Een korte route brengt ons vanaf de kleine pal aan zee
gelegen camping bij Kina naar de ingang tot het Abel Tasman natuurpark, helemaal
in de kop van het zuidelijk eiland. Als we in Manahau aankomen lijken we het
eind van de wereld bereikt te hebben. Voor ons golft het helderblauwe water van
de Tasmanbaai, daarin staan her en der tractors met achter zich opgestapelde
kayaks op zandbanken in de golven. Een kayakverhuurbedrijf is snel gevonden. We
kunnen nog net op tijd aansluiten bij de laatste groep die vandaag op
vertrekken staat. Als we dat hadden geweten hadden we die bergachtige tocht
aanzienlijk meer gestrest gedaan dan nu het geval was. Maar goed, we wurmen ons
in een reddingsvest en in een soort schort die nauw om de opening van de
knalrode kayak sluit en krijgen enkele aanwijzingen hoe met die vaartuigen om
te gaan. Dan worden we met een man of tien in een bakje achter de tractor
geladen en rijden we met de trailer met boten er op de branding in naar de
zandbank voor de kust. Daar duiken we de golven in en hebben we ons, zoals het
een frequent gebruiker van de roeimachine in de sportschool in Rotterdam
betaamt, al snel los gemaakt van het
gezelschap. Een klein uurtje later liggen we heerlijk op een van de vele gouden zandstrandjes die het Abel Tasmanpark
telt en die ertoe hebben geleid dat deze omgeving The Golden Bay heet. Aangekomen bij het strandje probeer ik alsof het mijn dagelijkse activiteit is lenig uit de boot te wippen. Ik verlies mijn evenwicht en flikker in het zicht van twee andere zonaanbidders op het strandje languit achterover in het blauwe water. In de allerlaatste meter toch nog een nat pak! Ik zwem wat rondjes
terwijl Hanneke ligt te bakken. Het is de zoveelste dag dat het mooi weer is;
slechts één dag hadden we bewolkt weer en regen tot nu toe, juist de dag dat we
samen met Jas en Lars optrokken in Auckland. Gaan we het record van Canada met
één regendag in een hele maand evenaren? Het heeft er alle schijn van. Als dít niet het Zwitserleven gevoel is, dan weet ik het niet meer.
We peddelen door naar een eiland voor de kust waar een
bordje in het zand ons er op attendeert dat we hadden moeten controleren of er
zich aan boord van onze boot wellicht muizen of ratten bevinden. Die beesten
(the “pests”) zijn nl. op last van de Kiwi overheid allemaal van dit eiland
verwijderd zodat allerlei bedreigde diersoorten hier in alle rust kunnen
floreren. Nou, ik geloof niet dat we een muis of rat aan boord hebben. We horen
tussen de bomen op de rotsen de meest merkwaardige vogelgeluiden. Vreemd zangerige
korte klanken die om en om herhaald worden; en ratelende krekels die niet
alleen zigzaggen maar ook een soort drumgeluidje voortbrengen.
We peddelen om
het eiland heen en staan oog in oog met
merkwaardige vogels die als een soort pinguïns op de rotsen de wacht houden; ze
hebben echter te lange nekken om pinguïns te kunnen zijn. De beloofde zeehonden
krijgen we niet te zien. Op de terugweg doen we nog een eiland aan en verbazen
ons over de blauwe kleur van het heldere water. Zijn het de algen, is het de
bodem? We weten het niet.
Daarna gaan we naar Takaka, zo’n beetje het uiterste plaatsje dat je in het
noordwesten van het zuidelijk eiland kunt bereiken. In een opvallend gezellig
dorpje eten we in een restaurant dat is genoemd naar een nummer van Frank
Zappa: ”The Dangerous Kitchen”. Weer valt ons de hele dag op hoe vriendelijk
iedereen is; desinteresse of een “weet ik veel” houding is bij de Kiwi’s
onbekend. In een nóg kleiner plaatsje luisterend naar de grappige naam Motopipi
vinden we een uitstekende camping. Dat wordt een diepe slaap vanavond; Hanneke
voelt de peddeltocht stevig in haar schouders.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten