Woensdag 30 oktober
We gaan opnieuw naar het Tienanmin plein. Dit keer mogen we
er wel op. Het is weer een zonnige dag, wederom weinig te merken van de smog.
Misschien was die eerste dag bij nader inzien toch gewoon een mistige dag,
zoals wij die ook wel eens hebben.
Het plein is zo groot als uit alle afbeeldingen blijkt. Er
lopen veel mensen rond met een bruinverbrand gezicht, een teken dat het veelal
toeristen zijn uit het onmetelijke platteland van China. Die ogen toch anders
dan de modieuze types uit de grote stad. Ik had gehoopt op een bezoek aan de
Grote Zaal van het Volk waar 10.000 afgevaardigden in kunnen, maar helaas, er
staan allemaal hekken voor. Net zoals voor het mausoleum van de Grote
Roerganger. Waarschijnlijk zijn dat de
naweeën van de Oeigoerse aanslag van enkele dagen geleden. We komen in ieder
geval nergens binnen. Wel aan de overkant, met de stroom mensen mee, onder het
portret van Mao door, naar de Verboden Stad.
Voordat je bij de eigenlijke Verboden stadspoort bent ben je
al twee muren gepasseerd en zeker een kilometer verder. Daarna ontrolt zich een
schouwspel dat we allemaal al kennen uit de film van Bertolucci, “The last
emperor”. Tempelhal na tempelhal, hoe fraai versierd ook; op het eerste gezicht
telkens hetzelfde, alleen de omvang neemt toe naar mate we meer achter in het enorme complex komen. In elke hal
staat in het midden een afzichtelijke troon. Wat moet die keizer zich vroeger
ellendig en alleen hebben gevoeld. Eentje heeft ooit de inscriptie achter zijn
troon laten aanbrengen: “Doing nothing”. De keizers leidden in deze ommuurde
omgeving eigenlijk een ontzettend geïsoleerd bestaan. De tuin aan het eind is gelet op de rest van het complex lullig klein en zal de behoefte aan een verblijf in de vrije natuur niet hebben
gestild. In de laatste gebouwen zaten de ministers, de eigenlijke machthebbers
die de keizer vanzelfsprekend precies influisterden wat hij wilde horen. Wie de
toorn van de keizer opriep werd onthoofd, het was dus een kwestie van behoedzaam
opereren voor de diplomaten.
In 1912 kreeg, zoals de film van Bertolucci ons leert, de
laatste keizer van Sun Yat Sen de wacht aangezegd. Na de tweede wereldoorlog
wist de slimme Zhou En Lai, nadat het complex als een wonder aan het geweld van
de Japans Chinese oorlog tussen 1934 en 1940 was ontsnapt, de Rode
Gardisten ervan te weerhouden om het hele complex plat te branden; heel
in de verte hoorde hij al het getinkel van de Yankee Dollar.
En het moet gezegd, als je al die toeristen wegdenkt blijft
een prachtig, harmonisch vormgegeven complex van gebouwen en pleinen over. De
mens staat niet centraal, elke afbeelding van een mens ontbreekt. De fictieve
draak zie je overal, evenals andere fantasiefiguren, maar een afbeelding, zelfs
van de keizer, ontbreekt waar dan ook. In die zin zijn er overeenkomsten met de
formele vormgeving van de Islam. Maar een verwijzing naar welke godsdienst dan
ook ontbreekt ook. Het complex kent, voor zover ik kan nagaan, geen gebouwen
met een religieuze betekenis. Die vind je wel in andere complexen, waar de
keizer bad om een goede oogst en goed weer.
Om het gehele complex goed te bekijken heb je eigenlijk een
volle dag nodig, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik na drie uur
sloffen bek af ben. Jur heeft het eigenlijk van meet af aan al gehad, hij heeft
het in het geheel niet op dergelijke massaal bezochte attracties. En natuurlijk
denkt hij ook weer het zijne van mijn eindeloze gefotografeer; ik heb weer een
stevig pak ansichtkaarten in mijn Kodakje opgeslagen.
Omdat het pas half vier is hebben we nog tijd genoeg om naar
het gebouw van Rem Koolhaas te gaan, dat hij heeft ontworpen voor de Chinese radio en tv.
Helaas blijkt er een metrostation opgeheven of gewoonweg niet te zijn en moeten
we stevig doorlopen naar het volgende. Ik begin nu toch echt heel moe te
worden. Maar we zetten door.
De schepping van Koolhaas blijkt in werkelijkheid nog veel
spectaculairder dan we op de foto’s reeds vermoedden. Het wordt me nu duidelijk
waarom het gebouw van de Beijingers de naam “de onderbroek” heeft gekregen.
Vanuit een bepaald perspectief is het inderdaad de wat rafelige onderkant van
een zittende figuur met de benen wijd. Hulde aan de autoriteiten van Beijing
dat ze dit project hebben aangedurfd. Het slaat alle andere architecturale
scheppingen die we zagen (en dat waren er heel veel) met straatlengten. Dit is
nu echt een gebouw met een hoge “Wow-factor”. Het valt ook op hoeveel Chinezen
het gebouw vastleggen. Bijzonder gedurfd
is de bijna achteloze wijze waarop Koolhaas op het gebouw een bepaald niet
regelmatige verlopend ruitjespatroon heeft aangebracht. Het lijkt of een vlotte
schets uit de losse pols is vastgelegd in duizenden tonnen staal, beton en glas.
Dat noem ik nou eens lef hebben, zowel van de kant van de schepper als van de
opdrachtgever.
Helaas is ook dit gebouw weer omgeven met een hoog, puntig
hek en talloze camera’s. Revolutionaire groeperingen hebben het altijd eerst
voorzien op de tv studio's niet waar? Nou, die komen er hier in de schepping
van Rem echt niet in. Maar had hij als aanhanger van westerse vrijheden
niet moeten bepleiten dat het gebouw op een of andere manier publiek
toegankelijk zou zijn? De grote Rem Koolhaas (door Jur consequent Brake Cabbage
Hare genoemd) is even dienstbaar geweest aan zijn opdrachtgever als elke
doodnormale architect. Laat dat even worden vastgesteld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten