H. blijkt definitief geveld. Ze wordt ’s ochtends wakker
met een kokend hoofd en misselijk gevoel. Als snel gaat dat over in een race
naar de toiletpot. We kunnen haar vandaag gevoeglijk van het reisgezelschap
afboeken. Ik blijf in de boottocht naar Venetië dus als enige over. Ineens
realiseer ik me dat dit een jaar of vier op dezelfde plaats ook al eens is
gebeurd. Toen was H. niet ziek maar zo teleurgesteld over de diefstal van haar
camera de dag ervoor, dat ze een dag op de camping bleef om te “zoeken”. Vruchteloos natuurlijk. Maar goed, andermaal
maak ik allenig de overtocht van Lido di Jesolo in naar de dogenstad. Ineen
valt me de gelijkenis op tussen het profiel van Venetië en dat van Amsterdam,
krek eender, als je de details wegdenkt. Ik besluit in de hitte toch nog even
naar het San Marcoplein te lopen en van daaruit binnendoor op eigen gevoel,
zonder plattegrond, de weg te vinden. Ik
als metropolist moet dat toch zonder meer kunnen. Dat blijkt! Op een gegeven
moment sta ik totaal onverwacht weer aan de zeezijde van Venedig, maar dan wel
op een heel andere plek dan waar de schepen aanlanden. Ik blijk in het noord
oosten van de vissenstaart van Venetië (zie een kaart op internet) te zijn
aanbeland. Tot mijn geluk staat er plots ergens een verwijsbord naar een
kaartjesverkooppunt van de Biennale, dat betekent dan ik dan toch niet ver van
het “Arsenale” terecht ben gekomen. Aldaar wijzen ze me op de enige
mogelijkheid om nog bij de “Giardini”
terecht te komen, alwaar ik vandaag aan de Biennale wil beginnen: met de
busboot. Die komt inderdaad op een gegeven moment aanvaren en neemt me helemaal
om de noordflank heen terug naar de entree van de Giardini. Kortom, je kunt zo
fout niet lopen of er is altijd wel weer een mouw aan te passen. Juist die
wetenschap brengt mij er vaak toe gewoon, zonder plattegrond, puur op gevoel
een stad te “doen”. Loopt uiteindelijk altijd goed af. Maar ik geef toe, zoiets
kun je beter in je eentje doen dan met een partner, die gaat natuurlijk klagen
op zulke momenten. Enfin, ik kom dus uiteindelijk, met een uurtje vertraging toch
bij de Giardini aan. Het is niet echt
druk op deze bloedhete middag, ook al liggen de Giardini heerlijk onder het
lover verscholen. Eerst maar naar het Nederlandse paviljoen waar de kunsten van
Hendrik de Vries, de 83 jarige natuurvorser, worden vertoond: ingelijste
struiken en cirkels van zaden. Terwijl ik het eerder in Schiedam allemaal maar
zo zo vond, moet ik nu toegeven dat het hier er toch wel prachtig uitziet.
Herman de Vries weet op een schitterende manier mensen opnieuw te confronteren
met de schoonheid van de natuur. Vooral voor diegenen die er nooit op
uittrekken wellicht een nuttige tussenfase, de kunst als wegbereider op de
‘echte’ natuur. Maar meer nog laat De Vries je de schoonheid van de vierkante m
eter in de natuur zien. Misschien loop je daar in het echt wat te makkelijk aan
voorbij.Het Franse paviljoen kiest een andere weg om hetzelfde te bereiken: een
sponsenvloer om heerlijk op de gaan liggen luisteren naar vage geluiden terwijl
de boom in het centrum bij nader inzien blijkt te bewegen en helemaal niet
nagelvast in de grond te staan: opnieuw de kunst als ontsluiter van de natuur.
In het Noorse paviljoen zijn de ruiten er letterlijk met kracht uitgeslagen om
de drie boomstronken die dwars door het dak heen groeien goed te kunnen beleven.
Japan tracteert ons op een web van rode draden waaraan duizenden antieke
sleutels hangen te bungelen: wederom een ontsluiting van de natuur, in dit
geval het firmament. Duitsland is wat mij betreft de weg helemaal kwijt met een
op bioscoopformaat gepresenteerde techno videoclip van een half uur met dansers
en gloeilampen: het gaat werkelijk helemaal nergens over, terwijl de
bovenverdieping van hetzelfde paviljoen nog een poging deed om ons te
confronteren met het leven van asielzoekers in de Duitsland. Groot Brittannië
is biedt ook een bizar tafereel met enorme beelden van een oversekste
kunstenares die het leuk vind om in elke lichaamsopening beneden de tepels een
sigaret te steken. Verder katten met tieten en enorme fallussen met tieten als
testikels. Platter kan het bijna niet, de diepzinnige verhandelingen die de
kunstenaar in het uitgereikte vertoog afsteekt
ten spijt. Canada maakt in plaats van kunst er een vrolijke bende van:
bezoekers worden uitgenodigd een munt te gooien in een verdeelmachine die de
munten laat vallen tussen glasplaten met de bedoeling zo een fraaie figuur uit
te beelden. Het idee is misschien leuk, de uitwerking minder, de munten klonteren
hoog in de glasplaat samen en leiden nauwelijks tot de beoogde uitwerking. In de centrale ruimte van de Giardini vallen
mij op de in heel mooie maquettes uitgewerkte ideeën van Isa Genschken voor talloze gebouwen overal
ter wereld. Wat jammer dat het gebouw van de Deutsche Bank in Frankfurt nooit
die enorme antennes gekregen heeft die het tot reuzeninsect zouden hebben
gemaakt: klaar met een antwoord op ontwikkelingen overal ter wereld. Tenslotte
zijn er de heel kleine doodshoofden van Marlene Dumas; zo wat de enige die nog
indruk weet te maken met hele kleine twee dimensionale schilderijtjes. De
tegenwoordige kunstenaar brengt liever ellenlange verhandelingen op
bioscoopformaat dan nog eens ouderwets het penseel ter hand te nemen. Eigenlijk
jammer, zei de oude lul.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten