Totaal aantal pageviews

dinsdag 13 januari 2015

denderende cocktail van muziek en dans zo maar op de maandagavond

Zo maar, op een natte, winderige maandagavond beleef ik in de Rotterdamse Schouwburg, bij deze afgehuurd door de Doelen, een concert + dansvoorstelling waar de vonken van af spatten, zelden een zo donderend applaus en dito toejuichingen gehoord als deze keer na afloop van het spektakel voor 25 musici en 20 dansers. In het kader van de reeks 'Red Sofa'concerten, gewijd aan hedendaagse muziek, werd een stuk van  een mij onbekende componist, Michael Gordon, opgevoerd. Gordon behoort, tesamen met andere componisten als David Lang, Julia Wolfe en John Zorn, tot een groep die vanaf 1987 meedeed aan de "Bang on a Can" concerten in New York gewijd aan "urgente nieuwe muziek". Zelfs Yoko Ono heeft er aan meegedaan, wat niet meteen een aanbeveling hoeft te zijn. Maar dit stuk, "Trance" genaamd, deed me soms heel sterk denken aan Tubular Bells van Mike Oldfield; maar dan wel in een sterk opgevoerd tempo. Toen ik dat tegen de programmeur Niels Wallace aan het eind opmerkte wendde die zijn hoofd verafschuwd af; hoe durfde ik. Zo'n popjongen opvoeren als inspiratiebron voor deze elite! Maar het is niet anders, met name de sterk sturende electrische bas deed heel erg sterk aan het stuk van Oldfield denken, dat overigens ook 20 jaar eerder geschreven werd, dus waarom niet? Tubular Bells mag dan een popklassieker zijn; hele divisies hedendaags klassieke componisten werden er nadien door beïnvloed! Bij de Zeeuwse Concertzaal bijvoorbeeld doen ze daar niet zo moeilijk over en erkennen ze dat gewoon. Ook het London Philharmonic Orchestra had er indertijd helemaal geen moeite me dit stuk op zijn repertoire te nemen. Maar goed, naast Oldfield is met name ook Louis Andriessen met zijn hoketusritme te herkennen (een van oorsprong middeleeuwse techniek waarbij stemmen of instrumenten elkaar in een sterk ritmisch patroon afwisselen zoals daarna ook overgenomen door b.v. Terry Riley).Aldus onstaat een verzengende potpourri. Als daar ook nog eens strak groepsgewijs dansend gezelschap aan wordt toegevoegd (op een gegeven moment verdubbeld als de dansers figuurtjes gaan doen met hun aan knaapjes opgehangen stofjasjes), ontstaat een cocktail waar iedereen van uit zijn bol gaat. Een bijzondere avond. Trance van Michael Gordon is te beluisteren op Spotify, je gelooft je oren niet.

vrijdag 9 januari 2015

bespreking van mijn boek: "Hannema's universum" op Radio Rijnmond



woensdag 7 januari 2015


Tjeu Strous – Hannema’s universum



We lijken nooit uitgepraat over de Tweede Wereldoorlog. Veel onderwerpen zijn nog niet diepgaand onderzocht. Een ervan wordt door Tjeu Strous in dit boek uitgelicht. Het gaat over de oorlogsjaren van de directeur van Museum Boymans, Dirk Hannema.

Strous schets kort de flitsende carrière van Hannema voor de oorlog. Hij werd in 1920 op zijn 24ste directeur van het museum. Hij realiseerde in 1935 de nieuwbouw van het museum en bouwde in deze jaren een breed netwerk op binnen de Rotterdamse elite. Vermogende havenbaronnen als D.G. Van Beuningen en Willem van der Vorm schonken grote sommen geld voor de aankoop van bijzondere werken.

Het uitgangspunt van Hannema was: ‘Alles voor de kunst’. Hij had veel contacten, nauwelijks vrienden en was niet getrouwd. Hij boog met iedereen mee, wanneer dit het museum iets moois kon opleveren. Regelmatig speelde hij mecenassen tegen elkaar uit.

Hij was tevens een groot kunstkenner en ging hierbij vooral op zijn gevoel af. In een wetenschappelijke benadering om bijvoorbeeld de echtheid van een werk vast te stellen zag hij weinig.

Op 10 mei 1940 breekt de oorlog uit. Hannema ontfermt zich meteen over zijn museumschatten. Alle bijzondere werken worden snel in veiligheid gebracht. Vier dagen later wordt Rotterdam gebombardeerd. Het museum loopt geen schade op.

Strous vermeldt dat sommige gebouwen, zoals het museum en het stadhuis, voor de piloten op kaarten stonden ingetekend en daarom niet getroffen werden. Dit is een hardnekkige mythe. Zelfs al zou dit de opzet zijn – waar geen bewijs voor is - waren zulke precisiebombardementen in 1940 technisch niet mogelijk.

Hannema stelt zijn museum de dag na het bombardement open voor getroffen personeelsleden. Ook worden kunstschatten als het beeld van Erasmus in het museum ondergebracht.

Hannema blijft net als veel directeuren op zijn post. Hij blijft trouw aan zijn motto ‘Alles voor de kunst’. Dit betekent dat hij actief samen gaat werken met de bezetter. Enerzijds staat hij niet helemaal negatief tegenover het nationaalsocialistische gedachtegoed.
Anderzijds hij ziet zichzelf beslist niet als politicus. Strous geeft aan dat voor hem culturele waarde boven morele waarden gingen en noemt dit cultureel pragmatisme.

De voornaamste reden dat Hannema op zijn positie blijft zitten is dat hij denkt zo het beste de belangen voor zijn museum en voor de Nederlandse kunst te kunnen behartigen.

Hij neemt zelfs zitting in de Cultuurkring, een adviserende commissie ingesteld door  Seyss-Inquart. Er zouden 20 kopstukken uit het culturele veld in moeten plaatsnemen, maar deze worden niet gevonden. Hannema is de enige museumdirecteur. In deze functie – onbetaald overigens – slaagt hij er inderdaad in te voorkomen dat Nederlandse cultuurschatten verdwijnen naar Duitsland.

Hoewel het Hannema om de kunst gaat is hij niet wereldvreemd. Hij houdt aan het begin van de oorlog zelfs een toespraak getiteld ‘Allen in één organisatie’ waarin hij pleit voor ordening, eenheid en saamhorigheid. Hij is voor het instellen van corporaties. Andere sprekers bij deze gelegenheid zijn explicieter in hun bewoordingen. Onder andere n.a.v. deze pleidooien voor een ordeningsprincipe wordt eind 1941 de Kultuurkamer ingesteld.

Een vraag die Strous opwerpt is of Hannema lid is geweest van de NSB. Hij concludeert eerst, na onderzoek bij het NIOD, dat dit niet het geval is geweest. Er zijn ook nergens bewijzen gevonden, wel zijn er beweringen van een aantal mensen die hierop duiden. Later (p.41) trekt hij dit toch in twijfel. De auteur is hier niet duidelijk.

Hannema neemt ook zitting in een commissie die moet adviseren over het koninklijk bezit. In eerste instantie willen de Duitsers deze in beslag nemen. Mede door de inzet van Hannema zijn paleizen, schilderijen en veel van de meubels behouden gebleven.

Wanneer de bezetter toch dreigt deze bezittingen van het Koninklijk huis te confisqueren schakelt Hannema Mussert in. In december 1942 heeft Mussert samen met burgemeester Müller een onderhoud met Hitler, waarin hij ook dit punt naar voren wil brengen. Voor Mussert is een positief antwoord van belang voor zijn machtsstrijd met Syess-Inquart.

De ‘vergadering’ met Hitler, waar ook Martin Bormann en Heinrich Himmler bij aanwezig zijn, is bizar. Het is één monoloog van de Führer waarin hij langdurig tekeer gaat tegen de Bolsjewieken. “dass der innerasiatische Menschenrohstoff ganz  Europa überfluttet wie früher die Hunnen und Türken dies taten.” Enzovoorts.

Helemaal aan het eind van deze ‘bespreking’ geeft Hitler kort aan dat hij de koninklijke bezittingen niet zal opeisen. Een overwinning voor Mussert. En voor Hannema, die zich hierna verplicht voelt ‘iets terug te doen’. Hij is aanwezig bij een aantal bij gelegenheden van de NSB, maar hij zal nooit het uniform dragen of lid worden.

Tot het eind van de oorlog bleef Hannema in functie. De kritiek op zijn handelen is nooit groot geweest. De gegoede burgerij steunde hem, hij breidde de collectie flink uit en Rotterdammers bezochten in groten getale zijn tentoonstellingen. Het verzet zag hem ook niet als een doelwit. En hij steunde voortdurend Rotterdamse kunstenaars. Overigens was het kunstenaarsverzet in Rotterdam praktisch niet aanwezig.

De grote vraag in het hele boek van Strous is, in hoeverre Hannema fout was. Dankzij zijn hoge positie lukte het hem bijvoorbeeld zeer regelmatig om gevangen vrij te krijgen. Hij zette zich dus niet louter in voor de kunst.

In mei 1945 wordt Hannema gevangen gezet en in Hoek van Holland tewerk gesteld in afwachting van de uitspraak. Hij krijgt veel steunbetuigingen. Een enkeling ziet hem als een landverrader. De uiteindelijke uitspraak luidt 8 maanden, maar hij zat al een jaar in voorarrest. Daarnaast was hij al door de regering uit zijn functie gezet.

Al met al is dit een zeer milde straf. Strous vergelijkt de strafmaat met die van een aantal andere veroordeelden. Een publicist die voor de radio een nationaalsocialistisch boek positief recenseert krijgt anderhalf jaar. Dit staat in geen verhouding tot wat Hannema heeft gedaan door zitting te nemen in commissies van de bezetter en in woord het beleid te ondersteunen.

Strous komt er ook niet helemaal uit. Het beeld is zo divers en tegenstrijdig. Iemand als Hannema kan tegelijkertijd goed en fout zijn geweest. Strous trekt hier terecht niet één algemene conclusie.

Je zou kunnen zeggen dat iemand als Hannema geprezen mag worden om zijn goede daden (het behoud van kunstschatten voor Nederland en voor zijn museum, het redden van gevangenen, het bieden van bescherming aan kunstenaars, e.d.)

Voor zijn slechte daden (het gedachtengoed van de bezetter steunen, plaatsnemen in commissies) is hij terecht gestraft. Puur kijkend naar deze daden was zijn straf zeer mild.

Hannema was een cultureel pragmatist: ‘Alles voor de kunst’. Hij heeft hierbij waarschijnlijk niet doelbewust gecollaboreerd; zijn handelen was een gevolg van zijn verbeten vasthouden aan dat hogere doel. Maar bij de rechtspleging gaan intenties niet altijd boven daden.

Die ambivalentie laat Strous steeds blijken. Wat eerst lijkt op meedenken met de Duitsers, kun je in ander perspectief zien als slim diplomatiek handelen ten gunste van het Nederlands erfgoed.

Strous bespreekt in de laatste hoofstukken van dit zeer boeiende boek de naoorlogse periode. Hij beschrijft hoe de museumwereld zo snel mogelijk kunstwerken wilde terughalen. De directeuren waren in zijn woorden hebzuchtig naar roofkunst.

Tot slot bespreekt hij als een min of meer apart hoofdstuk Hannema’s optreden en latere eigenzinnigheid bij de kwestie Han van Meegeren. Deze vervalser van met name werken van Vermeer heeft een groot deel van de Nederlandse kunstwereld in verlegenheid gebracht.

Van Meegeren bekende na zijn arrestatie op verdenking van het verkopen van geroofde kunst. Want hierop stond de doodstraf, op vervalsing slechts een gevangenisstraf. Hannema bleef echter geloven in de echtheid van twee werken van Vermeer en hield dit vol tot aan zijn dood.


donderdag 8 januari 2015

Haline Reijn is gewoon een lekker wijf!

Gisteren weer eens naar een ouderwets goede theatervoorstelling geweest; ik zou zeggen 'toneelvoorstelling'; ik heb het dan over de Toneelgroep Amsterdam met Maria Stuart van Friedrich Schiller. Goethe en Schiller, ik heb er nooit een werk van op mijn nachtkastje liggen. Maar soms vind ik die breedvoerige taalbrei wel lekker.Om die reden graaf ik me ook zo heerlijk in, in de boeken van Jeroen Brouwers. Het dondert niet waarover hij schrijft, of het nu zijn miskenning als taalvirtuoos is, zijn geheime kamers(geheime relaties) of zijn jeugd in het klooster, het leest allemaal even prachtig. Diezelfde sensatie beleefde ik gisteravond. Hoewel, toch niet helemaal want de verstaanbaarheid, was ondanks de microfoonvoering, weer eens naadje,Alle s-klanken werden door de akoestiek opgeslokt.

Maar dan het spel van vooral Halina Reijn! Laten we eerlijk zijn; Halina is gewoon een lekker wijf en laat dat graag zien. De manier waarop ze in het begin vanuit het donker naar voren stapt waarbij het toneellicht alleen haar borsten onder haar zwarte truitje uitlicht, is subliem. Zeker als ze zich daarna omdraait waarbij duidelijk wordt dat ze geen bh draagt. Mijn fantasie slaat meteen op hol. Daarna ontrolt zich een drama tussen koningin Elizabeth van Engeland, even virtuoos gespeeld door de Vlaamse Chris Nietvelt, en de door haar al 19 jaar gevangen gehouden Maria Stuart, koningin van Schotland en mannenverslindster.Maria Stuart wordt door Elisabeth niet geheel ten onrechte gezien als een gevaarlijke rivale; ze zijn ver weg familie van elkaar. Elisabeth is in de ogen van Maria Stuart slechts een bastaard van Hendrik de VIIIste en Anna Boleyn en dient haar plaats op de troon eigenlijk op te geven ten gunste van haar. Maria is ondanks haar 19 jaar gevangenschap trots, ongebroken en mooi, Elisabeth ondanks haar koninginneschap vreugdeloos en gefrustreerd. Halina, pardon, Maria wordt uiteindelijk onthoofd waarna Elisabeth uitgroeit tot een van de langst zittende en meest succesvolle heersers van Engeland. De manier waarop Elisabeth en Maria met elkaar in de clinch gaan is voortreffelijk gespeeld en dramaturgisch in beeld gebracht; als een dans van een kluwen leeuwinnen aan met aan beide kanten allerlei heren uit de hofhouding (we zien o.a. Hans Kesting) die de dames uit elkaar proberen te houden.