Het probleem
vanochtend bij het vertrek uit Meknes is dat we op de tom tom het adres
van het hotel in Fez niet kunnen vinden. We vinden wel een aanpalende straat
maar omdat de naam wat anders wordt geschreven dan ik kan vinden op google maps
gokken we er maar op dat dit de juiste naam is. Naar laten zal blijken is dat
een misvatting. Bij het verlaten van Meknes zien we zowat op elk kruispunt
bedelende jonge zwarte mannen. We veronderstellen dat het gelukzoekers zijn die
inmiddels de oversteek van landen ten zuiden van de Sahara achter de rug hebben
en nu op weg zijn Libië om vandaar de boot te nemen naar het beloofde land.
Weten deze jongens dat de kans op niet halen van de overkant groot is? Het is
een bizar idee dat wij in een superjet over anderhalve week gewoon terugvliegen
terwijl zij wie weet nog jaren bezig zijn aan een onzekere trip naar een
vermeend beter leven. Waar zouden zulke jongens ’s nachts slapen vragen we ons
af.
In Fez aangekomen blijkt de op de tom tom ingevoerde straat
onjuist. Ga in de mierenhoop die het oude Fez blijkt te zijn maar eens naar een
hotelletje zoeken. We parkeren onze auto ergens op een gigantisch
parkeerterrein omgeven door eeuwenoude stadsmuren. Op een kaartje in mijn Rough
Guide zie ik ineens een naam die ook voorkomt in de straatnaam van het hotel:
Batha. Op de kaartje vind ik een naam die een beetje lijkt op een zijstraat van
de straat die we zoeken. We zoeken naar de Rue de L’Unesco, terwijl ik zie
staan Rue L’Inesci. Zou dat misschien….? We wagen het er op, maar vinden de
aangegeven straat weer niet. Wel een pleintje vlakbij in de buurt. Daar spreken
we iemand willekeurig aan op straat. “Weet u Pension Campini in de Rue de
Campini?” Tot onze stomme verbazing blijkt de man niet alleen de straat , niet
alleen het bewuste pension, maar ook de eigenaar goed te kennen. Hij brengt ons
er meteen maar even naar toe. Miraculeus hoe je in een miljoenenstad de juiste
persoon eruit pikt! Allah is op onze hand! De man weet niet alleen ons hotel maar biedt ons meteen maar aan
om ons de volgende dag de stad te laten. Na enige onderhandelen over de prijs
worden we het eens. Voor 20 euro laat hij ons de stad zien.
Daarna via de Bab Joudloub, een prachtige in paarse tegels
uitgevoerde stadspoort, de souk in. Een mengeling van geuren en klanken die je
niet voor mogelijk houdt, komt ons tegemoet. En wat een sfeer, overal wordt je
aangeklampt maar het wordt nergens hinderlijk. In de souk wil iedereen aan de
toeristen geld verdienen. Behalve een man die bezig is in een marmeren blad
letters uit te kappen. We maken een foto van deze vakman en willen hem een 10
dinarmunt geven. Tot onze verrassing weigert de man en laat ons zijn
identiteitsbewijs zien. “Je suis un artiste!” zegt hij trots, “ik wil geen fooi”.
Onder de indruk van zoveel beroepseer vervolgen wij onze weg . Via allerlei
steegjes komen we weer op hetzelfde grote plein omringd door kasteelmuren. Zwermen
zwaluwen scheren door de avondlucht. Pierre en ik zijn overweldigd door de
sfeer, de drukte, de omgeving. "Welkom in Fez", staat er op een muur, "en ga
glimlachen". Dat doen we.
Op de weg naar het hotel terug komen we terecht in een
festival van Sufimuziek, waarbij de overeenkomst met de Indiase Hari Krishna
herhalingen ons opvalt. Eigenlijk is de muziek de vocale vertaling van de
geometrische herhalingen die we in de Marokkaanse patronen herkennen (aldus
Professor Piet Paaltjes, kenner van de Sufi-cultuur). Op het allerlaatste
stukje wordt ik op een haar na geschept door een plotseling agressief met piepende banden optrekkende auto. Dat ik dit stukje schrijf kan dus een Allahswonder genoemd worden.
Goh Tjeu, kijk jij wel een beetje uit? Bijna geschept....
BeantwoordenVerwijderenIk wil je nog niet kwijt en de trouwe lezers jouw verhalen denk ik ook niet! Zo te horen aan de reacties willen ze zelfs dat jullie nog wat langer wegblijven....geen probleem voor mij hoor Jacques! Inderdaad levert dat mooie verhalen, mooie prenten, maar ik denk niet meer Tajines op:-)