Weer een staalblauwe hemel. Volgens de weerberichten op het
net wel de allerlaatste. Morgen begint het te regenen en dat blijf zo vier
dagen. Ik verlaat de camping met de slechtste douches en kom wederom langs zo’n
typisch getrapt Frans kanaal te rijden; om de paar honderd meter stijgt of
daalt het waterniveau een paar meter. Als wij als Hollanders denken dat het een
typisch Nederlands gezicht is, twee verschillende waterniveau’s naast elkaar,
dan bewijst een meertje langs het kanaal het tegenovergestelde; de Fransen
beheersen de kunst van de waterhuishouding net zo goed als de kikkerlanders;
weer een illusie naar de kloten.
Onderweg kom ik een rijdende bakker tegen; snel even een
vleesbroodje gekocht. Dat blijkt later mijn redding te zijn; op de rit van in
totaal 114 kilometer door louter boerenland en dito dorpjes tref ik nergens
meer een winkel of een cafeetje aan. Mijn bidon raakt steeds sneller leeg op de
alsmaar opdoemende heuvelruggen, zodat ik dan maar voor hun deur of in hun
tuintjes werkende Fransen aanspreek. Zo krijg ik toch drie of vier volle bidons
aangereikt. Het laatste stuk naar Metz, waar ik vanwege het te verwachten slechte
weer beslist wil arriveren, is ongelooflijk zwaar. Ik kom de heuvels bijna niet
meer op en besluit dat dit wat mij betreft de laatste fietsvakantie geweest is.
Ik kan dit niet meer opbrengen en mijn fiets werkt ook al niet mee; ik trap een
paar keer door de ketting. Als nu niet alleen het baasje maar ook de mechaniek
het laat afweten is het helemaal finito natuurlijk! Eindelijk kom ik dan toch in
Metz, waar ik op de gouden M afstorm; ik mag dan vaak afgeven op McDonalds, als
de nood aan de man is ben ik maar wat blij mee. Ik bestel een McFlurry en een
grote beker cola. Zelden heeft het me beter gesmaakt. De ingang van de camping
(keurig aangegeven op mijn GPS) weet ik maar niet te vinden; ik moet wel een
keer of drie nieuwe wegen inslaan om hem tenslotte, pal langs de Moezel, hier
Moselle genaamd, te vinden. Ik ben zo moe dat ik mijn tentje onmiddellijk op
het eerste stukje van de gigantische camping neerzet, naar spoedig blijkt
temidden van een gezelschap rumoerig Roemenen. Nieuwsgierig komen jongetjes
informeren uit welk land ik kom. Ondertussen lopen hun oudere broers aanhoudend
hardop tetterend te telefoneren. In de
toiletten doen ze onduidelijke dingen. Als ik binnenkom duiken ze weg in de
ple-hokjes. Dat wordt goed oppassen op mijn spulletjes zegt mijn vol
vooroordelen opgetaste mindset. Ik verslind een bord frites met een enorme
halve kip en slaap daarna in als een
blok. Ik word ’s nachts niet vermoord door de Roemenen.
Ja, je wordt een oude man... Ook maar met fietspensioen dan...
BeantwoordenVerwijderen