Totaal aantal pageviews

dinsdag 29 oktober 2013

Nooit meer naar KFC!


Maandag 28 oktober,

 
Dat hebben wij natuurlijk weer. Komen we na vele duizenden km reizen eindelijk aan op het Tienanminplein, wordt het onmiddellijk schoongeveegd. Als we op het plein aankomen zien we in de verte de mannen in uniform de menigte al onze kant opdrijven. Een kwartier later staan we ergens ter hoogte van het Mausoleum van voorzitter Mao achter een hek. Een Chinese variant van Karsten B. met de Suzuki lijkt de oorzaak. Enkele doden en vele tientallen gewonden zijn gevallen toen een half uur voordat wij het plein betraden iemand met een jeep op het publiek inreed. Ik realiseer me ineens dat we door Jur’s  getreuzel vanmorgen drie kwartier later vertrokken dan ik eigenlijk van plan was. Dat blijkt achteraf dus een goede samenloop van omstandigheden.

Beijing is totaal anders dan de voorgaande steden. Waren Hongkong en Sjanghai op bepaalde manieren heel westers  en frivool, Beijing komt over als een oude, stoffige stad waar ook de mensen stoffig en ouder ogen dan elders. De stad is slordiger, staat vol met Stalinistische monsters van gebouwen en als de avond invalt is het overal stikdonker. De stadsverlichting is schaars. Winkeltjes van de meest uiteenlopende soort, van enigszins luxe tot rommelig en slecht verlicht, staan overal langs de wegen gestrooid. Er is geen peil op te trekken in wat voor een wijk je loopt. We gaan ’s avonds naar een filmcomplex dat ingeklemd ligt tussen een aantal stegen en schuin tegenover een ijzeren constructie die me nog het meest doet denken aan een afvalverbrandingsinstallatie inclusief geur en lawaai die daar bij horen. Terwijl we in H. en Sj. op goed geplaveide straten liepen moet je hier bij elke stap goed uitkijken waar je je voeten zet. Jur omschrijft de stad als depressief, ik zou het eerder sinister willen noemen. Nee, ons hart heeft Beijing deze eerste dagen nog niet gestolen.

De smog, dat is het eerste dat ons ’s ochtends op weg naar Tienanmin opvalt, is om te snijden. De overkant van de straat oogt al een beetje troebel. Een kwart van de stad loopt met mondkapjes voor. We lopen door de ambassadewijk waar nors kijkende agenten vanaf verhoogde plateautjes ons argwanend aankijken als we langzaam doorlopen langs de met stevige pinakels voorziene toegangspoorten. De Nederlandse ambassade blijft achter een steviger muur en enkele ijzeren deuren vrijwel onzichtbaar, alleen het groene dak kunnen we zien. Nee, geen stad van hupsakee, dat is wel duidelijk.

Nu we het Tienanminplein niet op kunnen moeten we een enorme omweg maken om bij de Verboden Stad te komen. Onderweg worden we door enkele Chinese meisjes aangesproken die ons spontaan uitnodigen om met hen mee te gaan. Dat doen we toch maar niet, die spontaniteit komt ons enigszins verdacht over, het is nl. al de tweede keer dat ons dit overkomt. Westerlingen hebben veel geld, zo denkt menige Chinese dame van niet geheel onbesproken komaf. Althans dat is mijn interpretatie. In het westen overkomt mij dit nooit. Maar het kan natuurlijk ook aan mijn ongelooflijk attractieve zoon liggen natuurlijk.

Bij de Verboden Stad vangen we al  evenzeer bot. Je kunt het park wel in maar de gebouwen niet, die worden ’s maandags schoongemaakt. Ik begin nu echt wanhopig te worden; een hele dag lijkt naar de kloten te gaan. Dan spreekt ons een goed Engels sprekende uitgesproken nicht aan. Of we zijn schilderijen even willen komen bekijken en vooral met de vingers willen betasten: zijdeverf heren!. Als ik hem, om hem elke illusie te ontnemen, onthul dat wij vader en zoon zijn, stoot hij me ginnegappend aan met: “O, I thought you were brothers, hahaha”.  Een charmante nicht, dat wel. Hij smeert ons wel een busreis naar de Muur aan. Morgen om 7.30 op. Ik zie Jur helemaal ineen krimpen.

We moeten ongelooflijke stukken lopen om hier ergens te komen. Ook onder de grond van de ene naar het andere metrostation is het soms meer dan een kwartier sjokken. Ik wordt moeier en moeier. Beginnen de jaren nu toch een woordje mee te spreken?

We komen uiteindelijke uit bij de Hemelse Tempel, een toch wel fraai complex van tempels, waarin vroeger de keizer om vergiffenis kwam vragen om de fouten van zijn volk (jaja!) en kwam bidden om een goede oogst. Het is er ongelooflijk druk, maar de pleinen waarop de cirkelvormige houten pagodes zich bevinden zijn dermate groot dat het nauwelijks deert. 

We lopen en we lopen maar en eten overdag eigenlijk nauwelijks wat, we komen als magere latten terug. We hebben zo’n honger dat Jur vindt dat we bij de Kentucky Fried Chicken moeten gaan bunkeren. Ik protesteer niet eens. De rechtvaardige God straft onmiddellijk want de dubbele chickenburger met zuurzoete saus die Jur heeft besteld smaakt zo ongelooflijk smerig dat hij plechtig verklaard nooit meer bij KFC binnen te stappen. Prima. Ik hou me bij een keurige kleine burger zonder poespas die wel te eten is. En een ijsje toe, dat dan weer wel, want die heb je in China verder nergens.

Aan het eind van deze vermoeiende dag gaan we nog naar een lekkere ordinaire actiefilm van Amerikaanse makelij, dus we kunnen even hard meelachen als de Chinezen.

 

1 opmerking:

  1. Nou Tjeu, je hebt wel een groot compliment gekregen van die schilder.
    Of zijn ogen zijn niet meer je dat of hij meende het serieus en dat is voor jou natuurlijk kat in het bakkie. Maar alle gekheid op een stokje, je ziet er nog beregoed uit, dus ik kan me voorstellen dat hij in die veronderstelling verkeerde.
    Leuk weer wat van je te lezen.

    Ab meldde net ook al dat er iemand op omstanders was ingereden op dat bewuste plein. Laten wij in Cuuk toch ook iemand hebben die zo heet: Oeigoer. Gekkehuus!! Maar goed dat Jur liever laat opstaat, dat kwam nu weer eens heel goed uit;-)
    We willen je nog graag heelhuids weer thuis hebben.
    Nou ik zou zeggen, ga zo door met schrijven en ik blijf jullie weer volgen.
    Lieve groet van Lot

    BeantwoordenVerwijderen