Meteen even een fout van gisteren rechtzetten. Het station
van Dunedin is inderdaad een schitterend gebouw maar volgens mij niet in
Victoriaanse stijl zoals de reisgidsen zeggen maar in de “Beefeater”
Tudorstijl. Oordeel zelf. De Lonely Planet spreekt overigens weer van Edwardian
style. Wie spreekt hierover het ware woord?
Dunedin is een merkwaardige en interessante stad. Gebouwd
rondom de baai die Otago Harbour heet. Ik las in Keith Richard’s autobiografie “Life” dat hij D. verreweg de
saaiste stad ter wereld vond, maar dat is niet terecht. Het heeft de oudste
universiteit van NZ en is Schotser dan Schotland. Ik dacht zelfs een man in een
kilt te zien lopen. Er is een werkelijk prachtig museum “Toitu Otego” ofwel het
Settlers Museum, net zoals het Te Papa museum in Wellington gratis! Iedereen
moet kennis kunnen nemen van de struggle for life die de aartsvaders van dit
gebied hebben doorgemaakt. Maar ook hier veel ruimte voor de Maori en –
opvallend – een aantal stambomen van de eerste families waarin gemengde
huwelijken voorkwamen. Wel altijd een blanke man met een Maori vrouw. Omgekeerd
kwam blijkbaar (toen) niet voor of was toch onaanvaardbaar. Een prachtig onderdeel vond ik de
portrettenkamer waarin allerlei settlers zijn afgebeeld. Op grote digitale
schermen kun je vervolgens aan de hand van elk portret wat te weten komen over
zijn of haar levensgeschiedenis. De meesten kwamen rond 1840 met het schip de
Philip Laing hier naar toe om in deze uithoek van de wereld, waarschijnlijk
verteerd door heimwee naar de Schotse hooglanden, een nieuw Edinburgh te
bouwen. De goldrush van na 1860 maakte D. zo welvarend dat het korte tijd de
belangrijkste handelsstad van NZ werd. De vele voor die tijd imposante gebouwen
die nu nog resten getuigen ervan.
Wat ons wel opvalt (overigens lang niet alleen hier, maar
hier sterker) is dat de vormgeving en inrichting van winkels volstrekt is
blijven steken in de jaren zestig. Hierbij een voorbeeld van een kledingzaak
waar mijn moeder de breiwol haalde voor mijn eerste schooltrui (blauw met gele
streep over de borst).
Je krijgt hier inderdaad de indruk dat de Kiwi na hun
forse bijdragen aan de twee grote wereldoorlogen het hele wereldgebeuren een
beetje aan zich voorbij hebben laten gaan. Waar ze niet slechter van zijn geworden;
ik had het eerder al over de ongelooflijke vriendelijkheid en voorkomendheid
van iedereen (of begin ik inderdaad echt een ouwe lul te worden dat mij dit
opvalt?)
We bezoeken twee neo-gotische kerken op een steenworp
afstand van elkaar (er schijnen hier enkele twisten tussen de Presbyteriaanse
en de Anglicaanse kerk te hebben gespeeld). De Presbyterianen zijn toen verkast
naar wat toen een buitenwijk was. In de kerk in het centrum wordt op een
hypermodern vormgegeven orgel net een concert gegeven waarvan we net nog “Toccata from
symphonie no. 5” van Charles-Marie Widor meekrijgen, aldus het programma. De
dreunen waarmee dit stuk eindigt beschouw ik als de klinkende eindtonen van
deze formidabele reis, ook al hebben we nog het een en ander te doen hier.
Bijvoorbeeld een bezoek aan de chocoladefabriek van Cadbury, midden in de stad
gelegen. Aan een herinrichting van stadscentra zijn ze in NZ nog nergens toe
gekomen; waarom ook. Het is een prachtig bouwwerk waarin, zo lezen wij,
inspraak van werknemers werd geregeld in
zogenaamde “meeting committees”. Daarin overlegden
werkers met de fabrieksleiding over verbeteringen in het productieproces. En
dat in 1917, nog voor of misschien wel tijdens de Russische revolutie. Een
bezoek kost echter 20 dollar per persoon. Dat vinden we nou toch weer een echte
kapitalistenstreek en we laten de fabriek voor wat íe is, niet na enkele
Cadbury repen te hebben gekocht, want de cacaolucht maar erg hongerig.
En dan moeten we nog naar het bouwwerk wat het Schotse
karakter van deze stad helemaal bezegelt: Larnach Castle op het Otago
Peninsula; het schiereiland dat vanuit D. de Pacific insteekt. Als we daarheen
rijden is het weer inmiddels helemaal omgeslagen en krijgen we voor het eerst
sinds die bewolkte dag in Auckland REGEN! De buitentemperatuur zakt volgens de
thermometer in onze auto naar 9 graden; voor het eerst deze vakantie hebben we
het steenkoud.
Het kasteel is eigenlijk meer een groot uitgevallen landhuis dat
minder Schots oogt dan ik had verwacht. Dat komt misschien ook door de
weelderige tuinen die er rondom zijn aangelegd; een Schots kasteel moet op
ruige, kale rotsen staan (denk ik, ik ben nooit in Schotland geweest).
H.
ontdekt de macro-knop op haar fototoestel en maakt onwaarschijnlijk mooie
foto’s van allerlei planten en bloemen (helaas heb ik de software van haar
kiekkast niet op mijn laptop en kan ik die kunstwerkjes hier niet tonen). Het
wordt steeds miezeriger over de hoge rug van het penininsula met dramatische
uitkijkjes over de schuimende Pacific. Op de radio hebben we een dramatische
opera opstaan. Normaal zou die meteen af gaan maar bij dit schouwspel hoort die
muziek. We zijn op weg naar de enige plek ter wereld waar albatrossen op het
vaste land bivakkeren (kennis uit de reisgids, wij zijn geen albatroskenners).
In de donker samenpakkende wolken en regenflarden ontwaren we de hoge heuvel
aan het eind van de lange route over het peninsula waar de beesten met een
spanwijdte van drie meter te zien zullen zijn met hun jongen. Het albatroscentrum
is op dat tijdstip (7.00 pm) al gesloten. We kunnen in een stevige wind de tocht
naar de krijtrots waar ze zitten wel wandelen, maar daar aangekomen blijken
alle albatrossen besloten te hebben met dit winderige, regenachtige weer maar
eens een stevige zeevlucht te gaan maken, er is geen albatros te zien. Meeuwen
wel, maar die kennen we al van Zoutelande. We duiken weer snel de veilige, warme auto in en rijden de
tocht langs de rand van het schiereiland terug. H. krijgt het op haar
foto-heupen en wil bij elk enigszins schilderachtig aandoend tafereel de auto
uit. Zo gezegd, zo gedaan. Euforisch stort ze zich op een aantal vierkante
visnetten met gekleurde boeien; van ouderdom uiteen vallend botenhuisjes en
regenachtige vergezichten. Ik schiet er ook behoorlijk op los maar als we de
foto’s met elkaar vergelijken zijn die van haar telkens kunstwerkjes en die van
mij gewone vakantiekiekjes. Het kunstenaarschap verloochent zich niet. Ik draai
alsmaar soepele bochten langs de Ontage Harbour. Mark Knopfler’s cd Privateering
klinkt mooier dan ooit.
Grappig Tjeu wat een déja vu als je het hebt over de plek waar jullie de albatrossen poogden te zien. Precies hetzelfde overkwam ons daar en ook wij hadden toen slecht weer. Misschien is het inherent aan de plek?
BeantwoordenVerwijderenMaar mooie plaatjes zullen jullie er vast hebben kunnen schieten. Ik ben benieuwd naar het album van Hanneke straks. Dat wordt nog heel lang nagenieten hoor.
Hier begint de zon te schijnen, eindelijk na al die kou en Ab en ik gaan zowaar straks de tuin in.
Ik zal de stukjes straks gaan missen, maar aangezien jij Tjeu toch alle tijd hebt en zo maar weer eens het plan op kan vatten om te gaan fietsen waar dan ook in de wereld, ga ik je vast en zeker ook weer volgen. Voor deze laatste dagen wens ik jullie natuurlijk nog heel veel plezier en vooral nog ff flink wat zon. Een heel veilige reis terug natuurlijk. Veel liefs en dank voor jullie mooie verslag. Ik volg jullie tot het laatst.
Veel liefs voor jullie twee. xx Lot
Lot: je bent een schattebout!
VerwijderenDikke kus en tot gauw...