Dag 5: Van Lamego naar Covilhã
Vandaag rijden we door een steeds bergachtiger landschap
naar de wolstad Covilhã. Daarvoor moeten we hoogste berg van Portugal over, de
Serra Estrela met het weerstation Torre als hoogste punt (1995 meter). Maar
voordat het zo ver is proberen we eerst het oudste Cisterciënzer klooster van
Portugal te bezoeken, al was het maar omdat de moeder van H. zo dweepte met de
Cisterciënzers; een van de oudste kloosterorden in Europa die vooral
landbouwtechnieken verspreidden. Zo zouden zij de wijncultuur naar Portugal hebben gebracht; goed bezig dus, die
Cisterciënsers. Maar hoe we ook zoeken in Tarouca en omgeving, waar het zich
zou moeten bevinden, we vinden niks, geen aanduiding, geen klooster, niks,
niks, niks. Dus dan maar richting Torre. We gaan door een steeds boomlozer
landschap en kijken terug op het steeds verder onder ons wegzakkende landschap
van noord Portugal. Hoe verder we komen, hoe kaler en rotsachtiger het
landschap; bij elke haarpin lijkt een nieuwe, steeds grotere hunebed te zijn
weggelegd. Vergeleken met deze berg is de Mont Ventoux een molshoopje! Enorme
rotsblokken liggen op elkaar gestapeld alsof het keitjes zijn; eeuwenoude
kunstwerken van moeder natuur zelve, daar neergeschoven door voorbijkomende
gletsjers in de verschillende ijstijden.
We passeren enkele stuwmeren achter muren,
die langs de weg oprijzen, alsof ter plekke de wereld is afgesloten.Aan de andere kant van die muren ontdekken we de staalblauwe stille wateren, waarbij de muren en de daarop geplaatste doorlaatgebouwtjes heel futuristisch aandoen te midden van al die rotspartijen; een ruimtestation op een andere planeet (maar dan wel met water voor de deur).
We wandelen wat rond op de bergtop bij Torre, waarbij blijkt
dat iedere bezoeker zijn eigen kunstwerkje heeft gemaakt, de bergtop lijkt
bezaaid met stenen drollen. De mijne is toch weer net iets anders dan alle
anderen, op mijn steenhoop prijkt een wat scheef staande fles, die ik ergens
vind: mijn ode aan de Portugese wijnen.
Weer naar beneden roetsjend vinden we vlak bij Covilhã vrij
gemakkelijk een camping met geen centimetertje schaduw en keiharde grond waar
ik de haringen maar enkele centimeters in krijg. De camping is helemaal voor
ons alleen, niet gezellig dus, maar wel met heel mooi sanitair. Gezeten aan een
scheve picnictafel worden we snel dronken van de zojuist bezongen wijn in de
ondergaande avondzon. Zelfs op deze godverlaten plek is het leven lang niet
slecht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten