Vandaag in één ruk naar Wellington, een tocht van een uur of
vier. Met enige weemoed nemen we afscheid van de camping in de buurt van
Whakapapa waar we na twee nachten al helemaal vertrouwd mee zijn geworden; zo
aardig was de vrouwelijke eigenaar, zo goed het restaurant, en vooral: zo
imposant het uitzicht op Mount Doom (eigenlijk Mount Ngauruhao, maar Peter
Jacobs heeft in zijn “Ringcyclus” deze berg als zodanig gebruikt) en wat verder
de hoogste vulkaan van het noordelijk eiland, Mount Raupehu. Vlak voor het
vertrek lichten we net aangekomen Nederlanders tot in detail in over de
Tongarino Alpine Crossing die zij morgen gaan doen. De vrouwelijke helft van
het koppel gaat het doen met een kind van een jaar of drie op haar rug, ik raad
het haar af maar ze denkt het wel te kunnen. “Ik ga daar niet over, zíj draagt
het kind” zegt de man van het stel. Maar de dame in kwestie straalt veel
zelfvertrouwen uit. “Nou, veel succes, maar vergeet vooral niet dat kind enorm
warm aan te kleden met die koude wind daarboven” zeg ik nog vol meelevendheid.
Zullen ze doen.
Wij dus naar Wellington alwaar we na een autorit zonder
wetenswaardigheden rond een uur of vier aan komen. Op ons gemak de tent opgezet
naast een Engelsman en rond een uur of zes met een treintje vanuit een
voorstadje naar W. Onze eerste kennismaking is niet meteen van Joepie! Het
waait er inderdaad heel stevig, zoals in elke reisgids wordt verteld en het is er
eigenlijk best fris. Op zondagavond is het centrum uitgestorven, dus we
wandelen min of meer door een spookstad. We kunnen de in de Lonely Planet
aangegeven wandeling slecht vinden en het helpt ook niet dat Mister Bean bij deze
gelegenheid alleen zijn zonne-leesbril heeft meegenomen; probeer dan in het
invallende duister de kleine kaartjes van de L.Pl. maar eens te bestuderen.
Hanneke neemt het heft dus in handen en zo loopt deze hopman wat willoos achter
haar aan door de stad, geheel in strijd
met mijn natuur. Maar we komen uiteindelijk, na een wandeling langs het
havenfront met fraaie houtenbrug met Maori houtsculpures in de taal van
hedendaagse kunst naar dé uitgaansstraat van W.; de Cubastreet. In een
sfeervolle Engels aandoende pub drinken we een Nieuw Zeelandse stout (Hanneke
zit tegenwoordig ook aan het bier!) terwijl de plaatselijke troubadour “Let her
go” inzet, het nummer dat ik net voor de vakantie nog heb horen vertolken door
Jules Deelder in een muziekfilm over de door naar hem genoemde band “de
Deeldeliers”. Toch wel weer heel toevallig; net of ik als Rotterdammer zeer
persoonlijk welkom wordt geheten in Wellington; althans zo leg ik het uit. Op
de terugweg treffen we het; bij een stoplicht staat een bus die ook die kant op
moet. We kloppen op de voorruit en de vriendelijke buschauffeur doet de deur
voor ons open. Op het station zelf is alles uitgestorven, daarmee vergeleken is
het station Roosendaal op hetzelfde tijdstip een bruisend carnaval. Benieuwd
hoe Wellington er op een maandagmorgen uit zal zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten