We zijn alweer twee wandelingen verder. Gisteren was het
echt afzien tijdens een tocht die getooid was met de verleidelijke, misleidende
naam: “tocht door het sprookjesbos”. Eerst moesten we een hoogte van ik schat
een vierhonderd meter overwinnen in nauwelijks een kilometer, precies een
stijgingsgraad van 40 %, in normaal Nederlands: een trap, en dan niet zo een
met keurige treden maar willekeurig neergedonderde rotsen. Het gezelschap dat
voor het merendeel bestond uit lieden van mijn leeftijd pufte en gromde dat het
een aard had. Gelukkig ging het daarna enigszins rustiger door het beloofde
sprookjesachtige nevelbos, inderdaad fraai. Zeker als je een Vlaamse gids hebt
die regelmatig uitweidt over de vegetatie ter plekke. Zo leerde ik dat de
Gagelboom de grondstoffen levert voor de productie van bier, vergelijkbaar met
hop. Dat de eetbare laurier zich van de giftige onderscheidt door minuscule
bruine puntjes aan de onderkant van het blad en dat zwart gras wordt gekenmerkt
door witte bloempjes. Ratten worden high van de voor ons giftige, vuurrode
laurierbladen . Ze klimmen dan soms als gekken in bomen en vallen daar dan weer
uit. Een fraai exemplaar met gebroken nekje versierde ons doorgangspad. In San
Bartelomeo dronken we wat in een barretje bij het kerkje voordat een heldhaftig
gezelschapje waaronder Jasmijn en ik koos voorde zware route de kloof in en
weer uit. De rest, vrijwel alle vrouwen met het enigszins opgeluchte partners,
kozen voor de slappe makkelijke route rechtstreeks naar beneden. Nou, we hebben
het geweten, het was meer dan pittig. Op een of twee wat oudere mannen na,
eindigde ik de afdaling als laatste. Toen ik even trots wilde vaststellen dat
ik van het gezelschap toch zeker de oudste was bleken er twee lieden nog veel
ouder dan ik, de oudste zelfs 72. Enigszins beschaamd incasseerde ik de wat
geringschattende lachjes van deze helden.
Vandaag zijn we wederom met de bus een deel van hetzelfde
gezelschap als gisteren, afgereisd naar de zuidelijkste punt van “Isla Bonita”
La Palma waar de vulkaan Sint Antonio hebben is bezocht en we urenlang hebben
rond gestapt in de stoffige zwarte aslaag die de gehele zuidelijke punt bedekt.
Imposante lavamassa’s herinneren aan de laatste uitbarsting die nog maar in 1971
heeft plaats gevonden. Onze vrolijke Vlaamse gids geeft honderden
wetenswaardigheden over het gebied en weet zonder enig probleem alle
uitbarstingen van de laatste vijfhonderd jaar te geven met daarbij dde precieze
duur van alle uitbarstingen. Die worden steeds korter, geen reden dus om op dit
moment een grote uitbarsting te verwachten, zo verzekert hij ons
geruststellend. We komen bij een rots waar behalve plantjes die nergens anders
ter wereld voorkomen tientallen hagedissen en gekko’s heen en weer schieten. Een
gaat er vandaar met een stukje banaan. Bananen komen in dit gebied op de
zuidelijke hellingen veel voor, allemaal
onder daken van doek en plastic. Niet fraai maar wel effectief. La Palma levert
van alle Canarische eilanden de meeste bananen, die grotendeels naar Spanje
gaan. Ook wijnbouw komt veel voor, zo zien veel vlak tegen de kust aan liggende
wijngaarden die het blijkbaar uitstekend doen op deze vulkanische bodem. “Nou
dat valt tegen” weet onze Vlaamse gids; “voor elke plant is er eerst een gaatje
geboord van vijf meter diep, om de wortels de kans te geven in de aarde onder het
vulkanische gruis.” En dan te bedenken dat de wijnhandel is ingestort onder het
geweld van Australiƫ en Chili en dat alleen nog maar voor lokale consumptie
wordt geproduceerd. “Dus wijnvelden verwaarlozen of meer wijn drinken”, merkt
iemand op. De Palmezen lijken voor de laatste optie te kiezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten