Totaal aantal pageviews

maandag 4 maart 2013

De albatrossen laten ons barsten


Meteen even een fout van gisteren rechtzetten. Het station van Dunedin is inderdaad een schitterend gebouw maar volgens mij niet in Victoriaanse stijl zoals de reisgidsen zeggen maar in de “Beefeater” Tudorstijl. Oordeel zelf. De Lonely Planet spreekt overigens weer van Edwardian style. Wie spreekt hierover het ware woord?

Dunedin is een merkwaardige en interessante stad. Gebouwd rondom de baai die Otago Harbour heet. Ik las in Keith Richard’s  autobiografie “Life” dat hij D. verreweg de saaiste stad ter wereld vond, maar dat is niet terecht. Het heeft de oudste universiteit van NZ en is Schotser dan Schotland. Ik dacht zelfs een man in een kilt te zien lopen. Er is een werkelijk prachtig museum “Toitu Otego” ofwel het Settlers Museum, net zoals het Te Papa museum in Wellington gratis! Iedereen moet kennis kunnen nemen van de struggle for life die de aartsvaders van dit gebied hebben doorgemaakt. Maar ook hier veel ruimte voor de Maori en – opvallend – een aantal stambomen van de eerste families waarin gemengde huwelijken voorkwamen. Wel altijd een blanke man met een Maori vrouw. Omgekeerd kwam blijkbaar (toen) niet voor of was toch onaanvaardbaar.  Een prachtig onderdeel vond ik de portrettenkamer waarin allerlei settlers zijn afgebeeld. Op grote digitale schermen kun je vervolgens aan de hand van elk portret wat te weten komen over zijn of haar levensgeschiedenis. De meesten kwamen rond 1840 met het schip de Philip Laing hier naar toe om in deze uithoek van de wereld, waarschijnlijk verteerd door heimwee naar de Schotse hooglanden, een nieuw Edinburgh te bouwen. De goldrush van na 1860 maakte D. zo welvarend dat het korte tijd de belangrijkste handelsstad van NZ werd. De vele voor die tijd imposante gebouwen die nu nog resten getuigen ervan.
Wat ons wel opvalt (overigens lang niet alleen hier, maar hier sterker) is dat de vormgeving en inrichting van winkels volstrekt is blijven steken in de jaren zestig. Hierbij een voorbeeld van een kledingzaak waar mijn moeder de breiwol haalde voor mijn eerste schooltrui (blauw met gele streep over de borst).

 Je krijgt hier inderdaad de indruk dat de Kiwi na hun forse bijdragen aan de twee grote wereldoorlogen het hele wereldgebeuren een beetje aan zich voorbij hebben laten gaan. Waar ze niet slechter van zijn geworden; ik had het eerder al over de ongelooflijke vriendelijkheid en voorkomendheid van iedereen (of begin ik inderdaad echt een ouwe lul te worden dat mij dit opvalt?)
We bezoeken twee neo-gotische kerken op een steenworp afstand van elkaar (er schijnen hier enkele twisten tussen de Presbyteriaanse en de Anglicaanse kerk te hebben gespeeld). De Presbyterianen zijn toen verkast naar wat toen een buitenwijk was. In de kerk in het centrum wordt op een hypermodern vormgegeven orgel net een concert  gegeven waarvan we net nog “Toccata from symphonie no. 5” van Charles-Marie Widor meekrijgen, aldus het programma. De dreunen waarmee dit stuk eindigt beschouw ik als de klinkende eindtonen van deze formidabele reis, ook al hebben we nog het een en ander te doen hier. Bijvoorbeeld een bezoek aan de chocoladefabriek van Cadbury, midden in de stad gelegen. Aan een herinrichting van stadscentra zijn ze in NZ nog nergens toe gekomen; waarom ook. Het is een prachtig bouwwerk waarin, zo lezen wij, inspraak van werknemers werd geregeld  in zogenaamde “meeting  committees”. Daarin overlegden werkers met de fabrieksleiding over verbeteringen in het productieproces. En dat in 1917, nog voor of misschien wel tijdens de Russische revolutie. Een bezoek kost echter 20 dollar per persoon. Dat vinden we nou toch weer een echte kapitalistenstreek en we laten de fabriek voor wat íe is, niet na enkele Cadbury repen te hebben gekocht, want de cacaolucht maar erg hongerig.
En dan moeten we nog naar het bouwwerk wat het Schotse karakter van deze stad helemaal bezegelt: Larnach Castle op het Otago Peninsula; het schiereiland dat vanuit D. de Pacific insteekt. Als we daarheen rijden is het weer inmiddels helemaal omgeslagen en krijgen we voor het eerst sinds die bewolkte dag in Auckland REGEN! De buitentemperatuur zakt volgens de thermometer in onze auto naar 9 graden; voor het eerst deze vakantie hebben we het steenkoud.

 Het kasteel is eigenlijk meer een groot uitgevallen landhuis dat minder Schots oogt dan ik had verwacht. Dat komt misschien ook door de weelderige tuinen die er rondom zijn aangelegd; een Schots kasteel moet op ruige, kale rotsen staan (denk ik, ik ben nooit in Schotland geweest).

 H. ontdekt de macro-knop op haar fototoestel en maakt onwaarschijnlijk mooie foto’s van allerlei planten en bloemen (helaas heb ik de software van haar kiekkast niet op mijn laptop en kan ik die kunstwerkjes hier niet tonen). Het wordt steeds miezeriger over de hoge rug van het penininsula met dramatische uitkijkjes over de schuimende Pacific. Op de radio hebben we een dramatische opera opstaan. Normaal zou die meteen af gaan maar bij dit schouwspel hoort die muziek. We zijn op weg naar de enige plek ter wereld waar albatrossen op het vaste land bivakkeren (kennis uit de reisgids, wij zijn geen albatroskenners). In de donker samenpakkende wolken en regenflarden ontwaren we de hoge heuvel aan het eind van de lange route over het peninsula waar de beesten met een spanwijdte van drie meter te zien zullen zijn met hun jongen. Het albatroscentrum is op dat tijdstip (7.00 pm) al gesloten. We kunnen in een stevige wind de tocht naar de krijtrots waar ze zitten wel wandelen, maar daar aangekomen blijken alle albatrossen besloten te hebben met dit winderige, regenachtige weer maar eens een stevige zeevlucht te gaan maken, er is geen albatros te zien. Meeuwen wel, maar die kennen we al van Zoutelande. We duiken weer  snel de veilige, warme auto in en rijden de tocht langs de rand van het schiereiland terug. H. krijgt het op haar foto-heupen en wil bij elk enigszins schilderachtig aandoend tafereel de auto uit. Zo gezegd, zo gedaan. Euforisch stort ze zich op een aantal vierkante visnetten met gekleurde boeien; van ouderdom uiteen vallend botenhuisjes en regenachtige vergezichten. Ik schiet er ook behoorlijk op los maar als we de foto’s met elkaar vergelijken zijn die van haar telkens kunstwerkjes en die van mij gewone vakantiekiekjes. Het kunstenaarschap verloochent zich niet. Ik draai alsmaar soepele bochten langs de Ontage Harbour. Mark Knopfler’s cd Privateering klinkt mooier dan ooit.

2 opmerkingen:

  1. Grappig Tjeu wat een déja vu als je het hebt over de plek waar jullie de albatrossen poogden te zien. Precies hetzelfde overkwam ons daar en ook wij hadden toen slecht weer. Misschien is het inherent aan de plek?
    Maar mooie plaatjes zullen jullie er vast hebben kunnen schieten. Ik ben benieuwd naar het album van Hanneke straks. Dat wordt nog heel lang nagenieten hoor.
    Hier begint de zon te schijnen, eindelijk na al die kou en Ab en ik gaan zowaar straks de tuin in.
    Ik zal de stukjes straks gaan missen, maar aangezien jij Tjeu toch alle tijd hebt en zo maar weer eens het plan op kan vatten om te gaan fietsen waar dan ook in de wereld, ga ik je vast en zeker ook weer volgen. Voor deze laatste dagen wens ik jullie natuurlijk nog heel veel plezier en vooral nog ff flink wat zon. Een heel veilige reis terug natuurlijk. Veel liefs en dank voor jullie mooie verslag. Ik volg jullie tot het laatst.
    Veel liefs voor jullie twee. xx Lot

    BeantwoordenVerwijderen