Totaal aantal pageviews

donderdag 28 augustus 2014

Manuel I levert een carnaval aan bouwstijlen

Dag 10: Tomar
Er zijn van die dagen dat alles op zijn plek valt. Dit is er zo een. We tutteren eindeloos op de sfeervolle camping, waarna we onder de stralende zon (altijd maar weer die blauwe lucht boven ons) een wandeling maken in de heerlijke schaduwen van de smalle straatjes van Tomar. Het café op het prachtige stadsplein voor het witte stadhuis schenkt de beste koffie in de wereld. Boven het stadhuis, omgeven door knalgroene pijnbomen, ligt het slot waar we vandaag naar toe gaan. Bovengekomen kopen we een zak overrijpe, zoete donkerpaarse en helgroene vijgen en van het sap druipende reuze-nectarinen. We betalen daar maar liefst 4(!) euro voor, maar de manier waarop de oude verkoopster ons flest (ze stopt gewoon van alles in een plastic zak zonder ons wat te vragen) is zo leuk dat we het prima vinden. In de schaduw genieten we van al het lekkers dat in Portugal aan de bomen groeit. En dan gaan we dus door de dikke muren van het Convent van Christus heen, we worden begroet met een zwarte stalen vlag bovenop een vierkante, roverstoren, tot zover weinig christelijks dus. Bij de entree blijkt dat gepensioneerden voor de helft van de prijs binnen mogen. H. liegt dus dit ik gepensioneerd ben maar het liegen gaat haar slecht af: ‘he’s seventy five, zegt ze tegen de man achter de kassa, die mij met de nodige argwaan gadeslaat, allicht ik oog als 35!
De strijd tegen de Moren (tegen de Islam dus) domineert de hele oude geschiedenis van Portugal. Rond het eind van de 15e eeuw loopt de grens van het door de christenen veroverde gebied ergens in het midden van Portugal; ter hoogte van Tomar. Daar bouwt de kleinzoon van de in Batalha opgebaard liggende João I, Manuel I, rondom een oude kerk een immens complex van 4 kloosters dat fungeert als uitvalsbasis van de orde van de Tempeliers, de om hun drankzucht zo bekend staande ridders die de eeuwen daarvoor de kruistochten organiseerden. Vanwege een teveel aan macht wordt de orde in de  14e eeuw overal verboden, behalve in Portugal. Als symbool van de Christuskerk in Jeruzalem bouwt Manuel I in Tomar een ronde kerk die op het gebied van pracht en praal alles zou moeten slaan. Het geld komt Portugal met bakken binnen, want Vasco di Gama is begonnen met het ontdekken en uitmelken van centraal Azië. Die pracht en praal is gelukt; de aanblik van de zeszuilige cirkel midden in de ronde kerk, waaromheen de beste schilders aan het werk werden gezet is overweldigend. Mede dankzij de Europese Gemeenschap staat 600 jaar later het geheel er nog even kleurrijk bij als toen.
Niet voor niets staat het complex op de Unesco werelderfgoedlijst. Van buiten denk je aanvankelijk met een vrij primitief middeleeuws ridderkasteel  van doen te hebben, maar als je eenmaal binnen bent val je van de ene verbazing in de andere. Allerlei bouwstijlen zijn hier tot één geheel samengebracht. Zo is er de kerk in de zogenaamde laat gothische, Manuelaanse stijl, met een wereldberoemd raam,


gekenmerkt door een lijst van in steen uitgevoerde geknoopte scheeptstouwen, bloemmotieven en nog heel veel meer; een stijl je gerust ‘kermisachtig’ kunt noemen. Pal naast die drukke bedoening bedacht een opvolger van Manuel een klooster in strakke renaissancestijl. Voeg daarbij de overal terugkomende azuleios met de van de Moren geleende geometrische vormen en je krijgt een ratjetoe aan stijlopvattingen boven op en tegen elkaar die je nergens anders aantreft. Mooi is wellicht anders, maar indrukwekkend is het wel.


Helemaal verzadigd brengen we nog wat uren door aan de rand van het zwembad op de camping totdat de vliegen ons daar weg jagen. Terug naar Tomar zoeken we de het volgens de campingeigenaren beste restaurant op. Maar dat blijkt in dit geval vooral de hoeveelheden te betreffen die wij krijgen voorgeschoteld. Van onze schotels gaat allebei de helft aan de daarop opgestapelde hoeveelheden kip en zwart varken retour.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten