Of we geen zin hebben om mee te gaan naar een thee ceremonie. Omdat ik in mijn gids heb gelezen dat je niet moet ingaan op dat soort verzoeken omdat je dan als westerling geld uit de zak wordt geklopt doen we het ondanks de overstelpende uitnodigingen niet. Maar achteraf  heb ik toch wel spijt op deze manier een heel specifiek stukje Chinese cultuur te zijn misgelopen.
We gaan op zoek naar de Franse Concessie; de wijk waar de Fransen tot de communistische machtsovername het voor het zeggen hadden. De straten, zonder uitzondering schuil gaand onder een bladerdak van platanen, hebben veel Europees aandoende villa’s. Ergens treffen we het Jinjiang Hotel waar in 1972 president Nixon dankzij de succesvolle ‘pingpongdiplomatie’ het Sjanghai verdrag sloot met Zhou En Lai, waarmee de eerste voorzichtige toenaderingspogingen tussen China en de V.S. werden bekrachtigd.  Tegenover ligt de Franse Club waar voor het eerst ook vrouwen én Chinezen tot de ambiance van handel drijvende zakenlieden werden toegelaten. In het Jinjianghotel mogen we onbekommerd rond lopen en foto’s schieten (en naar de W.C. gaan). Maar van enige aanduiding van de hier plaats gevonden hebbende historische gebeurtenissen vinden we niets. Net zo min als bij het gebouw waar in 1921 in het geheim de communistische partij werd opgericht door 13 afgevaardigden waaronder ene Mao Ze Dong, die toen al onmiddellijk opviel door zijn gloedvolle betoog en snel leider werd van de beweging. Het pand is nu onderdeel van een project waarbij de uitwerpselen van het kapitalisme de geesten van de arbeidende Sjanhainezen af brengt van het bewustzijn van de werkelijke klasse tegenstellingen. Zo zou voorzitter Mao het gezegd hebben. Aan de andere  kant van het complex prijkt in een etalage een horloge van 1.700.00 Yuan RMB. Toch altijd nog ongeveer 2 ton! De winkels in het centrum van Shanghai zijn ontzettend luxe en kennen hun gelijke in Nederland niet. Het is duidelijk; dit is de plek waar de nieuwe rijken van de wereld samenklitten.  Je hoeft alleen maar te kijken naar de Bentleys en Rolls Royces die af en aan rijden. In de metro gaat het merendeel van de mannen gekleed in stemmig zwart en dure hemden; vrouwen in strakke zwarte pakjes en pumps, duidelijk employés  in de financiële centra.  En toch zien we hier ook de eerste bedelaars in China, vrijwel allemaal ontzettend zielige stokoude vrouwtjes. Jur wordt er helemaal week van en maant me telkens de beurs te trekken.
In de late avonduren gaan we naar, aldus de gids, dé jazzclub van Sjanghai, de JZ club. Op weg daar naar toe worden mijn beide geldpassen weer geweigerd. Dat wordt zuinig aan doen met nog 25 euro op zak aan Chinees geld. Het enige restaurant in de buurt van de JZ club dat nog open is (na 22.00 uur eten in Sjanghai is een beetje raar, blijkt nu) is een Italiaans restaurant. En zo zitten we tot onze stomme verbazing voor de tweede avond achter elkaar alweer pizza te eten. Ik blijk te weinig geld te hebben om naast de wijn ook de pizza’s te kunnen betalen en een creditcard wordt niet geaccepteerd. De bazin wordt erbij gehaald. Die zegt dat we dan maar alleen de wijn hoeven te betalen, de pizza’s krijgen we gratis. Je hoort ons nooit meer een kwaad woord over Chinezen zeggen.....
In de jazzclub speelt een prima, Europese jazzband. De biertjes zijn duur, maar de entree was gratis. We hebben geen geld meer voor een  taxi en doen er anderhalf uur over om terug naar het hotel te wandelen. Dat doen we over de grootste winkelboulevard van Sjanghai. Het geeft ons ruim de gelegenheid om een beeld te krijgen van het luxueuze winkelaanbod. Alle wereldmerken hebben enorme winkels aan deze avenue. Van Prada tot Mediamarkt en alles daartussen. Opvallend is dat een groot aantal zaken juist vanavond wordt ingericht. Bij een van de winkels is zelfs een openingsceremonie met wierookstokjes en een altaartje aan de gang. Een bewijs dat de welvaart van Sjanghai nog alsmaar groeit. Totdat misschien ook hier eens een crisis uitbreekt. Maar dat is misschien een opmerking van een jaloerse Europeaan die ziet dat het in een ander werelddeel inmiddels veel beter gaat dan in zijn eigen land.